Kroniek
Zes dichteressen
Aleidis Dierick
ONLANGS VERSCHEEN bij De Prom nieuw werk van Maria de Groot. Zij is een boeiende auteur die men graag ontmoet, telkens opnieuw. De Rozen is een sterke, homogene bundel. R.M. Rilke, haast tastbaar aanwezig, is de bezieler van deze verzen. We zien hem aan ‘het venster waar hij schreef’ (p. 73), te Muzot, in de bekende Rosengarten bij Bern. De Rozen omvat drie delen: ‘Rozentuin’, ‘De Rozen’, ‘Rozenkruizer’ (respectievelijk 26, 24 en 17 gedichten). Ieder gedicht in deel | draagt de naam van een roos uit de Rosengarten. Terwijl die roos in detail wordt beschreven, weeft De Groot ook een biografie - Monica, Louksor, Antigone - door het gedicht heen en haar levensvisie, haar ‘Weg’. Deel 2 omvat de 24 gedichten van Rilke in wat De Groot in de ‘Aantekeningen’ een Nederlandse ‘weergave’ noemt. Geen vertaling dus. Prachtige versregels: ‘Al wat ons ontroert, daarin deel je. | Maar wat jij ervaart, dat ontgaat ons’ (p. 50). Meteen grijpt men naar het origineel, naar dubbele vreugde. In het derde deel wordt de roos medium, verbinding tussen de sferen. Hier ‘bloesemen de rozen | in de vazen van de taal’ (p. 59). In dit ‘berglandschap’ voelt Maria de Groot zich thuis: ‘Wij vorderden langzaam’ (p. 69). Als medereizigers kiest zij de groten: Teresa de Avila, Hadewych, Johannes van het Kruis en de onovertroffen Hildegard von Bingen. In haar ogen is ook Rilke mysticus. Je ruikt de rozen. Dit is inderdaad een bundel om in te verwijlen, een Rosengarten, een ‘ruiker ridderlijke rozen’ (p. 17).
GEORGINA SANDERS, ONS beter bekend als Tineke Vroman, liet de bundel Het onvoltooid bestaan verschijnen bij Querido. Vijf cycli, samen 45 gedichten. De kafttekening van L. Vroman verwijst naar de in de bundel aanwezige ‘derde’, de in 1951 overleden dichter Max de Jong. In zijn bundel Heet van de naald en vooral in zijn aan Georgine Sanders nagelaten dagboeken verklaart hij haar postuum zijn liefde. Deze poëzie ontstond uit het verdriet om deze gemiste kans. In het huwelijk van de dichteres ontstaat tijdelijk een driehoeksverhouding waarin de partner de medelijdende wordt: ‘Lig bij mij, sta en ga met mij | verlos mij van dit onvoltooid | verleden, dat niet stierf als hij’ (p. 14). De stijl van Sanders is doorzichtig en zuiver, zij gebruikt weinig beeldspraak. In ‘Reisverslag in zes delen’ volgen we haar van haar geboorteland Jakarta - ‘Het verkaveld plein vertoont een stenen boog | die vrijheidsstrijd herdenkt, zoals het hoort.’ (p. 42) - over Utrecht, de stad van haar jeugd, en Nottingham, de stad waar kinderen wonen, tot in haar huidige woonplaats, Brooklyn. Een zoektocht naar wortels. Als ze bedenkt dat ze in Brooklyn de toerist zou moeten uithangen, ontvallen haar de verbaasde verzen: ‘Wanneer dan wel? Wij wonen in dit land’ (p. 34). De vijf vertalingen uit het Engels (p. 52) zijn zeer sterk en in elk geval muzikaler dan de Nederlandstalige gedichten. Georgine Sanders schrijft: ‘Het regent nog, elk steentje toont zijn echte kleur’ (p. 10). Zo is deze poëzie: echt.
OVERZETTINGEN, EEN uitgave van De Windroos, is de vijfde dichtbundel van Mieke Tillema. De lezer krijgt een lange cyclus van 20 gedichten, gevolgd door ‘Eruit’, een korte cyclus van 4 gedichten. In gedichten die zeer poëtisch en ook nuchter-illusieloos zijn, belicht ze breekpunten in haar leven: verhuizen, afscheid nemen, een hartaanval, het verbreken van een relatie. Het is merkwaardig hoe aangrijpend deze afstandelijke poëzie wel is. Ervaringen worden zeer herkenbaar. Het schrijnt. ‘De vreemde bouwsteen niet | in te lijven, | wordt uitgehakt. Opgelucht. Er is | weer lichtval op | eigen’ (p. 14). De titels zijn zeer geraffineerd gekozen. Zeer knap is ‘Nachtelijk’ (p. 24), de beschrijving van een droom waarin de kerk, de zee en kinderen voorkomen. Mieke Tillema geeft hier veel bloot. Ze weet dat. Als ze 45 wordt dicht ze ‘Ik wil een bosje | bomen want veel | schaduw. Licht | legt me teveel open’ (p. 18). De cyclus ‘Eruit’ is het indringende verslag van een vakantie op het platteland: ‘Op andermans terrein. | Hoorbaar gejouw van kinderen | naar stadsmevrouw’ (p. 28). Soms valt er een lichtere noot te beluisteren. Sarcasme is nooit ver uit de buurt. Mieke Tillema is een dichteres die er het mes in zet, ze dicht sterke verzen voor wie van waarheid houdt en liever grimlacht dan glimlacht.
IN DE ZWALUWREEKS VERscheen Papieren schouder van Hennie Roth. Veel verleden, heden en zelfs toekomst in deze bundel. Zoals de dichteres zegt: ‘Het werd een heel verhaal’ (p. 16). Verkeerde interpretatie ligt hier voor de hand. Het eerste deel, ‘Een heel verhaal’, verwoordt een relatie met de ‘man-jager’. Herinneringen uit de kindertijd spelen mee. Geweld jaagt angst aan. Veel hulp is er niet: ‘De mensen kwamen | met dooddoeners achter de hand’ (p. 10). Er is ook al geen ruimte om zichzelf of dichteres te zijn: ‘We schrijven samen in | sprak hij. Ik ging opzij. | Als de dood was ik voor hem. | Als de dood was hij voor mij’ (p. 11). Dit is de aangrijpende aanhef van het gedicht ‘Woorden’. In deel II, ‘Papieren schouder’, gaat het om het ‘Weerzien’ met de kindertijd: ‘Hier, waar de stroom uitmunt in geldingsdrang, | ben ik als bij afspraak terug’ (p. 19). Er staat inderdaad ‘uitmunt’! Naast de stroom is ook het huis er nog: ‘Vochtig verbloemden de muren | hun papieren verleden’ (p. 20). De aftakeling van de moeder doet veel pijn: ‘Averechts koel is je wezen’ (p. 23). Nergens verbloemt Hennie Roth de dingen. Gemis aan moederliefde wordt ‘Het leek alsof je een lichaam had | dat niet kon knie-