Pogen. Jaargang 3(1925)– [tijdschrift] Pogen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] [Nummer 2] Twee gedichten I. Alles in mij is opgestaan deze nacht: mijn vlinders die gestorven lagen op de wegen, mijn bomen die de herfst afschudden van hun donkere kruinen; mijn bloemen - dol van liefde - zijn opengegaan en geuren. De maan - zilveren gang - slaat de uren der Oosterse nacht. Over de zee zenden de schepen elkander hun groet, onrustig staart de kustwachter over de bewogen golven. Alles in mij is opgestaan deze nacht. Wind joelt om oude spookhuizen, van de lantarens Wuift de regen als 'n sluier. [pagina 34] [p. 34] Maar in mij is alles opgestaan. Stormklokken luiden triomf in mijn hart, katedralen staan op uit hun ruïnes. Kyry Eleison! Mijn God is ontwaakt! II. Zo zal door de benauwenis der nacht de stem van de Vader tot mij komen eenzaam en groots; als 'n fluitelied over water en rietlanden bij nacht, mij wekken uit de gepeinzen van 't leven en roepen tot 't licht. M'n trotse armen zal ik leggen om z'n knieën, m'n harde voorhoofd op z'n voeten. Voer mij langs uw witte wegen naar de tempel van uw rust. Leidt mij als 'n blinde door 't leven: de bellen van uw vrede gaan mij vóór. Ten slotte: maak mij klein in 't gedaver der stad tussen kopermuziek en honger. En laat mij dan sterven Vader! PAUL G. BAUDUIN. Amsterdam, 2 November 1924. Vorige Volgende