Princesse Liet-boec
(2007)–Willem Reyers de Lange, Anoniem Princesse Liet-boec– Auteursrechtelijk beschermd[Ariadne en Theseus] [editie]Ariadne schrijft aan Theseus,
op de melodie van U lieffde quelt my totter doodt Wat een wreedheid, hoe ontrouw
dat jij me zomaar laat barsten
en mij hier verdrietig achterlaat
als balling op een eiland
waar ik niet lang te leven zal hebben.
Ik zag je schip op zee
wel erg snel wegvaren.
Bedenk toch eens hoe ongerust ik was!
Ik liep de golven in,
| |
[pagina 26]
| |
want ik wilde niet langer leven.
Ik zag nog een glimp van je zeilen
en ik schreeuwde en maakte grote ophef.
Geef mij de nacht maar, ik vervloek de dag
waarop je mij verliet
en er met mijn zus vandoor ging.
Wat heb je gedaan, laffe ridder,
is dit nou een heldendaad?
Ik ben al mijn vreugde kwijt en mijn land moet ik missen.
Wees toch lief
en kom me helpen.
Mijn vader en moeder heb ik te schande gemaakt
en met jou ben ik op de vlucht geslagen.
Nu laat jij mij hier wanhopig
in deze woestenij achter.
Daar mag ik toch wel over klagen?
Vader, nu krijg je genoegdoening
voor wat je dochter je heeft aangedaan,
want Theseus heeft zich van zijn slechte kant laten zien
en heeft mij in de steek gelaten,
de gemene verrader!
Kom, leeuwen, beren, verslind me maar,
arme ik,
die zo verliefd was op jou, huichelaar!
Nu je me bedrogen hebt
ben ik toch zo verdrietig.
O prins - o God - mocht het toch gebeuren
dat jij, Theseus, mijn gejammer
en mijn ellende eens zou zien.
Ik hoop dat je dan medelijden krijgt,
schandelijke ridder!
Theseus beantwoordt Ariadne,
op de melodie van Een had ick uytvercoren schoon lief Wat klaag je toch,
lieve Ariadne!
Daar hou ik niet van,
ik zit met mezelf in de knoop.
Jouw droevige brief
| |
[pagina 27]
| |
die wordt nog eens mijn dood, liefste.
Wat gaat het toch slecht met je!
Lieveling, geef mij niet de schuld
wanneer je deze brief leest.
God heeft ervoor gezorgd
dat je nu zo bang bent.
Maar, liefste, vertrouw op mij,
ik heb hier heel veel spijt van.
Mijn liefde is zeker nog niet bekoeld.
O beeldschone vrouw,
jij was mijn allerliefste,
en nu leef je vol verdriet
en zit je in de put
en dat alles omdat ik er niet ben.
Nu zit je daar in doffe ellende.
Ik geef toe, het is mijn schuld, dat beken ik.
Ik weet dat ik fout zit.
Alle wilde dieren
zijn aardiger voor jou
dan ik, terwijl ik nog wel je geliefde ben.
Wist je dat je zus Phaedra
je dit allemaal heeft aangedaan, liefste?
Zij is degene die ons gescheiden heeft.
Liefste, ik hoorde je wel schreeuwen
en ik zag je heus wel lopen.
Och arme, ik beklaagde je!
Och lieveling,
was ik maar weer bij je,
dat vraag ik God de Heer,
dat is alles wat ik wil.
De tranen liepen over mijn wangen
toen ik helaas jouw doek
op een stok zag hangen
en ik vervloekte je zus.
Toen had ik wel in een vlaag van dapperheid
moedig in zee willen springen
en zoals Leander naar jouw doek toe willen zwemmen.
Prins
Prinses, hou op met je droevige geklaag!
| |
[pagina 28]
| |
God zal je weer blij maken,
zo snel mogelijk hoop ik, liefste,
ook al heb ik je zo laten zitten.
De Heer zal goed voor je zorgen
zodat je nooit meer verdriet zal hebben.
|
|