Vertaald
Jean Rousselot
De bestaansmiddelen
Jan H. Mysjkin
Voor Jean Grosjean
Sinds Jean Rousselot in 1946 besloot van zijn pen te leven, moet hij pakweg tweehonderd boeken hebben gepubliceerd. Een deel daarvan - geromanceerde biografieën, populaire romans, kritieken - schreef hij om in zijn levensonderhoud te voorzien. Een ander deel, de poëzie, was niet minder levensnoodzakelijk, maar dan niet in de materiële betekenis van het woord: ze moest zijn leven zin geven.
Rousselots thematiek van leven en overleven is op een tragische manier in zijn jeugd verankerd. De auteur werd in 1913 geboren in Poitiers uit een arbeidersgezin. In 1915 verloor hij zijn vader op het slagveld van Verdun. Zijn moeder stierf na een pijnlijk ziekbed toen hij vijftien was. Zijn grootouders, die hem opvingen, overleefden slechts korte tijd hun dochter. Nog was het niet genoeg: op de leeftijd dat hij naar het leger had gemoeten, ging hij met tuberculose naar het sanatorium. Zijn debuut, Pour ne pas mourir (Om niet dood te gaan, 1934) is het resultaat van zijn strijd mét het woord tegen ziekte en dood.
Omdat hij zo begaan was met het leven, kon Jean Rousselot geen sympathie opbrengen voor de surrealistische spelletjes die in de jaren dertig in de mode waren. Hij zocht een poëzie die van mens tot mens spreekt. Zijn gedichten nemen dan ook het karakter van een dagboek aan, waarin hij dag na dag, jaar na jaar de onpeilbare diepten van zijn ziel exploreert. In de jaren veertig en vijftig had Rousselot een aanzienlijke invloed op de jonge Franse poëzie door de leidende rol die hij vanaf 1941 speelde in de zogenaamde Ecole de Rochefort.
De handigste kennismaking met Jean Rousselot is zijn bloemlezing Les moyens d'existence (1976), die een keuze bevat uit de jaren 1934-1974.