Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 1999
(1999)– [tijdschrift] Queeste– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nieuwe fragmenten en een oude traditie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 7. Utrecht, Catharijneconvent BMH Sj fragm h 70, fragm. 1-5 recto (verkleind).
afhankelijk van tenminste één andere evangeliënvertaling. Bij onderzoek naar de harmonie kan dus niet voorbij worden gegaan aan andere evangeliënvertalingen. Onderzoek naar de precieze verwantschap van de vertalingen kan binnen de kaders van deze bijdrage niet worden uitgevoerd. Ik beperk me tot een eerste stap: het signaleren van de verschillende vertalingen en het dateren van de handschriften en fragmenten van vóór 1400 waarin ze zijn overgeleverd.Ga naar voetnoot3 Maar eerst iets over de nieuwe fragmenten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De fragmentenDe vijf gevonden strookjes zijn van perkament en meten respectievelijk 80×24/25 mm, 80×23/25 mm, 12/14×90 mm, 19/20×90 mm en 20/22×90 mm. De fragmenten 1 en 2 zijn uit de hoogte van het oorspronkelijke blad gesneden en versterkten de kapitalen, de fragmenten 3, 4 en 5 zijn uit de breedte gesneden en vormden de zogenaamde overlijmstroken die tussen de bindingen werden aangebracht om het scharnier te verstevigen.Ga naar voetnoot4 De laatste drie passen aan elkaar en vormen een tekstblok van 50-56 mm hoog en 90 mm breed (op deze stroken zijn resten van de prikking bewaard). Tussen fragment 1 en 2 ontbreken één of twee regels. Voordat de oorspronkelijke codex door de binder onder handen werd genomen, was deze ongeveer 170×120 mm groot. Ze had een voor de Middelnederlandse evangeliënharmonie bijzondere miseen-page, want de tekst is verdeeld over twee zeer smalle kolommen van circa 35 mm.Ga naar voetnoot5 De bewaarde tekst is door één kopiist afgeschreven in een littera textualis. Dezelfde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 8. Utrecht, Catharijneconvent BMH Sj fragm h 70, fragm. 1-5 verso (verkleind).
hand rubriceerde alle evangelistennamen, hoofdletters en paragraaftekens.Ga naar voetnoot6 In de bovenmarge van het oorspronkelijke handschrift was met rode inkt een kapittelnummering aangebracht. Op een zijde van fragment 1 is het volledig bewaard (CXXVIII), op de andere zijde vanwege afsnijding onvolledig (CXX[...]). Op basis van het schrift zijn de fragmenten in het tweede kwart van de veertiende eeuw te plaatsen (zie bijlage 2, sectie A). Er zijn Vlaamse en Brabantse dialectvormen aanwezig.Ga naar voetnoot7 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tekst en redactieDe Utrechtse fragmenten zijn afkomstig uit een codex met een Leven van Jezus in de vorm van een evangeliënharmonie. De bewaarde tekst is onderdeel van het Passieverhaal, dat ook een omvangrijke losse overlevering kent.Ga naar voetnoot8 Mogelijk bevatte het handschrift waartoe de fragmenten oorspronkelijk behoorden geen complete evangeliënharmonie. Binnen de Middelnederlandse traditie van de evangeliënharmonie worden gewoonlijk twee redacties onderscheiden. De oudste is de S-redactie, vernoemd naar de vroegste representant, een handschrift uit 1332 dat wordt bewaard in Stuttgart (zie bijlage 2, sectie A). Daarnaast bestaat er een L-redactie, voorzien van glossen, die alleen is bewaard in het zogenaamde Luikse Leven van Jezus uit het laatste kwart van de dertiende eeuw (zie bijlage sectie A). Deze codex, ook wel bekend als het Luikse Diatessaron, is weliswaar aanzienlijk ouder dan het Stuttgartse handschrift, doch de redactie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die ze representeert vindt haar oorsprong in de S-redactie en is dus jonger.Ga naar voetnoot9 Tot slot zijn er (resten van) handschriften bewaard waarin een mengvorm van beide redacties wordt aangetroffen. Ze verschillen onderling in compositie en vorm en zijn daarom als verschillende mengredacties op te vatten. Het meest complete, doch onvolledige handschrift dateert uit de tweede helft van de veertiende eeuw en wordt bewaard in Cambridge (zie bijlage 2, sectie A). Voor het overige zijn mengvormen van beide redacties overgeleverd in fragmenten. De mengredacties worden tegenwoordig opgevat als aftakkingen binnen de S-redactie.Ga naar voetnoot10 Wanneer de Utrechtse fragmenten worden vergeleken met de lezing van Stuttgart, Luik en de mengredactie in het handschrift in Cambridge, dan blijkt het volgende.Ga naar voetnoot11 De fragmenten zijn op vijf varianten na gelijk aan Stuttgart.Ga naar voetnoot12 Twee van deze varianten komen opvallend genoeg overeen met de lezing van Den Haag KB 73 H 9, een vijftiende-eeuwse evangeliënharmonie die tot de S-redactie wordt gerekend.Ga naar voetnoot13 De Utrechtse fragmenten en het Haagse handschrift hebben dezelfde lezing van de naam malchus, tegenover malcus in Stuttgart (en Luik en Cambridge). Evidenter is de afwijkende lezing met vac[kelen] (Utrecht en Den Haag), tegenover met branden (Stuttgart en Cambridge). Luik heeft met vusten (stokken of knuppels), waarmee de redactie dicht bij de Vulgaatlezing fustibus blijft.Ga naar voetnoot14 De derde variant ten opzichte van Stuttgart vindt aansluiting bij de lezing van het Luikse handschrift. Dar na [...] toten uolke d[...] [...] uersamment in de Utrechtse fragmenten staat verder weg van Stuttgart en Cambridge (beide In dier stonde sprac Jhesus toter scharen) dan van Luik (Dar na so sprac Jhesus totin volke dat daer iegen hem versament was). Er is ook nog een minder evidente overeenkomst met Luik. De Utrechtse fragmenten hebben dat die redene volbracht worde, tegenover dat die reddene vervult worde in Stuttgart. Het afwijkende werkwoord ‘volbrengen’ is terug te vinden in Luik (Dat sprac hi omme te volbrengene), maar verder gaat de overeenkomst niet. Cambridge heeft Hoe soude dan die scrift vervult werden. Tenslotte is er een variant te vinden die bij geen van de andere handschriften aansluit, namelijk en mo[gdi ene w]ile niet [...] (Utrecht) tegenover en mogdi ene ure niet waken (Stuttgart) en en constti ene ure nit gewaken (Luik). Cambridge heeft in dit geval En moghestu niet ene ure waken met mi. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De eerste twee varianten laten zien dat de groep handschriften waarvan de tekst nu tot de S-redactie gerekend wordt, niet zo homogeen is als wordt aangenomen. Dat blijkt al uit het bestaan van de handschriften waarin elementen van de L-redactie zijn opgenomen in de S-tekst (zoals de codex in Cambridge). Het feit dat het Haagse handschrift van de S-redactie twee niet aan Luik te relateren varianten heeft die ook in de Utrechtse fragmenten worden aangetroffen, laat zien dat er ook andere soorten afwijkingen bestaan die een zekere verbreiding kenden. Vermoedelijk zijn er binnen de S-redactie een aantal verschillende takken te onderscheiden - iets waar ook de soms zeer verschillende kapittelindeling op zou kunnen wijzen.Ga naar voetnoot15 De term ‘S-redactie’ is daarom een niet erg precieze benaming. Misschien kan met stemmatologisch onderzoek de complexe traditie ooit in kaart worden gebracht.Ga naar voetnoot16 Hoewel de Utrechtse fragmenten geen ‘zuivere’ S-tekst bevatten, breng ik ze onder bij de S-redactie omdat ze doorgaans vrij nauwkeurig de lezing van de Stuttgartse codex volgen. Bovendien lijkt zo'n brede, overkoepelende benaming de meest correcte zolang de indeling in redacties nog niet is aangescherpt. We hebben in het geval van de Middelnederlandse evangeliënharmonie te maken met één vertaling. Naar het oordeel van Coun werd de harmonie uit het Latijn vertaald met behulp van een integrale Middelnederlandse evangeliënvertaling in niet-geharmonieerde vorm, namelijk de zogenaamde Zuidnederlandse vertaling van het Nieuwe Testament.Ga naar voetnoot17 De verwantschap tussen deze vertaling en die van de Middelnederlandse evangeliënharmonie in de S-redactie is inderdaad opvallend. De tekst komt meer dan eens letterlijk overeen en soms zijn varianten in een van de handschriften van de Zuidnederlandse vertaling van het Nieuwe testament terug te vinden bij de S-redactie van de harmonie. Een van de codices met die integrale vertaling, Wenen Österreichische Nationalbibliothek SN 12.857, heeft bijvoorbeeld hi valt dicwile int vier ende in dwater ende doetene criten (fol. 53v). De laatste drie woorden worden tevergeefs gezocht in de andere kopieën, doch zijn wel in het Stuttgartse harmonie-handschrift te lezen: want dicken so werpt hine int vier. ende dicken int water. ende doetene dicken criten.Ga naar voetnoot18 Verder onderzoek moet duidelijk maken of er bij de totstandkoming van de Middelnederlandse harmonie ook is ontleend aan andere evangeliënvertalingen; en in hoeverre andere evangeliënvertalingen ontlenen aan de Middelnederlandse harmonie. Dit laatste is door De Bruin betoogd wat betreft de evangelieperikopen in Amsterdam UB IG 41.Ga naar voetnoot19 Onderzoek naar de precieze verwantschap van de Middelnederlandse evange- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
liënvertalingen gaat de kaders van deze bijdrage te buiten. Ik beperk me in de volgende paragraaf tot het bespreken van de dertiende- en veertiende-eeuwse vertalingen en de belangrijkste handschriften van vóór 1400 waarin ze worden aangetroffen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De overlevering van de Middelnederlandse evangeliënDe Utrechtse fragmenten dateren uit de eerste helft van de veertiende eeuw. Op zich zijn zulke vroege fragmenten geen zeldzaamheid. Bijvoorbeeld de overlevering van de Spiegel historiael, de ridderepiek en de Rijmbijbel bestaat uit een groot aantal handschriften en fragmenten van vóór 1350.Ga naar voetnoot20 Het bijzondere van de Utrechtse fragmenten is dan ook niet zozeer de ouderdom als wel het feit dat ze Middelnederlands literair proza bevatten. Handschriften en fragmenten van vóór 1350 met een dergelijke inhoud zijn niet dik gezaaid. Wanneer de codices met evangelieteksten buiten beschouwing blijven, zijn er twaalf aan te wijzen - die overigens bijna allemaal geestelijk proza bevatten.Ga naar voetnoot21 De verrassendste uitkomst van deze telling is echter niet zozeer het grote aandeel van geestelijk proza, als wel het feit dat het aantal prozahandschriften van vóór 1350 meer dan verdubbelt als de codices met evangeliënmateriaal worden meegeteld. Uit paleografisch onderzoek, waarvan de neerslag is te vinden in bijlage 2, blijkt dat er niet minder dan dertien handschriften en fragmenten met Middelnederlands evangeliënmateriaal van rond 1350 of ouder zijn bewaard.Ga naar voetnoot22 Het gaat om evangeliën in geharmonieerde vorm en in niet-geharmonieerde vorm. Beide vormen worden hierna besproken.
Evangeliënharmonieën. De evangeliën in geharmonieerde vorm zijn bewaard in zeven handschriften en fragmenten van vóór en rond 1350. Uit paleografisch onderzoek blijkt dat de oudste codex dateert uit de late dertiende eeuw (Luik UB 437). Voor de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
volgende representanten moeten we wachten tot het tweede kwart van de veertiende eeuw (Amsterdam UB IG 41 fol. 275r-296v; Gent UB 1654; Leiden UB Ltk 2013; Parijs Bibliothèque Mazarine 920; Stuttgart Württembergische Landesbibliothek cod. theol. et philol. octavo 140 en de Utrechtse fragmenten). Uit de periode 1350-1400 zijn drie handschriften bewaard (zie bijlage 2, sectie A), opvallend minder dan de eerste helft van de eeuw. Van de genoemde handschriften uit de periode 1325-1350 varen er tegenwoordig vijf onder de vlag ‘S-redactie’. Die redactie is alles behalve homogeen, zoals boven is opgemerkt. Hoewel op basis van de huidige stand van onderzoek moeilijk is uit te maken hoeveel redacties er nu precies binnen de Middelnederlandse harmonie onderscheiden moeten worden, is op basis van paleografisch onderzoek te concluderen dat de variante lezingen zich reeds vóór het midden van de veertiende eeuw hebben gevormd. Redenerend vanuit de gedachte dat er meer varianten in handschriften van een bepaalde tekst zullen worden aangetroffen naar mate de gemeenschappelijke bron verder terug ligt, is te vermoeden dat de vertaling van de Middelnederlandse evangeliënharmonie een stuk ouder is dan 1325-1350 (de periode waarin de oudste handschriften met de variante lezingen van de S-tekst zijn vervaardigd).Ga naar voetnoot23 Ook het grote verspreidingsgebied van de vroege handschriften zou kunnen wijzen op een hoge ouderdom van de vertaling.Ga naar voetnoot24 De overlevering lijkt Couns vermoeden - dat de S-tekst van hoge ouderdom is - te bevestigen.
Evangeliën in niet-geharmonieerde vorm. De evangeliën in niet-geharmonieerde vorm zijn bewaard in zeven codices van vóór en rond 1350 en in zeven uit de periode 1350-1400 (zie bijlage 2, secties B-E). De evangeliën in deze vorm worden in drie soorten handschriften aangetroffen. Er bestaan ten eerste (I) codices met een integrale vertaling van de vier evangeliën. Daarnaast (II) bestaat er het lectionarium, een codex met perikopen (lezingen of passages) uit de bijbel, geordend volgens het kerkelijke jaar. Er zijn verschillende soorten lectionaria. Wanneer de perikopen zijn ontleend aan de evangeliën spreken we van een evangeliarium, wanneer ze zijn ontleend aan de epistelen hebben we het over een epistolarium en wanneer een codex lezingen uit zowel de evangeliën als de epistelen bevat, hebben we te maken met een plenarium - in het vervolg zal ik voor al deze typen de koepelterm lectionarium gebruiken. De derde groep handschriften met de evangeliën in niet-geharmonieerde vorm (III) zijn de zogenaamde evangeliën met de glos, waarin evangelieperikopen zijn voorzien van glossen met een uitleg of een preek. Net zoals bij de harmonie het geval is, vertonen ook de handschriften van de verschillende evangeliënvertalingen in niet-geharmonieerde vorm soms grote verschillen op tekstniveau. Ik geef aan wanneer dit het geval is. Toekomstig onderzoek zal | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
moeten uitwijzen in hoeverre we ook bij deze vertalingen diverse redacties kunnen onderscheiden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ad I. Integrale evangeliënvertalingenUit de dertiende en veertiende eeuw is één integrale evangeliënvertaling bewaard. Het gaat om de reeds genoemde Zuidnederlandse vertaling van het Nieuwe Testament, overgeleverd in drie handschriften van vóór 1400: Sint-Petersburg Akademie van Wetenschappen O 256 (olim XX.I.XIV) uit de periode 1325-1350, Brussel KB 2979 van omstreeks 1350 en Wenen Österreichische Nationalbibliothek SN 12.857 van omstreeks 1400.Ga naar voetnoot25 Alle drie zijn ze, met behulp van tafels naar tijdeigen en naar feesteigen van de heiligen, ingericht als evangeliarium. Met de tafels kon de voorgeschreven passage in de integrale evangeliën worden opgezocht. De twee oudste codices vertonen grote verschillen ten opzichte van elkaar, zowel op lexicaal als op syntactisch niveau.Ga naar voetnoot26 Ze vertegenwoordigen ongetwijfeld verschillende takken aan de stamboom van de vertaling. De Weense codex volgt doorgaans de lezing van Sint-Petersburg, maar heeft ook een aantal opvallende varianten - waarvan er boven een is geciteerd.Ga naar voetnoot27 De hoeveelheid varianten die met name de twee oude handschriften ten opzichte van elkaar hebben, doet vermoeden dat deze Zuidnederlandse vertaling van het Nieuwe Testament een stuk ouder is dan het midden van de veertiende eeuw. Dit vermoeden strookt met Couns hypothese dat de evangeliënvertaling op een bepaald moment in de tweede helft van de dertiende eeuw aan de wieg stond van de Middelnederlandse evangeliënharmonie. Onder zal blijken dat de Zuidnederlandse vertaling van het Nieuwe Testament ook van invloed is op een aantal bewaarde lectionaria. Daarom is ze de invloedrijkste evangeliënvertaling van de dertiende en veertiende eeuw te noemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ad II. LectionariaNaast handschriften met de integrale Middelnederlandse vertaling van de evangeliën zijn er de lectionaria, waarin gedeelten uit de evangeliën zijn afgeschreven in de volgorde van het tijdeigen of het feesteigen der heiligen. Volgens De Bruin zouden deze evangelieperikopen zijn gelicht uit een Middelnederlandse evangeliënharmonie. Coun liet daarentegen zien dat ze ontleend zijn aan een evangeliënvertaling in niet-geharmonieerde vorm, en wel aan de Zuidnederlandse vertaling van het Nieuwe Testa- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ment.Ga naar voetnoot28 Omdat de dagelijkse lezing ook bestond uit een passage uit de Brieven in het Nieuwe Testament, zijn in een lectionarium meestal ook epistelperikopen te vinden. In een lectionarium kunnen de twee soorten perikopen in twee blokken zijn afgeschreven: eerst alle epistelperikopen, daarna alle evangelieperikopen (of andersom), zoals het geval is bij Londen British Library Egerton 2188 uit 1353.Ga naar voetnoot29 Meestal zijn de twee soorten perikopen echter na elkaar afgeschreven (de lessen voor een bepaalde dag konden dus zonder bladeren gelezen worden). Het bekendste lectionarium van dit type is Amsterdam UB IG 41 uit 1348, ook wel het Amsterdams lectionarium genoemd. De tekst van de evangeliën in deze codex is volgens De Bruin ‘een in sommige opzichten zelfstandige tekst’ die ‘een jonger stadium in de overlevering’ representeert.Ga naar voetnoot30 Amsterdam UB IG 41 wordt opgevat als het oudst bewaarde lectionarium met evangelieperikopen. De codex speelt daarom een belangrijke rol bij het onderzoek naar de Middelnederlandse evangeliënvertalingen. Niet zo lang geleden zijn er in het Rijksarchief in Antwerpen resten gevonden van een lectionarium (zie bijlage 2, sectie E).Ga naar voetnoot31 De fragmenten, waarop gedeelten van twee oudtestamentische perikopen en vier evangelieperikopen zijn bewaard, zijn nog niet eerder betrokken bij het onderzoek naar de Middelnederlandse evangeliënvertalingen. Ze blijken desalniettemin van groot belang. Niet alleen zijn ze ouder dan het Amsterdams lectionarium (ze dateren van niet lang na 1325), maar ook hebben de perikopen een heel bijzondere lezing - zoals onder uiteen zal worden gezet. In zijn proefschrift bracht De Bruin het Amsterdams lectionarium en een aantal verwante handschriften samen onder de verzamelnaam Westvlaamse epistelen en evangeliën.Ga naar voetnoot32 Hij wist toen nog niet dat de epistel- en de evangelieperikopen in het Amsterdams lectionarium niet als afkomstig uit één vertaling konden worden beschouwd. Pas na het voltooien van zijn proefschrift vernam De Bruin van het bestaan van het epistolarium in Sint-Petersburg Akademie van Wetenschappen O 257 (olim XX.I.LXIII), met de epistelen in dezelfde vertaling als de epistelperikopen in het Amsterdams lectionarium. De epistelperikopen in Amsterdam zijn niet tegelijk met de evangelieperikopen vertaald, maar zijn uit zo'n epistolarium overgenomen.Ga naar voetnoot33 De benaming Westvlaamse epistelen en evangeliën is dus enigszins misleidend: weliswaar zijn de epistelperikopen in de handschriften verwant, maar de evangelieperikopen zijn onderling af- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wijkend. Dit bleek nog eens toen enkele perikopen in de handschriften uit de groep Westvlaamse epistelen en evangeliën met elkaar werden vergeleken om een in Brugge gevonden lectionarium-fragment in de traditie te kunnen plaatsen.Ga naar voetnoot34 Hoe de evangelieperikopen in de handschriften onder de benaming Westvlaamse epistelen en evangeliën zich precies tot elkaar verhouden is niet duidelijk. Ook de verhouding tussen de evangelieperikopen en de andere evangeliënvertalingen dient nader te worden onderzocht. Volgens Coun zijn de evangelieperikopen in de lectionaria ontleend aan de Zuidnederlandse vertaling van het Nieuwe Testament. Bij zijn onderzoek neemt Coun het Amsterdams lectionarium als representant voor de lectionaria, terwijl De Bruin juist wees op de bijzondere positie die de vertaling in dat handschrift inneemt binnen de groep Westvlaamse epistelen en evangeliën.Ga naar voetnoot35 De vraag hoe de evangelieperikopen in de overige lectionaria zich verhouden tot de Zuidnederlandse vertaling van het Nieuwe Testament is daarmee nog niet beantwoord. Ik neem alvast een voorschot op zo'n inhoudelijke studie van de lectionaria. Uit preliminair onderzoek blijkt dat twee van de vier evangelieperikopen in de ‘nieuwe’ lectionarium-fragmenten in Antwerpen identiek zijn aan de Zuidnederlandse vertaling van het Nieuwe Testament.Ga naar voetnoot36 De oudtestamentische perikopen zijn opvallend genoeg identiek aan die in het Amsterdams lectionarium.Ga naar voetnoot37 De resten van het oude lectionarium bevestigen niet alleen Couns hypothese wat betreft de herkomst van de Middelnederlandse evangelieperikopen, de strookjes laten ook zien dat de evangelieperikopen in het Amsterdams lectionarium inderdaad een jongere tak van de overlevering representeren, zoals De Bruin vermoedde. De evangelieperikopen in de Amsterdamse codex vertonen immers grotere verschillen ten opzichte van de brontekst - de Zuidnederlandse vertaling van het Nieuwe Testament - dan de Antwerpse fragmenten. Het lijkt er op dat de Antwerpse fragmenten een vroege tak in de traditie van de Middelnederlandse evangelieperikopen vertegenwoordigen. Ze laten tevens zien dat het ontlenen van perikopen aan de Zuidnederlandse vertaling van het Nieuwe Testament plaatsvond vóór circa 1325. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 9. Brussel, Koninklijke Bibliotheek IV 469 (verkleind).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ad III. Evangeliën met de glosTenslotte worden de evangeliën in niet-geharmonieerde vorm aangetroffen in handschriften waarin evangeliënpassages zijn voorzien van preken of commentaar, de zogenaamde evangeliën met de glos. Deze tekstsoort staat centraal in het proefschrift van Zieleman. Een relatief klein aantal van de door Zieleman gesignaleerde handschriften dateert van vóór 1400: de verbrande codex Leuven UB 4 (1350-1375), Zwolle Gemeentearchief oud archief 2.1 (1350-1400) en het Amsterdams lectionarium uit 1348 - het enige lectionarium met glossen (zie bijlage sectie D).Ga naar voetnoot38 Volgens Zieleman is de laatstgenoemde codex de oudste representant van de tekstsoort. Uit paleografisch onderzoek blijkt evenwel dat deze eer te beurt valt aan Brussel KB IV 469 (zie afb. 9 en bijlage 2, sectie D). De twee enkelbladen staan ten onrechte als vijftiende-eeuws te boek, want ze behoorden tot een codex die niet lang na 1300 tot stand kwam.Ga naar voetnoot39 Na het Luikse Leven van Jezus vormen ze de oudste vindplaats van de evangeliën in het Middelnederlands. Ze verdienen daarom meer aandacht dan ze tot nu toe hebben gekregen. Aan het overzicht van Zieleman is tenslotte een veertiende-eeuws fragment toe te voegen: Brussel KB II 2703 [p. 41], daterend van omstreeks 1375.Ga naar voetnoot40 Of de bewaarde evangeliën met de glos van dezelfde redactie zijn, is moeilijk uit te maken daar de overlevering bijna uitsluitend bestaat uit fragmenten die elkaar niet overlappen. Zieleman verdeelt de bewaarde evangeliën met de glos weliswaar over bepaalde tekstgroepen, maar zijn indeling is gebaseerd op de ordening van het tekstmateriaal in de handschriften, niet op vertaling.Ga naar voetnoot41 De verwantschap tussen de overgeleverde evangeliën met de glos en andere evangeliënvertalingen is voor een klein deel in kaart gebracht.Ga naar voetnoot42 Het belang van een ruimer opgezet onderzoek is toegenomen nu de tekstsoort, gezien de ouderdom van de Brusselse fragmenten, nog dertiende-eeuws lijkt te zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BesluitMeer dan de helft van de handschriften met Middelnederlands literair proza van vóór 1350 bevat evangeliënmateriaal. Combinatie van paleografische en tekstinhoudelijke gegevens doet vermoeden dat de groepen die in deze bijdrage zijn onderscheiden - harmonie, integrale vertaling, perikopen en ‘met de glos’ - alle vier in de dertiende eeuw zijn ontstaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De traditie van de Middelnederlandse evangeliënvertalingen blijkt even complex als oud. Hoewel het pionierswerk van De Bruin en de zijnen van groot belang is, wekt de statige rij rode banden met de Verzameling van Middelnederlandse Bijbelteksten ten onrechte de indruk dat de geschiedenis van de Middelnederlandse evangeliën volledig is uitgezocht.Ga naar voetnoot43 De Utrechtse fragmenten laten zien dat wat betreft de evangeliënharmonie de hoofdlijnen weliswaar zijn uitgezet, maar dat het zicht op de redacties die zich binnen de vertaling ontwikkelen nog maar heel beperkt is. Hetzelfde gaat op voor de enige bewaarde integrale evangeliënvertaling van vóór 1400, de zeer invloedrijke Zuidnederlandse vertaling van het Nieuwe Testament. De relatie tussen de evangelielezingen in de bewaarde lectionaria is een terra incognita: het is niet duidelijk of we met verschillende redacties van één vertaling te maken hebben of met meer vertalingen. Hetzelfde geldt voor de bewaarde evangeliën met de glos. Tenslotte moet ook de verhouding tussen de verschillende vertalingen nader worden onderzocht. Het zal nog wel even duren voor er een stemma kan worden opgesteld van de Middelnederlandse evangeliënharmonie - om nog maar te zwijgen over het stemma van de Middelnederlandse evangeliënvertalingen. Gelukkig beschikken we over relatief veel vroege handschriften en fragmenten die ons enig zicht geven op de stamboom. En in de toekomst ongetwijfeld over een aantal nieuwe overlijmstroken, kapitaalverstevigingen en andere restanten van codices die nu nog in boekbanden zijn verborgen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SummaryFragments of an unknown Middle Dutch gospel harmony have recently been discovered in the library of the Catharijneconvent museum in Utrecht (shelfmark BMJ Sj fragm 70). The text of the five fragments differs from other extant harmonies, and shows that the stemma which has traditionally been accepted will need to be revised. The Middle Dutch translation of the harmony, made in the thirteenth century, is based on an already existing gospel translation, the so called ‘Zuidnederlandse vertaling van het Nieuwe Testament’ (South Netherlandic translation of the New Testament). Further research might well reveal links to other gospel translations; the article points to the various Middle Dutch gospel translations that circulated prior to 1400. In the appendix the extant thirteenth and fourteenth century manuscripts and fragments of the gospels are examined paleographically.
Adres van de auteur: nlcm Postbus 9515 nl-2300 ra Leiden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage I
|
Fragment 1, recto, kol. A | Stuttgart (ed. p. 240) |
heboghen | gebugeden |
[e]edde hi | knien so beidde hi |
[n]de viel op | ende viel up |
[n] ende bat | sijn anschijn ende bat |
[i]c ware | oft mogelic ware |
lede van | dat die ure lede van |
[s]prac abba | hem ende sprac. Abba |
[d]inc sijn di | Vader alle dinc sijn di |
Vader oft | mogelic. Vader mijn |
nem desen | maecht sijn so nem desen |
Nochtan | kelc of van mi. Nochtan |
nie[t] | en moete niet |
Fragment 2, recto, kol. A | Stuttgart (ed. p. 240, 242) |
t | wilt. |
theus marcus | |
doe hi [op] | Ende doe hi up |
[inen] gebe | stont van sinen gebe |
[...] doe quam | de deo quam |
[n]gheren | hi te sinen jongeren |
e slapende | ende vantse slapende |
pietere sy | ende sprac te Petre. Sy |
maerGa naar voetnoot44 | moen slaepstu. Mar |
i en mo | wat slaept ghi. en mo |
ile niet | gdi ene ure niet |
Fragment 1, recto, kol. B | |
r | |
e | |
m | |
g | |
r | |
es |
D |
en |
[...] |
he |
En |
[...] |
Fragment 2, recto, kol. B |
[...] |
sp |
mar |
n |
de |
a |
er |
k |
sc |
lu |
w |
Fragment 1, verso, kol. C |
[...] |
en |
[...] |
oe |
e |
[e]nde |
ren |
e |
[...] |
[...] |
en |
[...] |
[blank] |
Fragment 2, verso, kol. C |
rt |
s |
[...] |
[...] |
[...] |
prac |
[...] |
[...] |
us |
ch |
u |
Fragment 1, verso, kol. D | Stuttgart (ed. p. 242) |
coemt d[ie] | comt die stonde dat |
des mens | des menschen sone gegeven |
sal worde | sal werden |
in die han | in die hande der sonda |
ren staet | ren. staet up ende gaen |
wi hi es [o] | wi hi es ons nakende |
die mi he [m] | die mi hem geven |
sal Joh | sal. |
[...] | Onder di |
en dat ihcGa naar voetnoot45 | en dat Jhesus dit sprac |
so [qu] am Jud | so quam Judas die een |
[ha]dde gh | hadde geweist |
Fragment 2, verso, kol. D | Stuttgart (ed. p. 242) |
[...] | ende met hem |
g | ene grote scare volx. |
[met l] | met lanternen ende |
met w | met wapenen. ende |
met swa | met swerden ende |
met vac | met branden. die ge |
sant wa | sent waren van den |
vorsten | vorsten der priestere |
ende vand[e] | ende van den outsten des |
uolcs m | volx. |
Ende d[...] | Ende diene |
Fragment 3-5, recto, kol. A | Stuttgart (ed. p. 242) |
inc hi alte hant | Doe ginc hi al te hant |
m Ende sprac | te Jhesum ende sprac. |
t sistu mester | gegroet sijstu meester. |
Ende mettien | ende mettien |
voert hem te | tart hi vort hem te |
Ende ihc sprac | cussene. Ende Jhesus sprac |
eefstu des men | Juda geifstu des men |
one henen met | schen sone hem met |
ssene matheus | enen cussene. |
waer toe bestu | vrient war toe bestu |
Ende Judas | hare comen ende Judas custe |
m Johannes | hem. |
Fragment 3-5, recto, kol. B | Stuttgart (ed. p. 242) |
[erden Ende ihc [v]] | erden. Ende Jhesus vrage |
de hem ander war[f] | de hem anderwerf |
wien soecti Ende si spra | wien soucti. ende si spra |
ken ihm Nazarenum | ken Jhesum Nazarenum. |
ihc antworde hem ic | Jhesus antworde ic |
hep u gheseit dat ictGa naar voetnoot46 | hebbe u geseit dat ict |
ben Soecti mi so laet | ben. soucti mi so laet |
desen en wech [gaen]Ga naar voetnoot47 | dese en wech gaen. |
dat die redene volbracht | dat die reddene vervult |
worde die hi sprac | worde die hi sprac dar |
[hi seget] die du [mi]Ga naar voetnoot48 | hi seit. die du mi |
[ghegeven] hebs uan | gegeven hebs van |
Fragment 3-5, verso, kol. C | Stuttgart (ed. p. 242, 244) |
[slaen metten swerde]Ga naar voetnoot49 | slaen metten swerde. |
Doe trac simon | Doe trac Symon |
pieter wt den swert dat | Peter een swert dat |
[hi] bi hem hadde ende | hi bi hem hadde. ende |
slouch des bisscops | slouch des bisscops |
cnecht sijn oer aue dieGa naar voetnoot50 | knecht ende slouch hem of sijn rechter ore. die |
name des knechts was | name des knechts was |
malchus matheus marcus | Malcus. |
lucas joh[ann]es Doe sprac ihc | Doe sprac Jhesus |
te pieter dien kelc die | te Petre. dien kelc die |
mi die uader heeft ge- | mi die vader heift ge |
gheven en sal ic dien | geven en salic dien |
Fragment 3-5, verso, kol. D | Stuttgart (ed. p. 244) |
[scrift ueruolt] | [scrift vervult werden] |
want het m[o] | want het moet also |
ghescien lucas | geschien. |
Laet u slae[n] | laet u slaen sijn. doe |
nam hi sijn [h] | nam hi sine hant |
ende roerde den [g] | ende roerde den genen |
sijn ore ende [aere] | sijn ore ende al te hant |
wart hi ghes | wart hi gesont. |
[h] matheusGa naar voetnoot51 | In dier stonde sprac Jhesus |
¶ Dar na | toter scharen |
toten uolke d | gi sijt tjegen mi uut |
[uersamment]Ga naar voetnoot52 |
Bijlage 2
De Middelnederlandse evangeliën in prozahandschriften en -fragmenten vóór 1400
De handschriften in dit overzicht zijn paleografisch onderzocht op hun ouderdom. De genoemde kenmerken zijn ontleend aan een aantal publicaties waarin het schrift van Middeleeuwse handschriften uit de Nederlanden ter sprake komt.Ga naar voetnoot53 Hetzelfde geldt voor de orthografische kenmerken en de stijl van initialen en penwerk, waarmee een datering soms mede wordt beargumenteerd.Ga naar voetnoot54 De uiteindelijke datering is niet het resultaat van een simpele optelsom van kenmerken. Ik dateer wat in het paleografische jargon het aspect van het schrift wordt genoemd (een moeilijk te definiëren notie, die het dichtst wordt benaderd met ‘indruk’). Om zo'n ‘gevoelde’ datering hard te maken, worden vervolgens zoveel mogelijk paleografische kenmerken aangevoerd. Omdat niet elk schrift evenveel van die karakteristieken heeft, zegt het aantal kenmerken niets over de ‘hardheid’ van de datering. Ik geef in eerste instantie een ruime, veilige datering. Indien het schrift dat toelaat, preciseer ik. Ik onderscheid binnen een codex alleen verschillende handen wanneer het aspect verschilt. Indien er geen schriftsoort is gespecificeerd, gaat het om een littera textualis. Als een codex bestaat uit meerdere productie-eenheden, dan noem ik na de signatuur tussen haken de folia van de betreffende eenheid.
A. Evangeliën in geharmonieerde vormGa naar voetnoot55
- L-redactie
Luik Bibliothèque de l'Université 437: 1275-1300. Er wordt vaak een rechte-d gebruikt, wat een zeer oud kenmerk is. Verder wordt overal de tong e aangetroffen, ook aan het eind van een woord middenin de regel. De kapitaal-e is van het type met een rechte rug (met en zonder tong), de a heeft één verdieping (soms is de ronding ‘ingedeukt’, zonder dat er een echte a in twee verdiepingen ontstaat) en de oude vorm van de kapitaal-n komt vaak voor. Oude orthografische kenmerken zijn de w die als u wordt genoteerd (tuelef voor twaalf) en de lange vokalen in gesloten syllaben die met één letter worden weergegeven (dar voor daar, vif voor vijf). Opmerkelijk is de wijze waarop grafeem van j wordt weergegeven, met een dubbele i (iiacob, iiar). Deze eigenschap is, voor zover ik heb kunnen nagaan, alleen nog te vinden in het Kopenhaagse Lutgarthandschrift.Ga naar voetnoot56
- S-redactie
Stuttgart Württembergische Landesbibliothek cod. theol. et philol. octavo 140: gedateerd 1332. Parijs Bibliothèque Mazarine 920 (deel fol. 120-147): 1325-1350.Ga naar voetnoot57
Leiden UB Ltk. 2013 (fragment): 1325-1350.Ga naar voetnoot58 Het aspect van het schrift dateert van het tweede kwart van de veertiende eeuw, doch lijkt niet zo oud als circa 1325. Het schrift doet wat gedrongen aan. De a die wordt aangetroffen is een zogenaamde buikjes-a, die relatief hoog uitvalt, de eerste streek van de v en de eerste twee van de w zijn erg hoog aangezet. De initiaal doet oud aan, de staart van de I loopt langs de schriftspiegel naar beneden.
Utrecht Museum Catharijneconvent BMH Sj fragm h 70 (fragment): 1325-1350. Het schrift is een ‘minimumtextualis’, de letters zijn met zo min mogelijk haaltjes opgebouwd. De kopiist gebruikt een buikjes-a die oud aandoet, nu en dan een diagonale-g en de v heeft de vorm van een u. Als er boven de e een tilde moet komen, dan wordt die vanuit een tong e aangezet. Een oud orthografisch kenmerk is de lange vokaal die in een gesloten syllabe met één teken wordt weergegeven (dar, mester).
Amsterdam UB IG 41: gedateerd 1348. Excerpten van de S-redactie op fol. 275r-296v.
Zie ook sectie C en D.
Tilburg Theologische Faculteit collectie voormalig seminarie Haaren hs. 1: 1350-1400, waarschijnlijk 1350-1375.Ga naar voetnoot59 Het schrift van deze codex is enigszins merkwaardig, doch zeker veertiende-eeuws. Kenmerken die een vijftiende-eeuwse datering onwaarschijnlijk maken zijn de verhoogde eerste streek van de w, het streepje tussen de stokken van de dubbele l, de breed uitgevallen lange-s, de ietwat brede N en r, en de a die boven de aangrenzende letters uitsteekt. Expliciete kenmerken uit de eerste helft van de eeuw ontbreken. Een datering in de tweede helft van de veertiende eeuw lijkt daarom de meest aannemelijke.Ga naar voetnoot60 De uitloper van de h en de ‘moderne’ slot-s in de vorm van een 6 lijkt daar ook op te wijzen. Dat de kopiist waarschijnlijk in het derde kwart van de veertiende eeuw gezocht moet worden, is goed te zien wanneer hij in de marge tekst toevoegt in een ietwat andere ductus, bijvoorbeeld op fol. 143r.
Londen University College frag. germ. 3 (fragment van berijmde harmonie, verwant aan de S-redactie): circa 1350.Ga naar voetnoot61 De s en de g doen oud aan en er is een buikjes-a te vinden die hoog uitvalt. De toppen van de stokken splitsen zich of hebben een verdikking.
Initiaal en penwerk doen ouderwets aan. Het fragment meet 145×104 mm, de oorspronkelijke codex was circa [150]×[110] mm groot. De tekst betreft Mat. 26:2-5, Mat. 26: 14-16, Mat. 26: 17, Luc. 22: 9-15, Mar. 14: 12-17 en Luc. 22: 15. Het fragment is afkomstig van de firma Baur & Co. (Frankfurt am Mainz). Over eerdere bezitters is niets bekend.
- Mengredacties
Gent UB 1654 (fragment): circa 1350. De oude vorm van de kapitaal-n wordt gebruikt (voor de eerste twee letters van Inden beghinne), de buikjes-a is standaard (de bovenste verdieping is relatief groot), de lange-s doet oud aan, er komt een enkele keer een tong-e voor en er is een kapitaal-e met een rechte rug te vinden. Het schrift is van de wat ‘ronde stijl’, die heel goed in het midden van de eeuw past.
Cambridge University Library ms. Dd 12.25 (deel fol. 1-60): 1350-1400, mogelijk circa 1375. Het aspect van het schrift wijst niet op de eerste helft van de veertiende eeuw.
De hand die fol. i-iiv en 20r-21v afschrijft, doet laat veertiende-eeuws aan. De andere hand lijkt gezien de a, g en h, en de wat ‘spits’ aandoende ‘minimale’ stijl, eerder vroeg in de tweede helft thuis te horen.Ga naar voetnoot62 De stijl van de initialen zou bier bij aan kunnen sluiten. Omdat de handen heel duidelijk samenwerken, is de codex mogelijk circa 1375 tot stand gekomen.
München Universitätsbibliothek fragm. in octavo P. Eccl. 473 (fragment): 1350-1400, mogelijk 1350-1375. Kenmerken uit de eerste helft zijn niet aanwezig. De kopiist gebruikt een buikjes-a, twee naast elkaar geplaatste stokletters zijn overdwars verbonden, de stokletters zijn in de top gespleten en de onderste boog van de g loopt spits weg. Een datering in het derde kwart is te vermoeden, maar een veilige datering kan niet preciezer zijn dan ‘tweede helft veertiende eeuw’.
B. Evangeliën in niet-geharmonieerde vorm: integrale vertalingen
- Zuidnederlandse vertaling van het Nieuwe TestamentGa naar voetnoot63
Brussel KB 2979: circa 1350. De Vreese dateert de codex op circa 1350 (BNM) en daar is veel voor te zeggen. Sporadisch wordt een lange-s aan het eind van korte woorden aangetroffen (als), de g is een diagonale en de tong-e wordt gebruikt, ook aan het eind van een woord midden in de regel. De stijl van de initialen sluit goed bij de datering aan.
Sint-Petersburg Akademie van Wetenschappen O 256 (olim XX. I.XIV): 1325-1350 . De handen in deze codex bouwen hun letters op met zo min mogelijk lijnen (het gaat om een ‘minimumtextualis’). Het schrift is ‘spits’ en slordig. De tong-e is standaard, de g is een diagonale en twee van de handen hebben een cursief element (nu en dan lussen aan de stokken). Het penwerk doet oud aan (zie m.n. fol. 82r, 173r en 182r). Hoewel de stijl van het schrift lijkt op de hiervoor genoemde codex, is de Sint-Petersburgse codex duidelijk ouder.
Wenen Österreichische Nationalbibliothek SN 12.857: circa 1400. Afgeschreven door de zogenaamde librarius van Rooklooster. Op grond van een aantal bewaarde colofons is vast te stellen dat hij circa 1400 actief was.Ga naar voetnoot64 De stijl van het schrift sluit daar bij aan.
C. Evangeliën in niet-geharmonieerde vorm: lectionaria
- Westvlaamse epistelen en evangeliënGa naar voetnoot65
Antwerpen Rijksarchief Verzameling Handschriften nr. 2 (fragment): 1325-1350, waarschijnlijk niet lang na 1325. Zie sectie E.
Sint-Petersburg Akademie van Wetenschappen O 257 (olim XX.I.LXIII) (deel fol. 151-259): 1325-1350. Het schrift doet weliswaar oud aan, maar De Vreeses datering ‘circa 1320’ (BNM) gaat waarschijnlijk te ver. Het aspect van het schrift wijst in de richting van het midden van de eeuw, gelet op de buikjes-a, de nu en dan lange-s aan het eind van korte woorden (als) en de oude vorm van de kapitaal-n. De stijl van de (gehistorieerde) initialen en het penwerk sluiten hier goed bij aan. Een van de correctiehanden doet wat ouder aan, gelet op de stijl van de lange-s en het feit dat deze s ook aan het eind van woorden wordt gebruikt (ons, dats, gods). Ook de stijl van de a doet oud aan. Een datering in het tweede kwart is daarom heel waarschijnlijk.
Amsterdam UB IG 41: gedateerd 1348. Evangelieperikopen (met glossen) op fol. 1-267v. Zie ook sectie A en D.
Londen British Library ms. Egerton 2188: gedateerd 1353.
Wenen Österreichische Nationalbibliothek SN 12.905: 1350-1375. De kopiist gebruikt heel of en toe een lange-s aan het eind van korte woorden (es). Meer argumenten zijn te ontlenen aan de stijl van de belangrijkste correctiehand, die ook de representanten voor de rubriek in de marge plaatst. Hij gebruikt een open kopjes-a, een tong-e en een ouderwetse g. De hand is mijns inziens gelijk aan die van Brussel KB 3091, het oudste Ruusbroec handschrift dat is bewaard (Tabernakel). De overeenkomst is goed te zien wanneer de kopiist iets toevoegt aan de hoofdtekst van de Weense codex en hij een iets andere ductus gebruikt (zie bijvoorbeeld fol. 19v, onderste regel). Het schrift van de Brusselse codex wordt gedateerd op 1350-1375, mogelijk vroeg in dat kwart.Ga naar voetnoot66
Brugge Stadsarchief Oud archief reeks 538 fragmenten van handschriften [zonder signatuur] (fragment): 1350-1400.Ga naar voetnoot67 Het schrift is dor, karakterloos en daardoor moeilijk te dateren. Er zijn geen kenmerken te vinden die wijzen op de eerste helft van de eeuw. De stijl wijst op de tweede helft van de eeuw, doch van wanneer precies is niet te zeggen (de s en de r doen jong aan). Dat het niet in de vijftiende eeuw is te plaatsen, is te zien aan de stijl van de h en de w.
Leiden UB Ltk. 1897 (fragment): 1350-1400. Het schrift heeft heel duidelijk niet de stijl van de eerste helft van de veertiende eeuw. Dat we niet in de vijftiende eeuw zitten, is te zien aan de verbindingen die twee stokletters hebben, de buikjes a, de hoge streken van de v en de w en de gespleten stokken. Preciezer dan 1350-1400 is het schrift evenwel niet te dateren.
Brussel KB 15054: circa 1400. De hand gebruikt zeer gestileerd schrift, met een (soms open) kopjes a en ruitvoetjes. De stijl doet soms wat jonger aan (bijvoorbeeld de z), soms wat ouder (de h), maar lijkt in het algemeen goed op zijn plaats rond de eeuwwisseling. Ook de stijl van de verluchte initiaal past bij zo'n datering.
D. Evangeliën in niet-geharmonieerde vorm: evangeliën met de glos
-Tekstgroep BerlijnGa naar voetnoot68
Brussel KB IV 469 (fragment): 1300-1325, waarschijnlijk vlak na 1300. Een zeer oud kenmerk is de gekromde top van de lange-s die door middel van een dun lijntje is verbonden met het midden van de verticaal (een dertiende-eeuwse gewoonte). De tong-e is regel, ook in vergrote vorm als kapitaal. Verder heeft de kapitaal-e nu en dan een rechte rug. Aan het eind van de kolom wordt soms een verhoogd genoteerde eind-s aangetroffen. De kapitaal-n heeft meestal de oude vorm, de initialen lopen langs de schriftspiegel naar beneden en er zijn kleine ‘veegjes’ aan de letters te vinden.
Nu en dan komen we ook een modernere kapitaal-e en -n tegen. Een datering vóór 1300 is wel mogelijk, doch niet waarschijnlijk.
Amsterdam UB I G 41: gedateerd 1348. Evangelieperikopen met glossen op fol. 1-267v.
Zie ook sectie A en C.
Leuven UB 4 (verloren): 1350-1375. Van deze in 1914 verbrande codex is één foto bewaard (te vinden in de BNM). De codex dateert uit de veertiende eeuw. Kenmerken uit de eerste helft zijn niet te vinden. Een datering voorin de tweede helft is zeer waarschijnlijk, zoals de buikjes-a, de diagonale-g en de lange-s in als ook laten zien.
Ook de wat ‘magere’, spitse stijl van het schrift wijst hier op.
Brussel KB II 2703 [p. 41] (fragment): 1350-1400, waarschijnlijk circa 1375. Zie sectie E.
- Tekstgroep ZwolleGa naar voetnoot69
Zwolle Gemeentearchief oud archief 2.1 (deel fol. 3-83): 1350-1400. Dit is de enige codex in dit overzicht die in een cursief is afgeschreven - het is ook de enige van papier. Beide handen gebruiken een zogenaamde a-cursief, die na 1400 eigenlijk niet meer voorkomt in de Nederlanden.Ga naar voetnoot70 Het aspect van met name de eerste hand (fol. 3r-28v) doet niet bepaald laat veertiende-eeuws aan. Een preciezere datering dan 1350-1400 durf ik evenwel niet te geven. Misschien dat onderzoek van de watermerken uitsluitsel kan geven.
E. Nader te onderzoeken fragmenten
Brussel KB II 2703 [p. 41] (ongepagineerd fragmentenboek): 1350-1400, waarschijnlijk circa 1375. Het fragment is veertiende-eeuws. Kenmerken uit de eerste helft van de eeuw ontbreken. De dunne lijntjes aan de letters, de toppen die soms splitsen en de e die in een heel dunne tong uitmondt, duiden niet op het eind van de eeuw. Het betreft evenwel ook niet de ‘ronde stijl’ van het midden. Hoewel het voor de periode 1350-1400 moeilijk is een precieze datering te geven, is een datering rond 1375 te vermoeden.
Het gaat om een fragment van de evangeliën met de glos. De bewaarde tekst omvat een deel van de onthoofding van Johannes de Doper (Mat. 14:7-12), gevolgd door een
stuk uit de geslachtslijst van Jezus (Mat. 1:1-4). Daarna volgt een expositie. Formaat fragment 95×150 mm, oorspronkelijke codex circa [215]×150 mm. 2 kolommen. De herkomst is onbekend.
Gent UB 2582 map Qb 13 (fragment): circa 1350. De stijl van het schrift is ‘spits’, met kleine haaltjes aan de letters. De toppen van de stokletters zijn gesplitst. De stijl van de a (een kopjes-a) en de g doet oud aan. Een tong-e wordt aangetroffen, ook aan het eind van een woord middenin de regel.
Het gaat om een fragment van een evangeliënvertaling. Ik heb (nog) niet kunnen vaststellen of het om de evangeliën in geharmonieerde of in niet-geharmonieerde vorm gaat. De bewaarde tekst betreft de genezing van de blindgeborene (Joh. 9:2-7 en 15-21). Formaat fragment 117×30 mm, oorspronkelijke codex circa [130]×[90] mm. 2 kolommen. Het fragment is afkomstig uit een zestiende-eeuwse druk met signatuur Theol. 3688 en is bij de restauratie in 1972 uit de band verwijderd. De druk maakte deel uit van de bibliotheek van het Karmelietenklooster te Gent.Ga naar voetnoot71
Antwerpen Rijksarchief Verzameling Handschriften nr. 2 (fragment): 1325-1350, waarschijnlijk niet lang na 1325. Het schrift is een ‘minimumtextualis’ (de stijl doet denken aan de kopiisten van de Lancelot-compilatie). Er wordt een tong-e aangetroffen (ook aan het einde van woorden middenin de kolom), de a is van het type buikjes-a en de s doet oud aan (de verticaal maakt aan de bovenzijde een scherpe knik). De schachten van de stokletters zijn aan de top plat en soms ‘ingesneden’. De kapitaal-n heeft de oude vorm (in de betekenis In). Over de orthografie is op te merken dat de v aan het begin van een woord de vorm heeft van een u en dat de lange vokalen in gesloten syllaben doorgaans met één letter zijn weergegeven (dar). Opvallend is overigens dat de hand regelmatig een j voor een enkele i gebruikt. Een datering niet zo lang na 1325 is sterk te vermoeden.
Het gaat om twee fragmenten van een lectionarium. Er zijn gedeelten van zes perikopen te identificeren (zie noot 36 en 37). Het betreft resten van een perkamenten handschrift in twee kolommen. In de marge is een nummering te vinden (LXXV, LXXVI, LXXVIJ, van de teksthand). De fragmenten onder Verzameling Handschriften nr. 2 zijn afkomstig uit het archief familie de Menten de Horne.
Bibliografie
Bergsma, J.: De levens van Jezus in het Middelnederlandsch. 2 dln. Groningen, 1895-1898. (Bibliotheek van Middelnederlandsche letterkunde 54 en 55). |
Biemans, J.A.A.M.: Middelnederlandse bijbelhandschriften. Leiden, 1984. (Verzameling van Middelnederlandse Bijbelteksten, catalogus). |
Biemans, Jos A.A.M.: ‘Het Gronings-Zutphense Maerlant-handschrift. Over de noodzakelijkheid der handschriftenkunde’. In: Queeste 3 (1996), p. 197-219. |
Biemans, Jos A.A.M.: Onsen Speghele Ystoriale in Vlaemsche. Codicologisch onderzoek naar de overlevering van de Spiegel historiael van Jacob van Maerlant, Philip Utenbroeke en Lodewijk van Velthem, met een beschrijving van de handschriften en fragmenten. 2 dln. Leuven, 1997. (Schrift en schriftdragers in de Nederlanden in de middeleeuwen 2). |
Bruin, C.C. de: Middelnederlandse vertalingen van het Nieuwe Testament. Groningen en Batavia, 1935. |
Bruin, C.C. de (ed.): Middelnederlands geestelijk proza. Ingeleid door Prof. Dr. C.G.N. de Vooys. Zutphen, 1940. |
Bruin, C.C. de (ed.) [1970A] Het diatessaron van Cambridge. Leiden, 1970. (Verzameling van Middelnederlandse Bijbelteksten, kleine reeks, afdeling I: evangeliënharmonieën, deel III). |
Bruin, C.C. de (ed.) [1970B]: Het Luikse diatessaron. Met de Engelse vertaling van A.J. Barnouw. Leiden, 1970. (Verzameling van Middelnederlandse Bijbelteksten, kleine reeks, afdeling I: evangeliënharmonieën, deel I). |
Bruin, C.C. de (ed.) [1970C]: Het Amsterdamse lectionarium. Leiden, 1970. (Verzameling van Middelnederlandse Bijbelteksten, kleine reeks, afdeling II: lectionaria, deel I). |
Bruin, C.C. de (ed.): De Zuidnederlandse vertaling van het Nieuwe Testament. Eerste stuk: evangeliën. Leiden, 1971. (Verzameling van Middelnederlandse Bijbelteksten, grote reeks, afdeling II: Het Nieuwe Testament, deel I, eerste stuk). |
Croenen, Godfried: ‘Twee onbekende fragmenten van de Spiegel historiael’. In: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 1992, p. 271-287. |
Geirnaert, D. en N. Geirnaert: ‘Membra disiecta brugensia. Een fragment van een onbekend Middelnederlands “lectionarium“’. In: Miscellanea Neerlandica. Opstellen voor Dr. Jan Deschamps tergelegenheid van zijn zeventigste verjaardag. Leuven, 1987, dl. 1, p. 207-228. |
Gnirrep, W.K., J.P. Gumbert en J.A. Szirmai: Kneep en binding. Een terminologie voor de beschrijving van de constructies van oude banden. Den Haag, 1992. |
Gumbert, J.P.: Illustrated Inventory of Medieval Manuscripts in the Netherlands [IIMM-NL]. Introduction, Rules, Instructions. Leiden, 1985. |
Gumbert, J.P.: ‘De datering van het Haagse handschrift van de Limburgse Sermoenen’. In: Miscellanea Neerlandica. Opstellen voor Dr. Jan Deschamps ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag. Leuven, 1987, dl. 1, p. 167-181. |
Gumbert, J.P.: Illustrated Inventory of Medieval Manuscripts in Latin script in Jerusalem [IIMM-EP4]. Experimental Precursor 4. Jerusalem, Jewish National and University Library Studium Biblicum Franciscanum. Jerusalem, 1991. |
Gysseling, M. (ed.): Corpus van Middelnederlandse teksten (tot en met het jaar 1300). M.m.v. en van woordindices voorzien door W. Pijnenburg. Reeks II (Literaire handschriften), deel 5: Sente Lutgart. Leiden, 1985. (Bouwstoffen voor een Woordarchief van de Nederlandse taal). |
Hollander, A. den: ‘Leidse fragmenten van een Middelnederlands leven van Jezus’. In: TNTL 115 (1999), p. 15-24. |
Kienhorst, Hans: De handschriften van de Middelnederlandse ridderepiek. Een codicologische beschrijving. 2 dln. Deventer, 1988. (Deventer studiën 9). |
Kienhorst, H. en M.M. Kors: ‘Corpusvorming van Ruusbroecs werken’. In: Ons Geestelijk Erf. 72 (1998), p. 3-53. |
Klein, Jan Willem: ‘“Het getal zijner jaren is onnaspeurlijk“. Een herijking van de dateringen van de handschriften en fragmenten met Middelnederlandse ridderepiek’. In: TNTL iii (1995), p. 1-23. |
Kossmann, E.F.: ‘Fragment eines mittelniederländisch Leven van Jezus’. In: Frankfurter Büchereund 13 (1919), p. 287-290. |
Kwakkel, E.: ‘Ouderdom en genese van de veertiende-eeuwse Hadewijch-handschriften’. In: Queeste 6 (1999), p. 23-40. |
Loey, A. van: Middelnederlandse spraakkunst. II. Vormleer. 8e dr. Groningen, 1980. |
Machiels, J.: Catalogus van de boeken gedrukt voor 1600 aanwezig op de Centrale Bibliotheek van de Rijksuniversiteit Gent. Gent, 1979. |
Vijftien jaar aanwinsten, Sedert de steenlegging tot de plechtige inwijding van de Bibliotheek. Brussel, 1969. (Tentoonstellingscatalogus). |
Zieleman, G.C.: Middelnederlandse epistel- en evangeliepreken. Leiden, 1978. (Kerkhistorische bijdragen VIII). |
Zieleman, G.C.: ‘De evangelielessen in de zogenaamde Zwolse preken’. In: Ons Geestelijk Erf 64 (1990), p. 254-275. |
- voetnoot+
- Met dank aan Geert Warnar en Wybren Scheepsma voor hun commentaar op eerdere versies van dit artikel.
- voetnoot1
- De IIMM (Illustrated Inventory of Medieval Manuscripts) staat onder leiding van prof. dr. J.P. Gumbert en heeft momenteel een vijftal deelnemers. Men beoogt gestandaardiseerde beschrijvingen te maken van handschriften en fragmenten in verschillende collecties. Elke beschrijving is voorzien van foto's. Zie voor de IIMM Gumbert 1985 en 1991.
- voetnoot2
- Zie Biemans 1984 hoofdstuk 1 voor de Middelnederlandse evangeliënharmonie en de bewaarde handschriften.
- voetnoot3
- Een beargumenteerde opsomming van het handschriftelijke materiaal is te vinden in bijlage 2. De dateringen verschillen soms van die in Biemans 1984.
- voetnoot4
- Zie Gnirrep, Gumbert en Szirmai 1992 no. 41.7.
- voetnoot5
- In twee kolommen zijn alleen nog Gent UB 1654 (fragment) en München Universitätsbibliothek Fragment in oct. P. Eccl. 473 (fragment) (Biemans 1984 nos. 19 en 20).
- voetnoot6
- De rubricatie is ten dele weggesleten. In de marge van fragment 5v is een m met een afkortingsteken te zien (in zwarte inkt). Mogelijk is het een deel van de representant voor de rubriek.
- voetnoot7
- Vlaams is slouch (Van Loey 1980 § 85), Brabants is swert (Van Loey 1980 § 2 en 7) en misschien ook uut (Van Loey 1980 § 88).
- voetnoot8
- Zie Biemans 1984, p. 15. Tien van de 21 bewaarde evangeliënharmonieën bevatten (gedeelten uit) het Passieverhaal, soms vergezeld door het verhaal van het Laatste Avondmaal.
- voetnoot9
- Coun maakte aannemelijk dat er een Vulgaatdiatessaron, als de S-redactie, vooraf moet zijn gegaan aan de L-redactie (Coun 1993, m.n. p. 103-106). Eerder werd de L-redactie als oudste opgevat (zie Biemans 1984, p. 12). Zie ook de bijdrage van A. den Hollander in dit nummer.
- voetnoot10
- Zie de bijdrage van A. den Hollander in dit nummer. Biemans bracht de verschillende mengteksten samen onder een aparte noemer, de zogenaamde L/S-redactie (Biemans 1984, p. 13, vgl. ook De Bruin 1970B, p. XXXV). Op de keper beschouwd, vormen de handschriften met de mengvorm alleen een groep vanwege het feit dat ze alle een aan Luik verwante afwijking van de S-tekst hebben, niet zozeer vanwege een gemeenschappelijke lezing. Ik spreek daarom van ‘mengredacties’.
- voetnoot11
- De citaten uit het Stuttgartse en het Luikse handschrift in deze bijdrage zijn ontleend aan de editie Bergsma 1895-1898 (p. 240-244). Voor de mengredactie heb ik gebruik gemaakt van De Bruin 1970A (p. 48-49).
- voetnoot12
- Niet meegeteld is de omdraaiing op fragment 1v, kol. D (r. 2-3): des mens[chen sone] sal worde[n gegeven] (Utrecht) tegenover des menschen sone gegeven sal werden (Stuttgart) en de niet te achterhalen variante lezing op fragment 1r, kol. A (r. 9): Vader oft [...] nem desen [kelc af] (Utrecht) tegenover Vader mijn macht sijn so nemt desen kelc af (Stuttgart).
- voetnoot13
- Biemans 1984 no. 4. Uit dit handschrift wordt geciteerd in het variantenapparaat van de editie Bergsma 1895-1898.
- voetnoot14
- Zie MNW deel IX, kol. 1468.
- voetnoot15
- De hier uitgegeven tekst is in Utrecht ondergebracht onder kapittel 128, in Stuttgart is het onderdeel van kapittel 226.
- voetnoot16
- Dan is ook het fragment van de berijmde harmonie beter te plaatsen. De tekst van dit niet eerder in de secundaire literatuur ter sprake gekomen type harmonie is verwant aan, maar ook erg afwijkend van het Stuttgartse handschrift (bijlage 2, sectie A, Londen University College frag. germ. 3).
- voetnoot17
- Coun 1993, p. 101 en 107.
- voetnoot18
- Bergsma 1895-98, p. 126.
- voetnoot19
- De Bruin 1970C, p. VIII. We doen er goed aan te bedenken dat naast invloed van de ene Middelnederlandse evangeliënvertaling op de andere, ook het Latijn te allen tijde een rol kan hebben gespeeld bij de totstandkoming van variante lezingen. De evangeliën behoren tot de weinige naar het Middelnederlands vertaalde teksten, waarvan in ons taalgebied het origineel minstens zo'n grote verspreiding kende als de vertaling. Een kopiist kon dus vrij eenvoudig met de Vulgaat in de hand een verandering ten opzichte van zijn legger aanbrengen. We kunnen zo'n op de Vulgaat gebaseerde ingreep tegenwoordig eenvoudig interpreteren als invloed van een andere, onbekende Middelnederlandse evangeliënvertaling.
- voetnoot20
- Zie voor de eerste en de tweede groep respectievelijk Biemans 1997 en Kienhorst 1988 (met de herdateringen in Klein 1995). In de BNM-database zijn een vijftiental handschriften en fragmenten van de Rijmbijbel te vinden die van vóór 1350 dateren.
- voetnoot21
- Van rond 1350 of ouder zijn: Brussel KB 2802 (Psalmen en cantica); Brussel KB 2879-80 (Hadewijch); enkele productie-eenheden van Brussel KB 3067-73 (mystiek); Brussel KB 15131 (o.m. Eckhart); een productie-eenheid van Brussel KB 19565 (o.m. Palmboom-tractaat); Den Haag KB 70 E 5 (Limburgse sermoenen); een productie-eenheid van Den Haag KB 73 G 30 (Boec der minnen); Hannover Niedersächsische Landesbibliothek IV 369 (Nederrijns moraalboek); Parijs Bibliothèque de l' Arsenal 8224 (Suso's Horologium); enkele productie-eenheden van Parijs Bibliotèque Mazarine 920 (o.m. Hadewijch); Rotterdam Gemeentebibliotheek 96 A 7 (Proza-Lancelot) en Sint-Petersburg Akademie van Wetenschappen O 257 (olim XX.I.LXIII) (o.m. Psalmen en Cantica, getijden Maria, epistelen). Dit overzicht is gebaseerd op eigen onderzoek. Twee handschriften in de bijlage bevatten naast evangeliënmateriaal ook andere (geestelijke) teksten (Amsterdam UB IG 41 en Londen British Library Egerton 2188). Ik reken ze bij de telling tot de evangeliën-handschriften daar de niet-evangelieteksten een relatief klein aantal bladen omvatten. De genoemde handschriften met geestelijk proza zullen uitvoeriger ter sprake komen in mijn dissertatie, de precieze inhoud is te vinden in de BNM-database (http://lbs.leidenuniv.nl). Zie voor het begrip ‘productie-eenheid’ Kwakkel 1999, p. 28-29.
- voetnoot22
- Handschrift Amsterdam UB IG 41 is drie keer opgenomen in de bijlage, aangezien ze zowel evangelieperikopen, excerpten uit de evangeliënharmonie in de S-redactie als glossen bij de evangeliën bevat. Het gaat evenwel om dertien handschriften in totaal.
- voetnoot23
- De aanwezigheid van een groot aantal varianten zou ook verklaard kunnen worden uit het feit dat een bepaalde tekst binnen een kort tijdsbestek een groot aantal keer is gekopieerd. Dit is bij de Middelnederlandse harmonie niet het geval (Luik UB 437 dateert van vóór 1300).
- voetnoot24
- De dialecten in de harmoniehandschriften van vóór 1350 zijn West-Limburgs (Biemans 1984 no. 1), West-Vlaams (nos. 2 en 6), Brabants (nos. 8 en 20), Nederduits gekleurd Middelnederlands (no. 17) en Westmiddelnederlands met Brabantse elementen (no. 19). De Utrechtse fragmenten hebben zowel Brabantse als Vlaamse vormen.
- voetnoot25
- De boeken in de bibliotheek van de Akademie van Wetenschappen in Sint-Petersburg hebben een nieuwe nummering gekregen. De oude signatuur plaats ik voor het gemak tussen haken. Met dank aan mw. dr. G. Gerritsen-Geywitz.
- voetnoot26
- In de eerstgenoemde codex worden nog een aantal Vulgaatlezingen aangetroffen die in de laatstgenoemde codex zijn vertaald, bijvoorbeeld meesters quamen van orienten in Brussel (fol. 2r), tegenover magi quamen van orienten in Sint-Petersburg (fol. 15r). De Vulgaat heeft magi ab oriente. Ook zijn er variante Middelnederlands lezingen aanwezig, bijvoorbeeld hi saelt di ghelden in Brussel (fol. 7v) tegenover hi salet di weder gheven in Sint-Petersburg (fol. 21v). Tenslotte verschilt soms de grammaticale structuur, bijvoorbeeld In dien tiden ghinc jhesus dies saterdaghe dore coren Ende sinen jongheren begonsten are te pluckene van honghere ende tetenne in Brussel (fol. 25r) tegenover In dien tide ginc Jhesus dore coren dies saterdaghe ende sine jongheren beghonsten hongherende aren te plucken ende te etene in Sint-Petersburg (fol. 32r).
- voetnoot27
- Het stemmatologisch onderzoek van de handschriften en de positie van de Weense codex zal uitgebreider ter sprake komen in mijn dissertatie.
- voetnoot28
- Zie voor de verschillende opvattingen wat betreft de zogenaamde ‘relatieve chronologie’ De Bruin 1970C, p. VII-IX en Coun 1993, p. 90, 96 (p. 107 voor de vertaling).
- voetnoot29
- Het deel van het handschrift dat perikopen uit de evangeliën bevat (fol. 105r-191r), kan worden beschouwd als een evangeliarium. Dit is een voor Middelnederlandse begrippen unieke situatie. Bij alle andere evangeliaria hebben we te maken met een integrale evangeliënvertahng waarbij de te lezen passage in een tafel moet worden opgezocht. Zie voor de inhoud van de codex Biemans 1984 no. 39.
- voetnoot30
- Zie De Bruin 1970C, p. VIII (p. VII voor de verschillende typen lectionaria) en Biemans 1984, p. 35.
- voetnoot31
- De fragmenten worden vermeld bij Croenen 1992, p. 271 nt. 1. Ik dank dr. G. Croenen (University of Liverpool) voor het toesturen van fotokopieën van de fragmenten.
- voetnoot32
- De Bruin 1935, p. 69-145. Biemans houdt deze indeling aan (Biemans 1984, p. 35).
- voetnoot33
- Zie De Bruin 1940, p. 329. Onder de benaming Westvlaamse epistelen en evangelien gaan daarom tegenwoordig ook twee epistolaria schuil (waarin dus helemaal geen evangeliënmateriaal is te vinden): het genoemde handschrift uit Sint Petersburg en Wenen ÖNB SN 12.905 (Biemans 1984 nos 22 en 23). In bijlage 2 houd ik de indeling De Bruin/Biemans aan. Hoewel het gezien de aard van de bijlage niet strikt noodzakelijk is, bespreek ik ook de voornoemde epistolaria, daar een deel van de overlevering van de epistelvertaling nauw verbonden is met de Middelnederlandse evangelieperikopen in de handschriften van de Westvlaamse epistelen en evangelien.
- voetnoot34
- Geirnaert en Geirnaert 1987, m.n. p. 222-228. Het fragment - Brugge Stadsarchief Oud archief reeks 538 fragmenten van handschriften [zonder signatuur] - sluit wat betreft de evangelieperikopen nauw aan bij Londen British Library Egerton 2188, een van de handschriften met de Westvlaamse epistelen en evangelien (p. 227). Ik heb het in de bijlage daarom ondergebracht bij die groep (bijlage 2, sectie C).
- voetnoot35
- Coun 1993 (m.n. p. 94-96).
- voetnoot36
- Waar in het Amsterdams lectionarium is te lezen Want daer u scat es, daer es uwe herte (ed. De Bruin 1970D, p. 322), heeft Antwerpen want dar dijn scat es dar sal sijn dine herte (uit perikoop Luc. 12:32-34). De variant sijn voor u en het toegevoegde sal, wordt teruggevonden in de Zuidnederlandse vertaling van het Nieuwe Testament: Want daer dijn scat es daer sal sijn dijn herte (ed. De Bruin 1971, p. 92). Waar Amsterdam spreekt van Ende die niet neemt sijn cruce ende comt na mi, ne mach miin jonger niet siin (ed. p. 311), heeft Antwerpen ende die niet ne draget sijn cruse ende comet na mi hi ne mach [niet] sijn mijn [...] (uit perikoop Luc. 14: 27). De integrale vertaling leest in dit geval Ende die niet en draghet sijn cruce ende comt na mi, hine mach mijn jonghere niet sijn (ed. p. 97). De perikoop Mat. 25:1-13 en Luc. 11:27 zijn minder gelijkend.
- voetnoot37
- De bewaarde gedeelten luiden: Dit segt god de here Eist dat die man sijn wijf laet ende dat si sceet van hem ende neemt enen anderen man en sal si niet me[er] wederkeren tote hem [ne ...] ende gecondampneer dat wijf du hebs onkuusheit gedaen met vele minnaren (uit perikoop Jer. 3: 1) en Ende in der volheit der heilegen es mine uutspanninge (uit perikoop Sir. 14:16). Vgl. De Bruin 1970C, resp. p. 307 en p. 286 voor het Amsterdams lectionarium. Het is heel curieus dat de oudtestamentische perikopen in Antwerpen en Amsterdam identiek zijn, terwijl de evangelieperikopen juist verschillen. De oudtestamentische perikopen in de codices gaan blijkbaar terug op een bron die geen evangelieperikopen bevatte (anders waren ook die gelijk geweest). Wat voor bron kan dat geweest zijn? Een los functionerende oudtestamentische perikopengroep? Of bestond er misschien een Middelnederlandse vertaling van het Oude Testament?
- voetnoot38
- De lijsten met handschriften zijn te vinden bij Zieleman 1978 p. 48-77 en 82-83.
- voetnoot39
- Vgl. Zieleman 1978, p. 53 en Vijftien jaar aanwinsten 1969, p. 70-72 (met afbeelding).
- voetnoot40
- Gevonden via een verwijzing in de BNM. Een tweede tot nu toe onbekend fragment trof ik aan in een van de fragmentendozen in de universiteitsbibliotheek te Gent. Het is onduidelijk om wat voor soort evangeliënvertaling het in het laatste geval gaat. Beide fragmenten zijn door mij in autopsie onderzocht, maar behoeven verder onderzoek (zie bijlage 2, sectie E).
- voetnoot41
- Zie Zieleman 1978, p. 49-51.
- voetnoot42
- Zie Zieleman 1990 (m.n. p. 263-274) wat betreft de evangelieperikopen in Zwolle Gemeentearchief oud archief 2.1. Hij constateert een relatie met de S-redactie van de evangeliënharmonie en met de lectionaria in Westvlaamse vertaling (met name het zogenaamde Lectionarium van Gruuthuse, Brussel KB 15054). Voorts stelt hij vast dat er geen relatie is met de Zuidnederlandse vertaling van het Nieuwe Testament. De tekst in de Zwolse codex is overigens een zelfstandige bewerking (p. 255-256).
- voetnoot43
- 43 Zie voor de reeks De Bruin 1970B, p. xv-xxx.
- voetnoot44
- maer is doorgestreept.
- voetnoot45
- Afkortingen van Nomina sacra heb ik niet opgelost.
- voetnoot46
- De spelling van hep is curieus, doch het lijkt geen leesfout.
- voetnoot47
- en is doorgestreept.
- voetnoot48
- hi seget is doorgestreept.
- voetnoot49
- Na swerde sporen van rubricatie.
- voetnoot50
- Onder de regel is rechter genoteerd. Het is in te voegen na sijn.
- voetnoot51
- De lezing van deze regel is onzeker.
- voetnoot52
- Alleen bovenste helft zichtbaar.
- voetnoot53
- Biemans 1996 (m.n. p. 212-213), Biemans 1997 (m.n. dl. 1, p. 190- 195), Gumbert 1987 en Klein 1995 (m.n. p. 2-3).
- voetnoot54
- Zie voor de orthografie Biemans 1997, p. 206-207 en voor de initialen Klein 1995, p. 20 nt. 5 en Biemans 1997, p. 197-205.
- voetnoot55
- Indeling naar Biemans 1984 hoofdstuk 1. De noemer ‘S/L redactie’ heb ik vervangen door de neutralere naam ‘mengredacties’ (zie noot 10).
- voetnoot56
- Kopenhagen Kongelige Bibliotek Ny kgl. Saml. 168 quarto (circa 1270). Zie de editie Gysseling 1985.
- voetnoot57
- Zie Kwakkel 1999, p. 36.
- voetnoot58
- Zie Den Hollander 1999 voor editie en afbeeldingen.
- voetnoot59
- Dr. E.F. Overgaauw komt tot dezelfde datering (brief 5 III 99). De genoemde kenmerken van het schrift zijn grotendeels van hem afkomstig, waarvoor ik hem hartelijk dank.
- voetnoot60
- Zie Biemans 1997 dl. I, p. 191 voor deze redenering.
- voetnoot61
- Hoewel het geen proza betreft, neem ik het fragment op omdat dit het enige spoor is van een berijmde harmonie en het tot nu toe niet ter sprake is gekomen in de secundaire literatuur met betrekking tot de Middelnederlandse harmonie. De verwantschap met de S-redactie wordt door de editeur overschat (zie Kossmann 1919). In de BNM zijn een beschrijving en een foto aanwezig.
- voetnoot62
- Een foto met beide handen (eerst de ‘oudere’ dan de ‘jongere’) is te vinden in Biemans 1984, p. 30.
- voetnoot63
- Zie Biemans 1984 hoofdstuk 6. Brussel KB 11732 (Biemans 1984 no. 68) vind ik niet evident veertiende-eeuws.
- voetnoot64
- Zie voor deze kopiist Kienhorst en Kors 1998, p. 7-9.
- voetnoot65
- Biemans 1984 hoofdstuk 2. Het handschrift uit Sint-Petersburg en uit Wenen bevatten alleen epistelperikopen (zie noot 33). De Antwerpse fragmenten heb ik voorlopig ondergebracht bij de Westvlaamse epistelen en evangelien. De evangelieperikopen in de handschriften in deze groep verschillen sterk.
- voetnoot66
- Kienhorst en Kors 1998, p. 10 (datering) en p. 12-13 (afbeeldingen).
- voetnoot67
- Afbeelding en editie bij Geirnaert en Geirnaert 1987.
- voetnoot68
- Naar de indeling van Zieleman 1978, p. 51-54.
- voetnoot69
- Naar de indeling van Zieleman 1978, p. 75-77. Afbeeldingen van het Zwolse handschrift zijn te vinden op p. 90 (eerste hand) en p. 95 (tweede hand).
- voetnoot70
- Gumbert 1987, p. 169.
- voetnoot71
- Machiels 1979, no. 294. Met dank aan Dr. Martine de Reu, conservator van de afdeling Handschriften en Kostbare werken van de universiteitsbibliotheek te Gent.