Recensie
Margreet Schouwenaar
De verwachting die verloren ging
Hans Groenewegen
In 1991 werd Margreet Schouwenaar op grond van enkele gedichten in De Revisor genomineerd voor de C. Buddingh'-prijs. Normaal gesproken geldt pas een eerste dichtbundel bij een gerenommeerde uitgeverij als volwaardig debuut. De prijs ging uiteindelijk naar Michael Zeemans Beeldenstorm. Maar de verwachtingen waren gewekt. En nu haar echte debuut verscheen, zijn ze hooggespannen.
DE DREMPEL DIE VERTREK IS De drempel die vertrek is: Schouwenaar geeft aan dat ze in ieder geval ook in de traditie wil staan van wat de ‘autonomistische’ poëzie is gaan heten. De titel verwijst naar de door Kouwenaar geïnitieerde poezie over de plek waar iemand is, die zijn voltooiing vond in de solipsistische sententie van Hans Tentije in Wat ze zei: ‘hier aankomen, een plek die ophoudt | te bestaan zodra ik wegga | die nooit heeft bestaan voordat ik er kwam.’
De inmiddels een beetje obligate dubbelzinnigheden van een woord als ‘vertrek’ komen ook bij Schouwenaar tot hun recht. Het vertrek is bij haar zowel verblijfplaats als moment van weggaan. Zo wordt de drempel snijpunt van de noties van tijd en ruimte. In het titelgedicht. noemt ze dat ‘Doorgang is de plaats waar ik verblijf.’
Ondanks de beweeglijkheid die besloten lijkt te liggen in woorden als ‘vertrek’ en ‘doorgang’, overweegt bij Schouwenaar het statische. Het overgangsgebied lijkt een stroomgebied bij uitstek, een gebied waarin poëzie ontstaat door de vervloeiing van beelden en betekenissen. Maar bij Schouwenaar lijkt de drempel tot een gevangenis te worden. Er is voor haar geen onderscheid tussen verleden en toekomst. Er is geen voor en achter, geen aankomst en vertrek. In ‘Reis’ is de treincoupe zo'n gevangenis: ‘Vaak heb ik de weg naar iets overdacht, | en dan zo dat ik begrijpen zou | wat het is | dat terugkeer van aankomst onderscheidt.’ Dat onderscheid heeft ze niet gevonden en daarmee wordt het ‘nu’ onbegrijpelijk: ‘alles is onverstaanbaar heden.’ ‘Reis’ eindigt dan ook met een regel waarin de voorwaartse en achterwaartse beweging elkaar opheffen: ‘voortgang is een kwestie van spoorzoeken.’
Voelt het lyrisch subject zich opgesloten in de ruimte van de drempel, het blijkt daardoor tevens buitengesloten van waar het in de poezie om gaat: de