Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 1997
(1997)– [tijdschrift] Queeste– Auteursrechtelijk beschermdNogmaals: Latijn in Geraardsbergen
| |
[pagina 162]
| |
Op pp. 127-128 wordt tekst 27 besproken; die zou (geëmendeerd) luiden:
‘Het opschrift vermeldt dat het bijschrift (...) een vers is. De combinatie van Middelnederlands en Latijn vertoont echter geen enkele metrische regelmatigheid.’ Dus stelt de auteur voor, het Middelnederlands eruit te laten en te lezen:
‘De Latijnse tekst blijkt dan metrisch te zijn en uit zes spondeeën (een versus spondiacus) te bestaan.’ Welnu, dat klopt niet. Het rijtje van vijf Latijnse woorden telt twaalf lettergrepen, maar is daarmee nog allerminst een versus spondiacus. Integendeel: de tekst mèt het Middelnederlands is wel degelijk een keurige hexameter! Ik druk hem nog eens af, voor het gemak van de lezers met gemoderniseerde spelling, hoofdletters en interpunctie, en met accenten voor de heffingen:
Men moet dan wel afzien van de onnodige emendatie van de werkwoordsvorm flat. De vertaling wordt: ‘Notos waait Zuid, Eurus Oost, Zephyrus West, Boreas Noord’. Tekst 28 (p. 128) verwondert mij: de a van ‘colera’ is blijkens de metriek kort, die van ‘mota’ lang, en dat kan grammatisch niet kloppen. Maar dat weet ik niet recht te zetten. De tweede regel van tekst 29 is niet (p. 129) ‘eveneens een leoninische hexameter’, maar een pentameter: ‘Córpus púrgo meúm. séd tamen óro deúm’. In tekst 30 (p. 129-130) wordt de kopiist gezegd ‘twee vergissingen te hebben begaan. Hij heeft in de eerste regel que toegevoegd en hij heeft visum niet aan het einde van de eerste regel, maar aan het begin van de tweede regel geschreven. Hierdoor is het onduidelijk geworden dat de tekst uit twee hexameters is samengesteld.’ De opmerking over visum moet een vergissinkje zijn: het staat juist, ten onrechte, aan het eind van de eerste in plaats van aan het begin van de tweede regel. De juiste lezing is (weer gemoderniseerd en geaccentueerd
Duidelijk is, dat in deze redactie het ‘-que’ in het eerste vers terecht is toegevoegd, dus dat is géén vergissing van de kopiist. In tekst 33 (p. 132) moet men ongetwijfeld ‘dixeris’ lezen (als emendatie, wel te verstaan). In tekst 36 (p. 132-134) moet men inderdaad aannemen dat iemand ‘bertrandus’ op de plaats van ‘sunt fortes’ had willen zetten. (Dat kan wel niet de compilator van dit handschrift zijn geweest. Het moet een suggestie zijn, die een eerdere lezer, een bekwamer Latinist, in de marge genoteerd had; en dat toont dus, dat de Geraardsberger deze tekst, met marginale suggestie en al, uit een geschreven bron putte.) - Overigens zou ‘Ordine’ in de uit Walther geciteerde paralleltekst niet per se met ‘In chronologische volgorde’ vertaald hoeven te worden (al was het maar vanwege David-Josua), maar met ‘In overzichtelijke orde’. In tekst 40 (p. 135) is de aanwijzing ‘l. quicumque’ onjuist: er stáát quicumque. (Ik zou de slotregel vertalen: ‘... verwonder ik mij dat iets heel kleins mij zo neerdrukt’.)
Menig middeleeuws en hedendaags auteur zou de slotregel van een Middelnederlandse kopiist wel tot de zijne mogen maken: Qui legit, emendet, scriptorem non reprehendet: ‘Verbeter fouten die je ziet, maar berisp de schrijver niet’. Een goede spreuk.
Adres van de auteur: Thorbeckestraat 4, nl-2313 he Leiden |
|