man) en de voorkeur van de bloemlezer. Dat laatste is onvermijdelijk en zelfs wenselijk, maar tegelijk nogal discutabel in een bloemlezing die zo uitdrukkelijk literair-historisch wil zijn. Warren neemt zich voor om ‘niet altijd voor de gevestigde canon te zwichten’. Ik ben er niet zo zeker van of dat wel wijs is in een boek als dit, dat toch een heel ander statuut heeft dan de bloemlezingen van Komrij b.v. Maar ik ben er wel helemaal zeker van dat Warren voor die ‘opstandigheid’ weinig deugdehjke argumenten aandraagt.
Hij heeft het over ‘harde oordelen’, ‘die weerstand zullen oproepen’, dat ‘een grote naam’ minder de doorslag moet geven dan een goed gedicht, over prijzen die ‘nogal eens naar willekeur toegekend’ worden, en hij klaagt erover dat ‘figuren zonder betekenis’ naar voren geschoven worden ‘als dichters van belang’. Maar we vernemen geen woord over de criteria voor zijn harde oordelen, de normen voor een goed gedicht, of hoe dat dan wel in zijn werk gaat met die foute prijzen en die opgeklopte figuren zonder betekenis. Is er een samenzwering of zo? Ik denk dat de samensteller van zo'n literair-historische bloemlezing zich wel wat grondiger (en wat minder zuur) mocht bezinnen over de lotgevallen van de canon, over de fiuctuaties daarvan, over de selectiemechanismen die aan het werk zijn wanneer vandaag naar gisteren kijkt. Dat hij de Nederlandse poezie ‘op haar mooist’ wil tonen, verdient alle lof; maar het is, zonder verdere verantwoording, een volstrekt nietszeggende mededeling. En het zou mij niet verwonderen als ze bovendien ook nog in strijd was met zijn eerste criterium, dat van representativiteit.
Kortom, die hele verantwoording is er geen: zelfs representativiteit betekent niets als niet tegelijk duidelijk wordt gemaakt hoe die moet worden begrepen. Maar misschien is de bloemlezing zelf wel goed, al ziet ze er dan ook lelijk en schreeuwerig uit, en al is ze ondraaglijk volgepropt met gedichten die elkaar wel van de bladspiegel zouden willen wegduwen.
Hoe zit dat nu dus met die canon en die harde oordelen? De absolute top (10 gedichten) omvat Gerrit Achterberg, Hugo Claus, Ida Gerhardt, Guido Gezelle, J.I. de Haan, Gerrit Komrij, Gerrit Kouwenaar, J.A. Der Mouw, Martinus Nijhoff, J.J. Slauerhoff, Paul van Ostaijen en Karel van de Woestijne. Zij worden op de voet gevolgd, met 9 of 8 gedichten, door J.H. Leopold, H. Lodeizen, H. Marsman en A. Roland Hoist.
Milde oordelen, op zijn zachtst gezegd, voor De Haan, Der Mouw en zelfs voor Komrij, Gerhardt en Lodeizen. Heel ernstig is het toch niet te noemen dat die ruimer vertegenwoordigd zijn dan b.v. Faverey (6), Bernlef (4) of Lucebert (5). Maar misschien zijn dat wel de ontdekkingen: liever goede gedichten dan grote namen. Het valt te betwijfelen als je verzen leest als ‘Geen troostwoord kan verzoeten | De wreede wroeging der voldreven Daad. | Ik heb geen tranen genoeg om te boeten | Wat Daad en droom bedreef aan gretig Kwaad.’ (J.I. de Haan). Er staan nog van die ontdekkingen in: Augusta Peaux (1859-1944) b.v., met 6 gedichten (evenveel als b.v. Faverey en Verwey en dubbel zoveel als o.m. De Coninck, Nolens, Van Deel en Leeflang).
De harde oordelen dan. Helemaal niet opgenomen zijn b.v. Rene Verbeeck, Insingel, Armando, Brassinga (prijs naar willekeur toegekend waarschijnlijk!), Dubois, Van Istendael, Mandelinck. Voorts worden er rake klappen uitgedeeld aan dichters met slechts een gedicht, zoals Van Bruggen, D'haen (prijs naar willekeur toegekend?), Eijckmans, Schierbeek. Even (on)belangrijk dus als Frans Babylon, Daniel Billiet, Dop Bles, Boccarossa, S. Bonn en ga zo maar door. Of met twee: Ten Berge, Van Herreweghen, Pernath, Schippers, Van Wilderode. Kan dat allemaal zo maar? Wat voor een ‘Spiegel’ is dit eigenlijk? Een LachSpiegel.
Natuurlijk heeft Warren recht op zijn voorkeuren en moet hij niet blindelings zwichten voor de canon. De bloemlezer, zoals de recensent en de literair-historicus, dient de canon levendig te houden, dat wil zeggen de verstarring ervan tegen te gaan, kritisch te kijken. Maar hij heeft niet het recht, in een boek als dit en zonder verantwoording of visie, naar believen links en rechts cadeautjes en straffen uit te delen.
‘Gewetensvolle middelaars tussen auteur en publiek zijn schaars geworden’, schrijft Warren in zijn verantwoording. Zo is het.
Jozef Deleu