Recensie
Kees Spiering
Een geheimzinnig donker
Remco Ekkers
Bij Bekker & Veltman, een bibliofiele uitgever in Meppel, verscheen Wat blijft bestaan van Kees Spiering. Peter Bekker ontwierp de typografie en tekent ook voor de linosneden. De bundel verscheen in een oplage van 150 exemplaren. Ligt in dergelijke uitgaven een nieuwe toekomst voor de poëzie?
De bibliofiele uitgave Wat blijft bestaan van Kees Spiering-bevat negen gedichten waarvan vijf al eerder zijn gepubliceerd in het Nieuw Wereldtijdschrjft en Hollands Maandblad. De typografie werd ontworpen door Peter Bekker en medewerkers van het Grafisch Museum Groningen verzorgden de druk. De tekst werd door Chris Meyer met de hand gezet uit de Pascal en op Hahnemühle antiek gedrukt door Anton van Hemmen op een Heidelberger degelautomaat. Martin Veldhuizen verzorgde het bindwerk. Voor zijn bijzondere linosneden vond Peter Bekker inspiratie in het laatste gedicht.
Nu de grote uitgevers zich steeds commerciëler opstellen en steeds huiverachtiger staan tegenover poëzie, kunnen dichters die vruchteloos bij hen aanklopten, ofwel een beroep doen op de kopieermachine ofwel hopen op een bibliofiele uitgave. De kopieermachine is gemakkelijk en snel, wat beslist een voordeel is, maar zo'n gekopieerd bundeltje oogt niet erg mooi en bovendien vormt de distributie een huizenhoog probleem. Daarbij komt nog dat het kopieercircuit de lezer geen enkele bescherming biedt tegen allerhande mogelijke rommel.
Het kaf scheiden van het koren is de taak van een uitgever. Hij fungeert als noodzakelijke zeef en regelt bovendien de distributie. Veltman is zo'n uitgever: hij laat geen rommel passeren. Bij bibliofiele uitgaven gaat het evenwel om een kleine oplage, zodat de bereikbaarheid van de tekst dan weer problematisch wordt. De lezer kan alleen maar hopen dat de grote uitgevers de kwaliteitsdichters in het bibliofiele circuit ontdekken, zodat meer lezers kennis kunnen nemen van wat echt van belang is.
De uitgave Wat blijft bestaan van Kees Spiering bevat negen mooie gedichten - een mogelijke afdeling van een omvangrijkere bundel. De titel zet de lezer even aan het mijmeren. ‘Wat blijft... bestaat’, denkt hij en hij herinnert zich ook Eijkelbooms ‘Wat blijft komt nooit terug’, terwijl al lezend af en toe ook Kopland door zijn gedachten flitst.
‘Wat blijft bestaan’ is dat wat niet voorbijgaat, het wezenlijke, of de dingen om ons heen die we niet zien. Het titelgedicht maakt dit duidelijk:
Dat je de zwarte hond des nachts
meeneemt naar de akkerrond.
Dat je fluistert: ga nu maar.
Dat hij wegschiet van je hand
op weg naar iets wat hij niet ziet
maar onverwijld herkennen zal.
Het bestaat als jij dat zegt
Het droge zand dat dwarrelt
waar hij was. Je ziet het na
de flitsglans van zijn vacht
in die oogwenk tussen weg zijn
en verdwijnen. Misschien blijft hij
bestaan terwijl jij wacht
Het is een geheimzinnig gedicht, al bestaat er over de geschetste situatie weinig twijfel. Je neemt ‘de zwarte hond des nachts’ mee ‘naar de akkerrand’ en geeft hem fluisterend toestemming, te gaan. Hij verdwijnt in het donker. Je ziet hem wegflitsen en daarna moet je wachten. Waar is hij? Wat doet hij? En vooral: wie is werkelijker, jij of de hond? Of nog: overkomt hem wat? Blijft hij leven?
Zo is alles heel wat onzekerder dan de apodictische titel deed vermoeden. De drie bijzinnen in de eerste strofe kunnen worden verbonden met de hoofdzin: ‘Het bestaat als jij dat zegt’. ‘Jij’ is dan de dichter die iets zegt of schrijft, en als hij dat doet, dan bestaat het. Wat de dichter zegt, blijft bestaan. Het gedicht blijkt een variatie op de uitspraak van Ovidius: ‘Scripta ferunt annos’ (wat geschreven is, weerstaat de jaren), maar Spiering zet die gedachte in een geheimzinnig donker.
Kees Spiering, Wat blijft bestaan, Bekker & Veltman, Meppel, 1993, 18 p., z.p.