Tekens lezen
Een hoofdthema in Huchels werk is het kunnen én willen lezen van verschillende tekensystemen in dit mythische landschap, waarin mystiek en geschiedenis zijn versmolten. De dichter zoekt en ziet tekens, symbolen én zwijgen. Op dat punt vertoont zijn dichterschap een evolutie. De bundel Chausseen Chausseen uit 1963 opent met het gedicht ‘Das Zeichen’. In dat gedicht vraagt de dichter zich af:
nauwelijks te ontcijferen?
De vraag blijft of de vondst van de tekst op zich nog een teken is? Was de schriftuur nog door het lyrisch ik te ontcijferen? In de laatste bundel Die neunte Stunde is de onbereikbaarheid nog groter. De tekens zijn er nog, maar zijn niet meer te ontcijferen.
zag ik in een witlichtende sneeuwlucht
sneeuwplukkende wezens vliegen.
Ik greep in de vlokkenval
Sneeuwkerven op de rotsen,
Wegwijzers waarheen? Schrifttekens,
Dat alles wijst erop dat Huchel zijn poëzie waarschijnlijk beschouwde als een onvolkomen, onmachtig antwoord op de verschillende schriften die hij schouwde. Zijn dichten, door noodzaak gedreven, voelde misschien aan als een te grove vertaling:
Misschien is dat de reden dat Huchel zo weinig heeft geschreven. Wie beseft dat de taal tekort schiet, doet er het zwijgen toe.
In Gesprek met het zwijgen heeft vertaler Germain Droogenbroodt zich - één uitzondering niet te na gesproken - beperkt tot gedichten die nog niet eerder door J. Bernlef of door Edmond Ottevaere en Piet Thomas waren vertaald. Droogenbroodt liet zijn oog daarbij vooral op het late werk vallen. Ik vind de vertaling niet overal even gelukkig. Soms heeft Droogenbroodt de neiging neutrale woorden gekleurd in te vullen, waardoor de openheid van Huchels kale beelden in de Nederlandse versie dichtslaat. Zo wordt, bijvoorbeeld, ‘das Gleichgewicht von Erde und Himmel’ in de vertaling ‘de harmonie van hemel en aarde’. Het zakelijker ‘evenwicht’ zou hier meer op zijn plaats zijn.
Huchel bouwt zijn beelden op een eigenzinnige grammaticale wijze op. Zo plaatst hij nevengeschikte tussenzinnen vaak voorop. Daarvoor een adequate ‘verwringing’ van de Nederlandse grammatica vinden is uiteraard een probleem. Droogenbroodt heeft helaas niet voor een consequente oplossing gekozen. De ene keer doet hij het zus en de andere keer zo.
De mogelijkheid die het Duits biedt om lidwoord en voorzetsel samen te trekken, is voor de beknoptheid van Huchels poëzie van groot belang. Een vertaler lijkt wel haast gedwongen de dichtheid van het origineel geweld aan te doen. Bernlef loste dat op door woorden samen te trekken. Het is jammer dat Droogenbroodt dat voorbeeld niet heeft gevolgd. Droogenbroodts vertaling heeft bovendien iets te weinig oog voor het talige detail. Zo worden, bijvoorbeeld, de regels ‘Kein Seismograph | zeigt die Erschütterung