Pogen. Jaargang 2
(1924)– [tijdschrift] Pogen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 364]
| |
TooneelStemmen
| |
[pagina 365]
| |
Het oordeel van Herman Teirlinck:Zeer gaarne geef ik mijn oordeel te kennen over de opvoering van Marike van Nijmegen door het ‘Katholiek’ Vlaamse Volkstoneel. Maar ik zal het niet doen naar den trant van onze vele scherpzichtige tooneelrecensenten, die de zaken over den kam halen om zich dan nog alleen - en niet zonder een in het oog springende bevoegdheid - met de luizen bezig te houden. De toestanden in Vlaanderen laten niet toe dat onze pogingen op het gebied der moderne Dramatiek zouden onderworpen worden aan eene vinnige detail-kritiek. Ons theater, laat het mij maar rechtuit zeggen, heeft geen eigen traditie en wiewaait in het leêge. Het mist, zoo goed als volstrekt, dramatische dichters, dramatische regisseurs, dramatische bouwmeesters, dramatische decorateurs, dramatische componisten, en dus ook dramatische spelers. Ik bedoel: spelers, d.i. dragers van het ‘spel’, en allerminst acteurs, die we met de vleet bezitten. Dergelijke omstandigheden maken elke aanwending van ontledende kritiek (waarbij ik de handhaving van een helder kriterium op den koop toe onderstel) tot eene pueriele bezigheid. Laat ons vooral werken, werken, werken. Nu het ‘Vlaamse Volkstoneel’ heeft gewerkt. En dat werk ligt geheel, en zuiver, in de lijn van het vernieuwingsproces. Ik wist wel dat Johan De Meester Jr die een geschoold en onderlegd kunstenaar is, heel gauw in staat zou zijn te bewijzen dat hij een uitstekend tooneelleider wordt. Ik had hem bij Verkade, en vooral in Delft (tijdens de Lustrumfeesten) aan den gang gezien. Ik kon toen niet vermoeden nochtans dat de ontwikkeling van zijne gaven een zoo snellen tred zou houden. Want, het wil me nu toeschijnen dat deze jonge dramatieker al gaver en bewuster in den tijdgeest komt te staan. Als hij erin slaagt het meerendeel zijner medespelers op zijn eigen plan te brengen (verstandelijk en technisch) dan kan hij eens ensembles bereiken, die voor velen eene opschudding verwekkende veropenbaring zullen zijn. Met ‘Mariken van Nijmegen’ kunnen wij al heel goed zien waar zijn vlucht henen wil. Hij zoekt eenheid van spel, zelfs buiten den tekst om, en dat is voortreffelijk. Hij veralgemeent daardoor den tekst, dien hij op die wijze nader weet te brengen bij het publiek, dat buiten veralgemeening geen kans op aansluiting met | |
[pagina 366]
| |
de spelers heeft. Ik heb zeer mogen waardeeren de middelen die hij voor bruikbaar heeft gehouden. Zijne architecturale opvatting, zijn pogen om het ‘spel’ door gerythmeerde mobiliteit en muzikale omruisching uit het woord te ontpoppen, zijne bezorgdheid omtrent het fideel bijhouden van eene atmosfeer die geen ‘historische’ maar mystische waarheid brengen moet, dat alles verraadt de klaarheid van een modern streven en de stellige aanwezigheid van uitvoerende krachten. Laat het ‘kunnen’ soms wat onderdoen voor den ‘wil’, wat scheelt het ons? De wagen kraakt, - maar rolt! HERMAN TEIRLINCK. | |
‘Marieken’: een artistieke programmaverklaring.Het is geen banaal verschijnsel, dat een impressario de schrijvers vooruitloopt en hun zelf een nieuwe formuul aan de hand doet: hulde daarom aan De Meester. Hij heeft perspektieven geopend voor ons jong toneel en dit nog wel met een eeuwenoud spel. Wat al de jongeren ten slotte, zoeken is: ekspansie te geven aan het toneel, ruimte. Zoals ik nog onlangs schreef: ‘De kinema als attraksie had zijn sukses te danken een het dynamizeren van de twee begrippen: tijd en ruimte, die op het toneel hulpeloos statiek moeten blijven, altans naar de oude opvatting ervan. Op het toneel zijn de fantazie en de inspiratie gelimiteerd door de schermen en het uurwerk: de schrijver beschikt maar over een heelal in zakformaat. Op het doek bewegen de akteurs integendeel vrijelik in de ruimte en in de tijd: de fantazie kent geen andere grenzen, dan die van het menselik brein: de hele natuur dient als décor’. ‘Marieken’ reist even ongehinderd en vlug van Nieumegen naar Rome, als Douglas Fairbanks van San-Francisco naar Capetown. Op zichzelf is dit geen innovatie: maar wat in de kreatie van De Meester getroffen heeft, is de innige harmonie tussen het beweeglike spel en de onafgebroken aksie. In de meeste moderne stukken, met ekspressionniesties décor, overschaduwt dit in een zekere zin de personages: hier worden ze erdoor omlijst: heel het stuk baadde in een homogene, specifiek-vlaamse atmosfeer. Al | |
[pagina 367]
| |
wie er zat heeft dit gevoeld. De Meester heeft ‘Marieken’ niet modern gespeeld: ‘Marieken’ is modern in zijn interpretatie. In dit opzicht bleek Schmidt het opzet van Het Vlaamse Volkstoneel niet te begrijpen, wanneer hij in zijn recensie in ‘Het Laatste Nieuws’ de vrees opperde, dat ‘Marieken’ wel eens een sukses, maar een sukses zonder verdere draagkracht kon blijken. ‘Marieken’ is in de geest van De Meester iets méér dan een soort van ‘tour de force’, hoe geslaagd ook: het is een artistieke programmaverklaring, het is richtinggevend, het is een oproep. Ons Vlaams toneel is wellicht ze karakterloos, ze weinig specifiek-vlaams, omdat het ieder kontakt verloren had met ons dramaties verleden. ‘Marieken’ is plots opgedoken uit de vergetelheid, als het uiteind van een keten waaraan we ons streven kunnen vastschakelen: het is bedoeld als ‘soudure’ tussen ons oud echt-vlaams répertoire en het nieuwe, dat nog komen moet en komen zal. Het Vlaamse Volkstoneel wil immers een vernieuwde, echt-vlaamse toneelkunst helpen ontluiken: het heeft met dit oud stuk uitgepakt om aan te tonen, wat het van de nieuwe verwacht. ‘Marieken’ zou wel eens het uitgangspunt kunnen worden van een dramatiese heropbloei in Vlaanderen.
PAUL DE MONT. |