Kort
Het masker van wilde
Oscar Wilde (1854-1900) is vooral bekend als dichter (The Ballad of Reading Goal, De profundis), als romancier (The Picture of Dorian Gray), als toneelschrijver (Salome en The Importance of Being Earnest) en, last but not least, als de auteur van talloze scherpe en paradoxale uitspraken als: ‘Een revolutie in de klederdracht is belangrijker dan een revolutie in de moraal.’
Minder bekend is inmiddels dat Wilde in zijn tijd een gezaghebbende essayist was, die voor een goed deel het aanschijn van het symbolisme en het decadentisme heeft bepaald. Die leemte werd thans opgevuld met een bundeling van zijn belangrijkste essays, die schitterend werden vertaald en uitgeleid door Ronald Kuil.
De essays bevatten zowat het volledige artistieke credo van de dandyeske woelmaker, die als geen ander zijn stempel drukte op het ‘fin de siècle’. Centraal staat de tegenstelling tussen kunst en leven, tussen leugen en waarheid, tussen het masker en wat eronder schuilgaat. En in alle gevallen kiest Wilde, die een grondige afkeer had van alles wat naar realisme of moraal zweemde, onvoorwaardelijk voor de verhulling en de verbeelding. Dus voor de kunst, voor de leugen en voor het masker.
Daarbij steekt hij zijn afkeer van het realisme en het naturalisme niet onder stoelen of banken. Want, schrijft hij, ‘overal waar we teruggekeerd zijn naar het leven en de natuur is ons werk steeds vulgair geworden, gewoontjes en oninteressant.’, (p. 87). Zelfs Shakespeare ontspringt daarbij niet aan zijn kritiek: ‘De passages in Shakespeare - en er zijn er vele - waarin de taal ruw, volks, overdreven, bizar, zelfs obsceen is, zijn volledig toe te schrijven aan het leven dat om een echo vraagt van zijn eigen stem, en dat de tussenkomst afwijst van een mooie stijl, waardoor het leven uitsluitend uitdrukking zou mogen vinden.’, (p. 85).
Voor estheet Wilde is het uiteindelijke doel de Schoonheid, en om daarin het hoogste stadium te bereiken moet de kunstenaar de kunst van het liegen voortreffelijk beheersen, ‘want’, zo schrijft hij, ‘het oogmerk van de leugenaar is eenvoudigweg behagen, verrukken, plezier verschaffen.’, (p. 89). En het eigenlijke doel van de kunst is ‘het vertellen van mooie, onware zaken’, (p. 109).
Bekeken in het licht van de artistieke evolutie in de twintigste eeuw met ‘de schoonheid die haar gezicht heeft verbrand’, blijft er van Wildes esthetische idealen niet veel meer overeind. Behalve dan zijn verrukkelijke stijl. (Herwig Leus)
Oscar Wilde,
Het ware masker, Historische Uitgeverij, Groningen, 1994, 278 p., fl. 42, 50; 850 fr.