| |
| |
| |
Manu Busschots
Het speldebat in tien stappen
Wie van een stevige discussie houdt, moeten we helaas teleurstellen: het speldebat is geen discussie. Het lijkt ook niet op het debatteren van het televisieprogramma Het Lagerhuis.
Wat is het speldebat dan wel? Het is een manier om meningen uit te wisselen, mondigheid te stimuleren en de spreekkunst te bevorderen. Soms is puntigheid vereist, soms een overtuigende woordenstroom. Tegelijkertijd zorgt de vorm van het speldebat ervoor dat het zelfvertrouwen dat nodig is voor het spreken voor of in een groep groeit. De variatie aan onderwerpen stimuleert de algemene ontwikkeling en - in het geval het debat in een vreemde taal gebeurt - de ontwikkeling van een bredere woordenschat.
Hoewel het speldebat, zeker in een vreemde taal, lastig is voor elke beginner, leert de ervaring dat ‘oefening kunst baart’. Het volgende tien stappenplan kan een goede basis vormen voor docenten die aan de slag willen gaan met het speldebat.
Debatteren is een discussie in spelvorm, maar verschilt van een normale discussie op een aantal belangrijke punten:
• | Vaste positie: je wordt ingedeeld als voor- of tegenstander, en daar kun je gedurende het debat niet van afwijken. Je hoeft het dus niet eens te zijn met wat je beargumenteert. |
• | Vaste spreektijden en bijna altijd in teamverband. Elke deelnemer aan een debat krijgt een vaste tijd toegewezen om een betoog te houden. |
• | Vast standpunt: je kunt niet halverwege van idee veranderen, je standpunt tijdens het debat blijft hetzelfde. |
• | De jury beslist: de jury moet worden overtuigd, niet de tegenstanders. En dejury geeft geen reacties tijdens het debat. |
| |
| |
| |
Stap 1: Het debat in vogelvlucht
Het speldebat kent vele vormen. In dit tien stappenplan bespreken wij de ‘American Parliamentary Style’ die ook veel in Nederland wordt gebruikt. Deze vorm gaat uit van twee teams van twee personen aan elke zijde, maar kan ook voor twee teams van drie personen worden gebruikt. Het team van de voorstanders bestaat uit een ‘eerste voorstander’ (VO1) en een ‘tweede voorstander’ (VO2) net zoals het team van de tegenstanders bestaat uit een ‘eerste tegenstander’ (TE1) en een ‘tweede tegenstander’ (TE2). De eerste sprekers van elk team houden zowel een opbouwende als een samenvattende conclusiebeurt. Als ervoor gekozen wordt om drie sprekers in elk team te zetten, dan kan de samenvattende beurt door de derde sprekers worden gehouden.
| |
1. Start en stelling
Het debat begint met het aankondigen van de stelling en de indeling van de teams. De stelling wordt doorgaans 15 minuten voor aanvang van het debat bekendgemaakt en dan maakt de jury ook bekend welk team voor en welk team tegen is. Elk team gaat zich nu voorbereiden. De stelling is een algemene zin. Dit is het uitgaagspunt van het debat. Normaal gesproken is de stelling tamelijk algemeen (bijvoorbeeld: ‘Nederland is oké’ of ‘De Verenigde Staten gaan te ver’) en deze moet dan ook nog geïnterpreteerd worden tot een specifiek voorstel of stellingname (zie stap 2).
| |
2. Opbouw en verloop
Na de voorbereiding gaan de teams tegenover elkaar zitten, met een spreekgestoelte of iets dergelijks in het midden. Tegenover dit spreekgestoelte zit de jury van het debat. De jury start het debat door de eerste spreker van de voorstanders uit te nodigen om het woord te voeren. Het debat verloopt vervolgens volgens een vast schema, waarbij de jury steeds de tijd bijhoudt en de sprekers uitnodigt en bedankt voor de betogen. Eerst houden de sprekers vier opbouwende betogen met daarin de argumenten voor of tegen (zie stap 3) en de reacties op de betogen van de tegenstanders (zie stap 4). Deze betogen zijn zes minuten elk (of vier minuten voor beginners) en kunnen kon onderbroken worden door interrupties (zie stap 6). Als afsluiting houden beide teams een samenvattend en concluderend betoog van drie minuten elk (zie stap 7). Door middel van een heldere opbouw van het verhaal (zie stap 5) en een sterke presentatie (zie stap 8) proberen de sprekers niet alleen (inhoudelijk) gelijk te hebben, maar ook gelijk te krijgen van de jury (zie stap 9).
| |
3. Afloop en beoordeling
Na het debat vraagt de jury de debatteerders elkaar de hand te schudden en de zaal te verlaten zodat de jury tot een oordeel kan komen. De symboliek van het handen schudden is belangrijk. Het was slechts een spel en de verkondigde of fel
| |
| |
bestreden argumenten waren niet noodzakelijkerwijs persoonlijk. De jury heeft altijd gelijk. Ook al gelooft een spreker heilig in zijn eigen verhaal, als het niet goed is overgekomen bij de jury heeft de spreker zijn taak niet goed volbracht.
| |
4. Debatschema
Opbouwende beurten (6 minuten) |
Samenvattende beurten (3 minuten) Geen interrupties |
1e Voorstander (VO1) |
1e Tegenstander (TE1) |
2e Voorstander (VO2) |
2e Tegenstander (TE2) |
1e Tegenstander (TE1) |
1e Voorstander (VO1) |
Kondig de stelling aan en verkaar de interpretatie |
Geef de filosofie van de voorstanders |
Win het debat terug voor de voorstanders |
Win het debat terug voor de tegenstanders |
Laat het verschil zien tussen de beide zijden/ filosofieën |
Dezelfde taak als de TEI Conclusie |
Geef de filosofie van de voor-standers |
Geef de strategie of het tegenvoorstel van de tegenstanders |
Val de strategie/ tegenvoorstel/ filosofie van de tegenstanders aan |
Laatste kans om cruciale zaken toe te voegen |
Behandel de belangrijkste zaken |
En |
Geef een duidelijk en heldere uitleg van het voorstel |
Geef eigen argumenten |
Weerleg de argumenten van de TE1 |
Voeg nieuwe argumenten toe |
Nieuwe argumenten zijn niet toegestaan |
Van de TE1 aan op zijn samenvatting en conclusie |
Onderbouw het voorstel met argumenten |
Weerleg de argumenten van de VO1 |
Voeg nieuwe argumenten toe |
Weerleg de argumenten van de VO2 |
Verhelder door middel van voorbeelden |
Weerleg de argumenten van de TE2 |
|
|
|
|
Conclusie |
|
| |
| |
| |
Stap 2: Interpretatie van de stelling: stellingname
| |
1. Interpretatie: eerlijk/ oneerlijk
Van de stelling moet je een specifiek idee of specifieke filosofie afleiden die je wilt verdedigen. Dit idee of deze filosofie moet je vertalen in een duidelijk voorstel dat jezelf en de tegenstanders de mogelijkheid geeft om over te debatteren. Het proces van een stelling omvormen tot een onderwerp waarover gedebatteerd kan worden, wordt het interpreteren van de stelling genoemd. Als voorstanders moet je een eerlijke interpretatie hanteren, want uitzonderlijke interpretaties die ontworpen zijn om de tegenstanders te verwarren (‘sjoemelen’ met de stelling) worden niet beloond door de jury: argumenten winnen een debat en niet interpretaties!
Een interpretatie wordt beschouwd als eerlijk wanneer uitgelegd kan worden dat achter de originele stelling en het voorstel hetzelfde basisidee schuil gaat. Bijvoorbeeld:
Stelling: |
Nederland is oké. |
Basisidee: |
Ondersteunen van Nederlandse producten. |
Mogelijke voorstellen: |
1. De Nederlandse regering moet de tomatenexport naar Duitsland subsidiëren of 2. Het budget voor subsidies van Nederlandse Olympische sporters moet verdubbeld worden of 3. Andere Europese landen zouden ook softdrugs moeten gedogen. |
| |
1. Definieer elk woord
Wanneer je je voorstel hebt geformuleerd, dan moet je elk woord in het voorstel definiëren, want het voorstel moet duidelijk en verdedigbaar zijn. Op deze manier baken je het onderwerp af. Als je dit niet (goed) doet, dan zullen de tegenstanders hier misbruik van maken. Bijvoorbeeld:
| |
| |
Voorstel: |
De Nederlandse regering moet de tomatenexport naar Duitsland subsidiëren. |
|
Wat is subsidiëren? |
Voorstel: |
Softdrugs moeten gedoogd werden. |
|
Wat is gedogen? Vanaf welke leeftijd? Welke drugs zijn softdrugs? |
Probeer zo duidelijk en volledig mogelijk te zijn als voorstanders.
| |
3. Over het voorstel wort gedebatteerd, de stelling wordt vergeten
De tegenstanders moeten het voorstel van de voorstanders accepteren als dit een eerlijke en goede interpretatie is. De tegenstanders kunnen nu niet meer tegen de oorspronkelijke stelling zijn. Alle argumenten moeten gericht zijn op het voorstel van de voorstanders en de onderliggende filosofie. Bijvoorbeeld:
Stelling: |
Nederland is oké. |
Voorstel: |
De Nederlandse regering moet de tomatenexport naar Duitsland subsidiëren. |
Argumenten over bijvoorbeeld het Nederlandse softdrugsbeleid of het slechte gedrag van Nederlandse toeristen in het buitenland zijn niet relevant. Het debat gaat alleen over het wel of niet subsidiëren.
| |
4. Beleids- of waardendebat
Je kunt onderscheid maken tussen een beleids- of een waardendebat. Een beleidsdebat bestaat uit een voorstel, ontworpen om een bestaand probleem op te lossen. Dit soort debat legt de nadruk op de uitvoerbaarheid en de gevolgen van het voorstel. In een waardendebat ligt de nadruk op de morele principes van het idee waarover wordt gedebatteerd. Bijvoorbeeld:
Beleidsdebat: |
De regering wil de tomatenexport naar Duitsland subsidiëren. |
Waardendebat: |
Een sterke dictatuur is beter dan een zwakke democratie. |
Een goed debat zal beide typen argumenten met elkaar combineren. In een debat over ingrijpen in Irak passen bijvoorbeeld zowel argumenten over de souvereiniteit van een staat of de legitimiteit om geweld toe te passen buiten VN-verband als de gigantische kosten of de praktische problemen van heropbouw van het land en het installeren van een goed nieuw bestuur.
| |
| |
| |
5. Slechte stellingnames
Het is de taak van de voorstanders een sterke, maar niet onmogelijke stellingname te geven. Als je een voorstel poneert dat in de meeste gevallen waar is (truïsme), bijvoorbeeld: ‘doden zonder reden is slecht’, dan laat je de tegenstanders geen ruimte om nog iets belangrijks te zeggen. Het gepresenteerde voorstel moet enige impact hebben en het moet mogelijk zijn om het niet met het voorstel eens te zijn. Daarom is een voorstel als ‘Je moet stoppen voor een rood licht’ ook niet acceptabel. In beide gevallen hebben de voorstanders het debat verknoeid en dit zal zwaar gestraft worden door de jury. Het omgekeerde kan ook waar zijn: een gewaagde stellingname, bijvoorbeeld ‘alle drugs moeten legaal worden’ kan beloond werden als de tegenstanders na afloop van het debat er niet in geslaagd zijn genoeg twijfel te zaaien.
| |
6. Ongeoorloofde verandering van de interpretatie
Als je het voorstel eenmaal hebt gedefinieerd dan moet je er ook bij blijven. Een ongeoorloofde verandering ontstaat wanneer je later in het debat je voorstel verandert. Het is niet mogelijk om later in het debat termen te verklaren die je in je eerste betoog impliciet hebt gelaten. Bijvoorbeeld:
Voorstel: |
De regering zal nooit met terroristen praten |
Ongeoorloofde |
... behalve wanneer ze hun wapens inleveren |
|
verandering: |
|
| |
| |
| |
Stap 3: Argumentatie
Mensen willen hun beslissingen graag op rationele informatie baseren. Daarom is het belangrijk om de jury aan te spreken op hun logica. De bouwstenen van logica zijn argumenten.
| |
1. Argumenten moeten de interpretatie direct ondersteunen
Indien je argumenten de definitie niet (direct) ondersteunen zal het debat een deel van haar duidelijkheid verliezen. Al je argumenten moeten daarom je basisidee ondersteunen. Bijvoorbeeld:
Stelling: |
De regering zal niet met de IRA praten |
Basisidee: |
De regering praat niet met terroristen |
Slecht argument: |
In het verleden hebben we nooit met ze gesproken (Dat is geen reden om het nu niet te doen.) |
Goede argumenten: |
De IRA is niet te vertrouwen (breekt beloften en wetten). |
|
Praten met de IRA is immoreel (niet te verantwoorden naar slachtoffers). |
| |
2. Verschillende soorten argumenten
Je kunt een probleem van verschillende kanten bekijken. Van elke kant kun je meerdere argumenten afleiden. Aspecten om aan te denken zijn o.a.: economisch, sociaal, politiek, historisch, psychologisch, (inter)nationaal, ethisch, religieus, enz.
| |
3. Krachtige termen
Het betitelen van je argumenten stelt je in staat om naar je argumenten te verwijzen zonder iedere keer het hele argument uit te moeten leggen. Als je in je structuur van je betoog van deze techniek gebruikt maakt is je verhaal beter te volgen. Het maakt je verhaal duidelijk en daardoor overtuigend. Noem iets niet gewoon een economisch argument, maar bijvoorbeeld het ‘meer winst’-argument. Zulke krachtige termen maken het argument in een keer duidelijk en versterken het.
| |
4. Uitleg van argumenten
Naast het betitelen van argumenten moet ook uitgelegd worden wat er met het argument bedoeld wordt. Laat zien hoe het argument jouw voorstel of bewering ondersteunt. Illustreer de argumenten door aansprekende voorbeelden. Onthoud dat in een debat niets vanzelfsprekend is. Als een argument is: ‘het is een traditie’, leg dan uit waarom het een goede traditie is of waarom het belangrijk is om tradities te hebben.
Het verschil tussen een goed debat en een slecht debat is vaak de uitleg van en bewijsvoering voor argumenten.
| |
| |
| |
5. Voorbeelden (voorbeelden ≠ argumenten
Een voorbeeld is geen argument, maar een argument kan uitgelegd worden aan de hand van een voorbeeld. Een argument wordt sterker als het met meer voorbeelden wordt ondersteund. Bijvoorbeeld:
Stelling: |
Oorlogen zijn slecht |
Voorbeeld: |
In Wereld Oorlog II is een vreselijke holocaust geweest. |
Alleen dit voorbeeld geven is niet genoeg. Dat is nog geen argument. Het zou ook veel te makkelijk te weerleggen zijn door simpelweg alle andere oorlogen te noemen waarin geen holocaust is geweest. Ook de uitleg, het argument, moet dus gegeven worden.
Argument: |
In oorlogen vindt soms genocide plaats, bijvoorbeeld op de Joden in WOII en op de Hutu's en Tutsi's in Rwanda. |
|
Stelling: |
We moeten niet met de IRA praten |
Voorbeeld: |
Ze hebben hun belofte van wapenstilstand gebroken |
Argument: |
De IRA is niet te vertrouwen. Diverse beloften zijn al door de IRA gebroken |
| |
6. Een duidelijk plaatje zegt meer dan 1000 woorden
Het schetsen van een duidelijk plaatje/beeld kan vaak iets verduidelijken en versterken. Daarnaast is het makkelijker voos de jury om te onthouden wat je hebt gezegd. Gebruik dus sterke metaforen, vergelijkingen en voorbeelden. Bijvoorbeeld:
Argument: |
Het sturen van een VN-vredesmissie is onverstandig omdat de VN slecht georganiseerd is en een oorlog een onoverzichtelijke en onvoorspelbare situatie is. |
Vergelijking: |
We laten het verkeer op een drukke kruising toch ook niet regelen door een spastisch iemand? |
Bedenk wel dat vergelijkingen, hoe krachtig retorisch ook, nooit alleen debatten zullen winnen. Het debat win je door in bovenstaand voorbeeld goed uit te leggen waarom de VN slecht georganiseerd is, en waarom een oorlog snel en krachtig handelen vereist.
| |
| |
| |
Stap 4: Weerlegging, tegenstand bieden
Met weerleggen wordt bedoeld dat men de jury laat zien waarom de argumenten van de tegenstanders niet geldig of goed zijn in dit debat. In een debat is het niet alleen de bedoeling om aandacht te besteden aan eigen argumenten, maar ook de argumenten en voorbeelden van de tegenstanders moeten weerlegd worden. Het is voor de tegenstanders overigens niet voldoende om alleen de argumenten van de voorstanders te weerleggen. Zij dienen een eigen filosofie of standpunt te hebben. Deze filosofie dient ondersteund te worden met eigen argumenten.
| |
1. Eerlijke interpretatie?
Zoals gezegd moet een voorstel gebaseerd zijn op hetzelfde idee als de originele stelling. Indien de tegenstanders vinden dat een interpretatie oneerlijk is, dan moet de eerste tegenstander dit zo snel mogelijk duidelijk maken aan de jury in het begin van zijn betoog. Als de eerste tegenstander geen bezwaar heeft gemaakt, mag de tweede tegenstander dit ook niet meer doen. Of een interpretatie eerlijk is, wordt besloten door de jury. De tegenstanders moeten aantonen dat de interpretatie oneerlijk is. Daarna moeten ze echter toch op het voorstel ingaan. Het lijkt dat de tegenstanders hier nadeel van hebben. Ze hebben dit debat immers niet kunnen voorbereiden. Maar de voorstanders hebben er een extra taak bij gekregen. Naast het feit dat ze hun voorstel moeten bewijzen, moeten ze nu ook aantonen dat hun interpretatie eerlijk is. Bijvoorbeeld:
Stelling: |
Mobiele telefoons zijn het dieptepunt van onze samenleving |
Voorstel: |
De vijfde schipholbaan moet worden teruggedraaid |
Oneerlijke interpretatie was: |
Mobiele telefoons = mobiliteit van mensen = rijden, vliegen, etc. = de vijfde schipholbaan die voor toenemend vliegverkeer is aangelegd = het dieptepunt van onze samenleving |
Deze stellingname is wel erg ver gezocht en dus is het het proberen waard voor de tegenstanders om het ‘debat in het debat’ over de interpretatie van de stelling aan te gaan.
| |
2. Duidelijk voorstel?
Je moet aantonen dat het voorstel van de opponenten geen stand zal houden. Bekijk het voorstel kritisch en probeer de zwakke plekken te vinden. Denk ook na over de filosofie die erachter zit. Een voorstel aanvallen op de achterliggende filosofie is de beste manier van debatteren. Als die filosofie onderuit te halen is, en je kunt dit aantonen bij de jury, dan is het voorstel onderuit te halen en win je het debat. Bijvoorbeeld:
| |
| |
Stelling: |
De doodstraf moet ingevoerd worden. |
Filosofie: |
Oog om oog, tand om tand |
Aanval op filosofie: |
Het straffen van moordenaars door hen te vermoorden, maakt van jou een moordenaar. |
Eventuele zwakke plek: |
Voor wie wil je de doodstraf invoeren? |
| |
3. Hoe kun je tegenstand bieden?
De tegenstanders staan het sterkst als ze hun eigen basis idee of filosofie hebben. Er zijn verschillende manieren om tegen het voorstel van de voorstanders te zijn:
| |
A. Manieren van tegenstand bieden
| |
| |
| |
B. Tegenvoorstel
In een tegenvoorstel geef je een eigen oplossing voor het probleem. Een tegenvoorstel moet wel ‘uitsluitend vervangend’ en nooit aanvullend zijn. Dit betekent dat beide voorstellen nooit tegelijkertijd uitgevoerd zullen worden, ofwel omdat het niet kan, ofwel omdat het niet nodig is. Indien je een tegenvoorstel brengt moet je de argumenten van de voorstanders weerleggen en argumenten geven in het voordeel van je eigen voorstel. Bijvoorbeeld:
Voorstel: |
Nederland moet zijn hoofdstad naar Den Haag verplaatsen. |
Tegenvoorstel: |
Nederland moet zijn hoofdstad naar Rotterdam verplaatsen. |
Slecht Tegenvoorstel: |
Nederland moet zijn hoofdstad naar Den Haag verplaatsen, maar officiële staatsbezoeken worden ontvangen op het paleis op de Dam. |
| |
4. De voorbereiding als tegenstander
Je kunt je altijd voorbereiden, zelfs al is de stelling vaak vaag en algemeen. Onthoud dat je de voorstanders moet aanvallen op het achterliggende idee/filosofie van hun voorstel. Als de interpretatie dus eerlijk is dan volgt het voorstel van de voorstanders de filosofe achter de stelling. Bij het voorbereiden moet je proberen het idee achter de stelling aan te vallen. Probeer zoveel mogelijk argumenten tegen deze achterliggende filosofie te verzinnen. Het rijtje: waarom (nu), wie, wanneer, waarvoor, waarmee voorbereiden helpt vaak al. Denk ook vast aan actuele onderwerpen die in de lijn van de stelling liggen. Dat zullen de voorstanders immers ook doen.
| |
5. Waar moet je op letten?
Wanneer je aan het weerleggen bent moet je letten op de volgende dingen:
A. Voorstel: gevolgen en implementatie
Als er een voorstel wordt gegeven, wat zijn daar dan de gevolgen van? Hoe wordt het geïmplementeerd en tegen welke kosten?
B. Fouten, weglatingen, tegenstrijdigheden, prioriteiten
In elk betoog kun je zoeken naar deze fouten. Zegt men dingen die absoluut niet waar zijn? Is men belangrijke dingen vergeten te vermelden? Spreken de verschillende sprekers elkaar tegen of zelfs zichzelf? Geven ze geen tegenstrijdige argumenten? Geven ze wel prioriteit aan de belangrijkste dingen?
| |
| |
| |
Stap 5: Opbouw, ‘rode draad’
Elk betoog heeft een opbouw nodig. Het opbouwen van je betoog betekent dat je het verdeelt in verschillende onderdelen die logisch op elkaar volgen. Deze onderverdeling ondersteunt de duidelijkheid van wat je wilt overbrengen. Wanneer de opbouw van je betoog goed is, zal de jury het betoog beter kunnen volgen en zal men dus eerder overtuigd zijn. In elk betoog zou de argumentatie maar tot één mogelijke uitkomst moeten kunnen leiden: dat jouw kant gelijk heeft.
| |
I. Boeiende inleiding, krachtig einde
Wat mensen het best onthouden is de eerste en de laatste indruk. Probeer dus een boeiende inleiding te verzinnen. Een grappige of spannende anekdote werkt heel goed, maar je kan ook beginnen met een sterk voorbeeld of het beschrijven van de status quo. Ook de afsluiting van je betoog moet krachtig zijn. Als je geen krachtig einde kan bedenken, ga dan niet gewoon zitten. Eindig je betoog met iets toepasselijk zoals: ‘en om al deze redenen, beste jury, vragen wij u voor ons te zijn’.
| |
2. Kondig aan wat je gaat zeggen, zeg het, herhaal wat je gezegd hebt
Er zijn verschillende redenen om iets drie keer te zeggen: het is makkelijker te volgen gedurende het betoog, het is makkelijker te onthouden en soms verduidelijk je iets dat nog niet helemaal duidelijk was toen je het de eerste keer genoemd had. Je sterke punten kun je nooit genoeg herhalen. Betitel al je argumenten, noem ze in je inleiding, vertel de toehoorders wanneer je er een van toelicht (signaleren) en verwijs ernaar in je samenvatting en conclusie.
| |
3. Signaleren
Een jury kan niet altijd even geconcentreerd op zitten letten. Het is jouw taak om de aandacht op de juiste momenten te verhogen, zodat ze de belangrijke
| |
| |
zaken in je betoog zeker oppikken. Het geven van bepaalde signalen, zoals het gebruiken van krachtige termen, wordt signaleren genoemd. Op deze manier zal de jury de essentiële delen van je betoog volgen en gaat de samenhang niet verloren. Wanneer je de opbouw van je betoog maakt, is het verstandig de argumentatie in onderdelen op te splitsen. Het best kan je drie argumenten gebruiken: het blijft samenhangend zonder overdonderend te zijn. Het gebruiken van meer argumenten kan leiden tot een oppervlakkige uitwerking ervan en bij minder loop je het risico dat ze snel weerlegd worden.
| |
4. Teamwork
Je moet altijd een teamplan hebben als je een voorstel verdedigt. De sprekers binnen een team moeten de argumenten zo verdelen dat elk betoog een afgerond verhaal vormt, maar tegelijkertijd een aanvulling is op het betoog van de teamgenoot. De jury moet een rode draad kunnen ontdekken in de verschillende betogen van een team. De eerste spreker van een team moet een algemeen overzicht geven van de hele argumentatie die een zijde zal geven. Dit zorgt ervoor dat de tegenstanders het voorstel in zijn geheel kunnen bevatten en weerleggen.
| |
5. Indelen van je tijd
Voor een betoog van zes minuten duurt een goede inleiding ongeveer 30 tot 40 seconden en de afsluiting ongeveer 30 seconden. Weerleg de argumenten van je tegenstanders, maar besteed meer tijd aan de belangrijke argumenten. Besteed ook op die manier tijd aan je eigen argumenten: de sterkste verdienen meer aandacht en dus meer tijd. Let er ook op dat de tijd die je besteedt aan de weerlegging van argumenten van de tegenstanders, in verhouding is met de tijd die je voos je eigen argumenten gebruikt. Als je te veel tijd besteedt aan hun punten, en hun opbouw volgt, dan lijkt het alsof je zelf weinig te zeggen hebt en dat je geen eigen goede gedachtengang naar voren kunt brengen.
| |
| |
| |
Stap 6: Interrupties
De levendigheid en scherpte van een debat komt voort uit de interrupties. Door de mogelijkheid van interrupties blijft iedereen ten allen tijde betrokken bij het debat.
| |
1. Hoe: sta op, interrumpeer, wacht op toestemming en houd het kort
Een interruptie maak je in vier stappen:
A. | Sta op en geef aan dat je wilt spreken (bv. door het uitsteken van je arm). |
B. | Onderbreek de spreker met iets zoals: ‘Op dat punt, mevrouw, meneer’, ‘vraagje, ‘informatie’. Het is niet noodzakelijk dat je iets zegt. Sommige debatteerders staan alleen op van hun stoel, meestal ziet de spreker die zijn of haar betoog houdt toch wel dat iemand een interruptie wil maken. |
C. | Wacht op toestemming voor het maken van de interruptie! Als de spreker je interruptie niet wil aannemen zal hij dit aangeven en dan moet je weer gaan zitten. Het maken van een interruptie zonder toestemming van de spreker is erg onbeleefd en tegen de regels. |
D. | Maak je interruptie niet langer dan 15 seconden. Als je te veel zegt, dan zal de spreker je afkappen en heeft de interruptie waarschijnlijk weinig zin. Als je kort en krachtig iets zegt, zal het duidelijker zijn voor de jury en het geeft de spreker minder tijd om een reactie te bedenken, waardoor de interruptie nog sterker overkomt. |
| |
2. Waarom: van mededeling naar handgranaat
Een interruptie zou zoals een handgranaat moeten zijn, die je naar je tegenstander gooit. Als het een goede interruptie is, dan zal hij in diens gezicht ontploffen. Pas echter op: een slechte interruptie kan opgepakt en teruggegooid worden.
Het doel van een interruptie is tweeledig:
1. | Het afleiden van je tegenstander. Het maken van een interruptie onderbreekt het betoog van de tegenstander, waardoor het verhaal minder overtuigend wordt. |
2. | Het voorstel van je eigen kant belichten. |
Door het tegenspreken van de argumentatie van de spreker (door voorbeelden of argumenten), schaad je de geloofwaardigheid van het betoog van je tegenstander. Het stellen van een moeilijk te beantwoorden vraag, werkt ook erg goed.
| |
3. Wanneer: niet in de eerste en laatste minuut
In de samenvattende beurten zijn interrupties niet toegestaan. Interrupties zijn alleen toegestaan in de opbouwende beurten. In de opbouwende beurten zijn interrupties niet toegestaan in de eerste en de laatste minuut. De persoon die de tijd bijhoudt geeft het begin en het einde van deze beschermde minuten aan door
| |
| |
een luide klap op de tafel. Een interruptie heeft de meeste kans om aangenomen te worden als hij aan het einde van een zin wordt gemaakt en voor de afronding van een argument.
| |
4. Hoeveel: Maken: Wees niet irritant Aannemen: 2 of 3
Bij het luisteren naar het betoog van een tegenstander, moet je altijd interrupties proberen te maken. Het is een teken voor de jury dat je betrokken bent bij het debat, als je het niet doet, dan lijkt het alsof je niets tegen het betoog van de tegenstander in te brengen hebt. Maak er echter niet te veel. Als je interruptie afgewezen wordt, sta dan niet twee seconden later weer op, want dit is alleen maar irritant en naar alle waarschijnlijkheid wordt je interruptie opnieuw afgewezen. Als je zelf een betoog houdt, dan is het goed om enkele interrupties aan te nemen. In een betoog van zes minuten moet je ongeveer twee tot drie interrupties aannemen. Als je er minder aanneemt, zullen mensen denken dat je niet genoeg overtuigd bent van je zaak om interrupties te incasseren, en als je er teveel aanneemt, dan krijgen de tegenstanders de kans om jouw betoog te vernielen.
| |
5. Interrupties aannemen: spreker heeft de macht
Een spreker moet altijd bedenken dat hij de macht heeft over wat er gebeurt. Neem geen interruptie aan die je niet wilt aannemen. Zeg gewoon: ‘Nee dank u, ik ben nog steeds bezig met het uitleggen van ons voorstel’ of ‘Nee dank u, gaat u maar weer zitten’ of, wanneer je midden in een zin bent: ‘Zo direct, mevrouw’. Als een interruptie op een slecht moment gemaakt wordt, laat het dan niet de opbouw van je betoog verstoren door het aan te nemen. Maak je zin of je uitleg af voordat je het aanneemt, zodat je na het beantwoorden van de interruptie weer de lijn van je verhaal kan voortzetten. Nadat je toestemming hebt gegeven voor het maken van een interruptie, kan je hem nog steeds afkappen wanneer je wilt, zeker als de interruptie langer dan 15 seconden duurt. Tenslotte: ga niet in discussie. Een interruptie mag nooit uitmonden in een discussie met de tegenstander, het is tenslotte de jury die je moet overtuigen.
| |
6. Andere interrupties
Naast de normale interrupties, in de vorm van een korte vraag of opmerking, kunnen ook nog andere soorten interrupties gemaakt worden. Deze zijn echter maar zelden toepasselijk.
Scherts (heckle): korte humoristische opmerking, die gemaakt wordt zonder toestemming van de spreker. Pas echter op, een scherts die niet grappig is, doet je alleen maar slecht overkomen.
Regel interruptie: Indien er regels van het debatteren worden overtreden. Bijvoorbeeld: Regel interruptie, nieuw argument in de samenvattende beurt.
| |
| |
| |
Stap 7: Conlusiebeurten
De samenvattende of conclusiebeurten zijn de twee laatste betogen van het debat. Deze betogen zijn korter en worden gehouden door de eerste spreker van elk team. De bedoeling van deze betogen is dat het hele debat nog eens wordt samengevat en dat kort wordt voorgespiegeld aan de jury waarom jouw zijde gewonnen heeft.
| |
1. Geen nieuwe argumenten
Aangezien de laatste betogen samenvattingen zijn, is het niet toegestaan om nieuwe argumentatie in te brengen. Het zou ook oneerlijk zijn, omdat de tegenovergestelde zijde geen kans meer heeft om te reageren op deze laatste beurt. Een uitzondering vormt de samenvattende beurt van de 1e voorstander. De voorstanders hebben nu voor het eerst de kans in te gaan op de nieuwe punten die zijn ingebracht door de 2e tegenstander. Al het nieuwe materiaal dat direct tegen deze punten ingebracht wordt is dan ook toegestaan.
Geen interrupties
Interrupties zijn niet toegestaan, omdat de spreektijden maar kort zijn, en omdat alles al gezegd zou moeten zijn in de voorafgaande betogen.
Nieuwe vaarbeelden gewenst
Nieuwe voorbeelden zijn altijd erg goed in een samenvattende beurt. Een nieuw voorbeeld kan een nog onduidelijk argument verduidelijken en andere argumenten kracht bijzetten.
| |
2. Stijl en presentatie zijn belangrijker
In een samenvattende beurt zijn stijl en presentatie veel belangrijker. Omdat alle belangrijke zaken al gezegd zijn, is dit het moment om beroep te doen op de jury door middel van emoties en overredingskracht. Vergelijk jullie ‘goede’ kant met hun ‘kwade’ kant. Wees niet bang om de argumenten van je tegenstanders belachelijk te maken, zolang het maar niet persoonlijk is, zal het de samenvatting overtuigender maken. Omdat stijl belangrijker is in een samenvatting, is de opbouw van een samenvattende beurt niet exact hetzelfde als de opbouw van een opbouwende beurt. De diamant van structuur (zie stap 5) is nog steeds erg aan te raden, maar de verdere indeling van je betoog is volledig vrij. Probeer wel duidelijk te blijven, de jury moet nog steeds een draad in je verhaal kunnen ontdekken.
| |
3. Geef een gekleurde samenvatting per spreker/per team/per aspect
Je kunt het debat per spreker, per team of per aspect samenvatten. Een samenvatting die opsomt wat er precies is gezegd per aspect van het debat (bijvoorbeeld: kosten of politieke gevolgen) is het best, het maakt de keuze heel erg duidelijk voor de jury. Geef een gekleurd verslag van wat er is gezegd, leg
| |
| |
nadruk op bepaalde emoties en geef duidelijk aan waarom jullie team gelijk heeft.
| |
4. Verduidelijk de gedane voorstellen Sterke en zwakkere punten Geef de jury een duidelijke keuze
In een samenvattende beurt moet je de jury bij de hand nemen en het debat voor hem of haar analyseren. Verduidelijk de gedane voorstellen. Dit is vooral goed om te doen, wanneer het andere team onduidelijk was, want dan kan je het voorstel verduidelijken zoals jullie team het ziet. Breng je sterkste argumenten nogmaals naar voren en laat zien hoe de argumenten van de tegenstanders zwak zijn en vol gaten zitten. Bovenal, geef de jury een duidelijke keuze tussen jullie eigen voorstel met achterliggende filosofie en dat van de tegenstanders. Vergelijk bijvoorbeeld het voorstel van de voorstanders voor meer ingrijpen door de staat, met dictactoriale kenmerken, met jullie filosofie van vrijheid voor iedereen. De juryleden zullen vergelijkingen als deze onthouden, wanneer ze het debat analyseren. Een sterke samenvattende beurt kan een verliezend team de overwinning bezorgen, dus verwaarloos nooit deze laatste betogen.
| |
| |
| |
Stap 8: Stijl en presentatie
1. Ondersteun je woorden, leid de jury niet af
Zoals je misschien al weet, zijn mensen meer geneigd om je lichaamstaal te geloven dan wat je eigenlijk zegt. Je gehele stijl moet een ondersteuning zijn van wat je zegt. Lukt dit, dan worden mensen eerder overtuigd en zullen ze geboeid naar je luisteren.
| |
2. Lichaamshouding
Als het je beurt is om te spreken, denken de meeste mensen bij zichzelf: ‘Oh nee, nu moet ik, wat moet ik doen, hoe zal ik staan, waar moet ik in vredesnaam mijn handen laten?’ En wat doen ze dan, ze vouwen hun handen voor hun borst, kijken niet naar het publiek, ze proberen zichzelf te beschermen en hopen dat het zo snel mogelijk voorbij zal zijn. Als je zo je speech begint, had je net zo goed kunnen blijven zitten, want je zult werkelijk niemand kunnen overtuigen. Als je niet geïnteresseerd bent in je publiek, zullen zij ook niet geïnteresseerd zijn in jou.
Toon interesse voor je publiek. Zorg ervoor dat je handen zich naast je lichaam bevinden, maak zoveel mogelijk gebaren. Leun niet op de tafel, het lijkt anders alsof je op zoek bent naar steun. Sta stevig op beide voeten. Probeer niet de ‘debating shuffle’ te doen, dat leidt mensen af. Sta rechtop, schouders naar achteren, op die manier zul je zelfverzekerd overkomen.
Als je beweegt, doe ook dit zelfverzekerd. Probeer normaal te lopen, langzaam en op je gemak. Loop niet te veel, dit zou de jury kunnen afleiden.
| |
3. Gebaren
Gebaren horen effectief en ondersteunend te zijn. Als je bijvoorbeeld drie argumenten noemt, tel ze op je vingers. Handen die open zijn naar het publiek toe, zorgen ervoor dat je eerlijker en daardoor geloofwaardiger overkomt. Gebaren die gemaakt worden vanuit de schouders zijn overtuigender dan kleine gebaren.
Neem nooit een pen of papier mee als je aan de beurt bent. Je zult er anders zeker mee gaan spelen, door te klikken met je pen of het papier te vouwen, en dat leidt heel erg af.
| |
4. Oogcontact
Kijk naar de mensen die je wilt overtuigen. Argumenten liggen niet op de vloer en hangen ook niet aan het plafond. Alle mensen in het publiek zijn belangrijk, kijk ze allemaal een paar seconden aan. Probeer aan de hand van hun houding af te leiden of ze nog steeds naar je luisteren en of je duidelijk overkomt. Probeer alleen niet te staren; mensen, en dus juryleden, voelen zich daar ongemakkelijk door.
| |
5. Stemgebruik: snelheid, volume, intonatie
Als je je publiek geïnteresseerd wilt houden, heb je je stem nodig. Variatie is de sleutel tot succes. Spreek langzaam en duidelijk. Als je iets belangrijks gaat
| |
| |
zeggen, spreek nog langzamer, of houd een korte pauze. Een stilte kan ontzettend overtuigend zijn. Varieer je volume. Praat zacht als je vertrouwen opbouwt. Verhef je stem als je echt kwaad bent over de case van je tegenstanders. Praat niet te luid, dat kan irritant zijn, hoewel het soms de aandacht van mensen kan trekken. Je intonatie hoort te ondersteunen wat je zegt. Als je bijvoorbeeld geëmotioneerd bent, laat het dan horen met je stem.
| |
6. Wees aardig, lach, humor, vriendelijk
Mensen geloven de mensen die ze aardig vinden eerder dan anderen. Probeer dat te gebruiken. Lach naar de jury, wees vriendelijk, grappig en aardig. Dit zal je een grote voorsprong geven op je concurrentie.
| |
7. Varieer van de stijl van je tegenstander
Juryleden houden, zoals iedereen, van variatie. Als alle vier de debatteerders dezelfde stijl hebben, redelijk en serieus of erg emotioneel, dam zal geen van hen opvallen en het debat zal erg saai worden. Neem daarom een andere stijl aan dam je tegenstander. Als hij emotioneel was, wees dan serieus, redelijk, wijs. De jury zal de variatie op prijs stellen en beter naar je luisteren.
| |
| |
| |
Stap 9: Jurering
Een debat is een wedstrijd tussen twee kampen, dus iemand zal moeten beslissen wie er gewonnen heeft. Ten minste één, maar meestal twee of drie personen zullen een debat jureren.
Tijdens het debat is het de taak van de jury het debat voor te zitten, d.w.z. de sprekers uit te nodigen en te bedanken voor betogen en eventueel de orde in de zaal te bewaren. De jury moet proberen zo weinig mogelijk (ook non-verbaal!) prijs te geven van haar mening over de betogen. De voorzitter van de jury wordt aangesproken als Meneer of Mevrouw de Voorzitter.
Een jurylid kan tegelijkertijd de tijd bijhouden, maar dat kan ook iemand doen die verder niet jureert. De tijdswaarnemer geeft tijdssignalen. Hij zal aangeven hoeveel minuten er nog over zijn, wanneer je nog een halve minuut over hebt en de laatste tien seconden zal hij op zijn vingers aftellen. Ook geeft de tijdbijhouder aan wanneer de voor interrupties beschermde minuten aflopen en beginnen, met een luide klap op de tafel.
Aan het eind van het debat zal de jury de debatteerders vragen handen te schudden en de zaal te verlaten.
Nadat de debatteerders de zaal verlaten hebben, zal de jury na beraad besluiten wie gewonnen heeft. Zij doen dit door onderling de aantekeningen die ze hebben gemaakt te vergelijken en komen zo tot een beste team (welke zijde heeft gewonnen?) en eventueel een beste spreker (wie was de beste debatteerder, wie was tweede, enz.?)
De meest overtuigende zijde wint het debat. Dit is de zijde die de beste stellingname/voorstel en onderliggende filosofie had. Jurering is gebaseerd op drie elementen: materie, manier en methode.
| |
Materie: 50%
Dit is de inhoud van de betogen.
- | Kwaliteit stellingname |
- | Tegenvoorstel/idee tegenstanders |
- | Argumentatie: hoe goed uitgelegd |
- | Weerlegging: alles weerlegt? Sterk weerlegt? |
- | Bewijsvoering/voorbeelden |
- | Conclusie: kracht van de analyse van het debat |
| |
Manier: 25%
Dit is de stijl en presentatie van de betogen.
- | Was het betoog boeiend, vermakelijk, helder? |
- | Stemgebruik |
- | Taalgebruik / retorica |
- | Houding / gebaren |
- | Oogcontact |
| |
| |
| |
Methode: 25%
Dit is de aanpak van een betoog en een team.
- | Structuur/Helderheid: was er een duidelijke rode draad? |
- | Effectief tijdsgebruik: was er genoeg tijd besteed aan de belangrijke punten? |
- | Het maken van en omgaan met interrupties |
- | Samenwerking: vullen de teamgenoten elkaar aan? |
Als de jury uiteindelijk tot een beslissing is gekomen, zullen zij de teams weer naar binnen roepen, een korte uitleg geven van de beslissing en een aantal punten van verbetering.
| |
| |
| |
Stap 10: En hoe nu verder?
Het debatschema van stap 1 bevat alles dat u moet weten om een speldebat te kunnen gaan doen. Na twee of drie keer oefenen hoeft u het schema er waarschijnlijk niet eens meer bij te houden, want de volgorde en taken van sprekers zijn heel logisch.
Al hetgeen dat volgde is slechts gereedschap om een debat goed te kunnen doen. U heeft met dit tien stappenplan het basisgereedschap meegekregen: hoeveel en wat u er mee bouwt kan oneindig zijn.
Mocht u nog twijfelen of het speldebat iets voor u gis, dan nodigen wij u uit om meer te lezen over wat er leuk en leerzaam is aan het speldebat op: www.debate.nl (sectie: what is debating/why debate).
| |
Debatonderwerpen
Mocht u op zoek zijn naar inspiratie voor debatonderwerpen, dan hoeft u eigenlijk alleen maar dagelijks de krant open te slaan. Vrijwel elk onderwerp uit de actualiteit leent zich voor een goed speldebat. Met de volgende literatuur heeft u nooit een tekort aan onderwerpen of argumenten.
In de debatwereld zelf wordt veel gebruik gemaakt van artikelen uit The Economist. Dit wekelijks magazine beschrijft vaak voors en tegens van actuele zaken op diepgaande en uitgebreide wijze.
Er bestaat ook een (Engelstalig) handboek voor debaters: Pros and Cons - a debaters handbook. In dit boek staan honderden debatonder- werpen met stellingen en bijgewerkte voor- en tegenargumenten al uitgewerkt.
| |
Meer over de kunst van het debatteren
Oefenen is eigenlijk de enige manier om de kunst van het debatteren te leren, maar de volgende boeken kunnen uw basis nog verbreden.
De Oxford Union guide to succesful public speaking - the definitive guide from the definitive authority, geschreven door twee oud-wereldkampioenen is zeer de moeite waard.
Tenslotte willen wij ook wijzen op de (Nederlandstalige) boeken van Peter van der Geer, bijvoorbeeld Werken aan debatvaardigheden (1995) of De kunst van het debatteren (2001).
| |
Oefening baart kunst!
Als u geïnteresseerd bent in een workshop debatteren kunt u bijvoorbeeld terecht bij het Nederlands Debat Instituut (www.debatinstituut.nl). Zij beschikken over ruime professionele ervaring met allerlei debatvormen, debatanalyses en forumervaringen.
Ook kunt u terecht bij de Erasmus Debating Society (www.debate.nl). Hun Training and Development-commissie bestaat uit de meest ervaren en
| |
| |
getalenteerde wedstrijddebaters van de vereniging, die vaak al menig toernooi hebben bezocht én gewonnen.
|
|