Poëziekrant. Jaargang 17
(1993)– [tijdschrift] Poëziekrant– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |
MemoiresMieke Vestdijk
| |
[pagina 42]
| |
gekleurd overzicht van de bedachtzaamheid waarmee ze aan uitgevers de toelating heeft gegeven nagelaten werk van Vestdijk postuum te verzorgen (Kind tassen vier vrouwen en de onvoltooide romans De persconferentie en De Aeolusharp). De auteur vertelt ook waarom de Verzamelde romans - alle 52 romans zijn in eenzelfde band en letter door Nijgh & Van Ditmar en De Bezige Bij uitgegeven - integraal werden verramsjt. Mieke Vestdijk beroept er zich op hardnekkig toe te zien - ze gebruikt het werkwoord ‘bewaken’ - op de accuratesse waarmee uitgevers omgaan met de authentieke literaire teksten van Vestdijk. Mevrouw Vestdijk laat zich ook in de postume uitgave van het werk van haar man niet onbetuigd: de drukproeven van heruitgaven corrigeert ze zelf, ze werkte mee aan het Merlijn-boek (1992), waarin de correspondentie tussen Simon Vestdijk en musicus Willem Pijper is opgenomen en ze actualiseert de onvolledige Vestdijkbibliografie. Ook haar toewijding en inzet om alle manuscripten van Vestdijk te centraliseren in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum (Den Haag) en haar inspanningen om de bibliotheek van haar man als een homogeen geheel onder te brengen in de Universiteitsbibliotheek van Utrecht moeten worden toegejuicht. Ten slotte las ik met belangstelling de passages waarin de auteur, die als enige erfgename toch wel het meest volledige overzicht van Vestdijks documenten en archivalia bezit, suggesties formuleert betreffende de uitgave van een geannoteerde brieveneditie, de volledige essays mét registers en een complete inventarisatie van het overgeleverde handschriftelijke materiaal. Zo zijn tot mijn verbazing Vestdijks dictaatcahiers, die van onschatbare waarde zijn gezien de romanschema's en aantekeningen die de auteur erin neerschreef, nog niet eens gedetailleerd beschreven. Mieke Vestdijks citaten uit de aantekenboekjes van haar man, in het eerste deel van Afscheid van Simon, weerspiegelen trouwens expliciet de waarde van die geschriften als materiaal voor zijn romans. Voor het overige bevat dat autobiografische relaas, vanaf haar eerste ontmoeting als zeventienjarig meisje (in 1955) met de veertig jaar oudere schrijver tot zijn overlijden in 1971 veelal weinig boeiende, meestal geromantiseerde en vergoelijkende statements. Mieke Vestdijk heeft het ongegeneerd over ‘het fenomeen van Simons schrijverschap’ - tot daaraan toe -, ze schrijft nu eens moraliserend (over generatieconflicten, p. 41 en het promoveren op proefschriften, p. 105), dan weer vreselijk rancuneus (over Nol Gregoor, p. 71 en recensenten van Vestdijks werk) en banaal (over haar verhuis, de zwangerschappen, haar tekeningen). In dat deel strooit ze ook, zonder enige structuur of verantwoording, onsamenhangende kritische bespiegelingen en enkele weetjes rond over de autobiografische inslag en de genese van Vestdijks romans. Om haar stellingen omtrent het ontstaan van de roman Het proces van Meester Eckhart te staven, citeert de auteur zonder verdere omschrijvingen de aantekeningen van Vestdijk in een (welk?) notitieboekje, ze reveleert haar reis met Vestdijk naar San Gimignano en stelt dat hij in december 1967 aan een roman begon (hier ontbreken alweer verduidelijkingen). Over Vijf vadem diep vernemen we enkel dat de schrijver er anekdotes over de dichter Bloem in verwerkte. Het hele relaas is, wat de echt interessante passages betreft, vreselijk ongestructureerd, te fragmentair en vrij oninteressant. Allerlei voorvallen, ontmoetingen en ervaringen worden dan weer heel breed uitgesmeerd. Vestdijks contacten met uitgevers (met uitzondering van Geert Lubberhuizen van Nijgh & Van Ditmar) en literatoren blijven vreemd genoeg op het achterplan. Ook haar bekommernis om de depressies en de lijdensweg van Vestdijk, die langzaam naar zijn dood leidden, heeft de auteur nogal nadrukkelijk in de verf gezet. Steeds weer ligt de klemtoon op haar invloed op de schrijver (tot de keuze van de romanonderwerpen toe), alsof ze wil verantwoorden - vooral voor zichzelf - waarom ze zo gedwee en waakzaam de auteursrechten moet en wil behartigen. Behalve enkele citaten van brieven en aantekeningen kunnen de gegevens in dat hoofdstuk inderdaad als ‘memoires’ geboekstaafd worden. Dat Mieke Vestdijk op de laatste bladzijden nog eens háár verhaaltje over de ‘mislukte biografie [van] ene meneer Visser’ wil uiteenzetten, is typerend voor de teneur van dat Afscheid van Simon. Nu maar hopen dat er weer eens serieus werk wordt gemaakt van de wetenschappelijke Vestdijk-studie. |
|