Pogen. Jaargang 2(1924)– [tijdschrift] Pogen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 369] [p. 369] [Nummer 11] Sint Maarten. (11 November) Voor Felix Timmermans. Het vertelsel van de wind in het schoorsteendonker, de stap van de houtvester aan de boskant: deze nacht daalt de soldenier die voor een vagebond zijn mantel dóorsneed (met de scherpe kant van zijn fijn rapier) in de gedaante van een gemijterde Sint uit de wolk op aard, stolpert geluidloos zijn paard over het oud gebinte der daken! Het is een nacht van mirakelen: het hele land van Nurenberg in de korf van een bisschopsknecht! Aan de boomskeletten bengelen sterren als beiaardklokken, Gods engelen wandelen op de zolder-plecht. Lijk een schip zwalkt de zolder op de zwarte golven, en de dreumes in zijn bed-kajuit, die schommelt als de schuit van een mallemolen, snakt naar de morgen van dit nachtlik dolen. De morgen immers is het vasteland met kerken van suikerbrood, met wegen van marsepein, en de reis rond de wereld in een blikken trein! Van Tours de bisschop, de kleutervriend, die bij de haard een raap en een wortel vindt, wat hooi voor zijn schimmel, en een roggemik - hij slaat op de schraapzucht, de barre rots: zij breekt als een wijnkruik haar lenden stuk! [pagina 370] [p. 370] Open uw mantel, witgebaarde, gulle Patroon over de kleine en de grote mensen. Geef niet naar werk de kleinen loon maar geef hun liever loon naar wensen! De groten help het vuur te koestren - de droom die lijk een wolk hen droeg boven veld en stad, het water en de toren waarom de luchten joele' als meeuwen om de boeg - opdat de vlam in hen niet duikend slinkt wanneer de herfstbries over de tuinmuur springt! WIES MOENS. Vorige Volgende