Het prince liet-boeck, of trompet des oorlogs
(1675)–Anoniem Het Prince Liet-boeck, of trompet des oorlogs. Waer in de voornaemste landt- en zee-slagen– AuteursrechtvrijWaer in verhaelt werdt alle de voornaemste landt- en zee-slagen, beginnende met 't jaer van 1672. en eyndigende met het jaar 1675
Voys: Trompen en Trompetten en Fluyten.Hoe was elck door vreughde bedwongen,
Doe men staken en tonne sagh staen,
Dat het daer sou op een vieren gaen;
Yder heeft Gode danck gesongen,
Vre, vre, vre songh Ouden en Jongen,
Vatten daer handen aen.
Teertonnen, wijn-pijps, haringh-vaten,
Oly-tonnen, Cartelen van Traen,
Tonnen van soute Vis, Labberdaen,
Stelde men daer al op de straten,
Vre, vre, vre is nu ingelaten,
Yder komt op de baen.
Mande, korve, paenders en fuycke,
Stoelen en bancken en scherrif-bort,
't Spinnewiel waerom dat Besje knort,
Sagh men sijn neus door vlamme duycken;
Sa, sa, sa, Lampen, Oly-kruycken,
Kap-stock en Mangel-bort.
Oude kassen, tafels en stoven,
Kanne-bort, lepel-bort, rockens hooft,
Haspellen, spillen, pot-lepels, geklooft,
Wy zijn bevrijt van taken en roven;
Nu, nu, nu staet vrede weer boven
d'Oorlogh is berooft.
Melck-mouten, emmers en karn,
| |
[pagina 35]
| |
Karren-stock, boter-nap, vorck en steel,
Stocken met besems, balck en deel,
Schuyte daerme niet mee kan varen,
Ja, ja, ja, schrobbers en Lantaren,
Raegh-bol met kop en steel.
Vlegels, schud-gaffels, harcke, ploegen,
Hekels, schuyers, luy-wage, schuer-back,
Kofferkens van het groote gemack,
Brande men met een groot genoegen,
Hey, hey, hey, wie sou hem niet voegen,
Decksels van potten en back.
Snyers Hel met lappen en leuren,
Oude raden van wagens en kar,
Korde-wagens vol Pick ende Tar,
Wel besmeert van achter en veuren,
Hey, hey, hey, nu is 'er geen treuren,
d'Oorlogh is nu var.
Besjes schoen, hol-blocke en klompen,
Muylen en toffels, vodden en lap,
Juffertjes Mosdoos en swarte kap,
Krucken, stelten, verslete stompen,
Sa, sa, sa, sleden houte pompen,
Brande men met een snap.
Dus soo blaeckt men en men brande,
't Was allon sa kannen ende kruyck,
Loster en laeter u holle buyck,
Singht'er en springht'er klap in de hande,
Vre, vre, vre is in onse Lande,
Yder die branden Puyck.
Yder dansten om 't vreughde vieren,
Men sagh branden lantaren en kaers,
Op al de Torens het was wat raers,
Vier-pijls, klap-kossen sagh men swieren,
Bons, bons, bons de stucken tieren,
Yder die maeckt wat raers.
Doe soo sagh men god Mars ter schande,
Dus verscheender ons den soeten Vree,
Elck riep zegen, geluck heyl hier mee,
Niemandt en sal ons meer aen randen,
Trout, bout, trout op Godt ons Nederlande,
Die u geeft eeuwigh Vree.
EYNDE. |
|