Kinderpozie
Ed Franck Liefde in vijf bewegingen
Jan van CoillieGa naar eindnoot+
In 34 gedichten, verdeeld over vijf ‘bewegingen’, schetst Ed Franck het verloop van een relatie. Opvallend is, zeker in het licht van de romantiek of het geflirt dat de liefde bij pubers typeert, dat het accent ligt op het verlies van de geliefde en het verwerken daarvan (drie van de vijf bewegingen). Deze evolutie wordt bijzonder raak getroffen door de tekeningen bij het begin van elke afdeling.
Tekening bij Tweede beweging
[Gerda Dendooven]
DE EERSTE BEWEGING geeft het verliefd worden weer, van bij het prille begin: ‘Zomaar een jongen | in een jeugdclub | Knuffelbruine huid en zeewiergroene ogen.’ Via het neologisme ‘Knuffelbruine’ voert de dichter een subjectief, emotioneel element binnen. Het is een treffende techniek die Ed Franck vaker in de bundel toepast. De beweging verloopt verder langs verlangen, kijken, glimlachen, dromen, de eerste slow, de eerste vluchtige kus en een wandeling aan zee naar het strelen. Het speelse en het vluchtige staan centraal: ‘mijn ontroering | een oogopslag groot.’
In de tweede beweging ontwikkelt de liefde zich, waarbij de geliefden elkaars gevoelens en gedachten en elkaars lichaam verkennen en beter leren kennen.
In de derde beweging ontstaan de twijfels en glipt de liefde weg:
Zekerheid mengt zich met twijfel, woordelijk in het tweede gedicht:
In de volgende gedichten uit het problematische van de relatie zich in vragen en beelden: een donkerrode striem, drijfzand en fijn wit zand dat tussen de vingers glipt: het eerste gevoel is niet meer te herstellen en evenmin nog vast te leggen.
In de vierde beweging probeert het meisje haar verdriet te verwerken, waarbij ze ook probeert te wennen aan het afscheid en zoekt naar een verantwoording. Opvallend is het enjambement in het eerste gedicht:
De tweede regel houdt nog vast aan het bezit, maar de derde keert hem om in een verlies. De naam van de geliefde is slechts een woord, maar wel nog vol flarden herinneringen, ‘warme splinters’.
Het afscheid went, zo herhaalt ze met iets teveel nadruk, want tegenover ‘de naïeve bloei’ van de fruitbomen staat ze weerloos. Maar misschien hebben ze alles te mooi voorgesteld: ‘Misschien | bewoonden wij elkaar | als een huurkamer.’
Typerend voor Ed Franck is de droge humor in het tweede gedicht uit deze beweging, waardoor het gevoel van verdriet gerelativeerd wordt. Het ik wil langdurig uithuilen onder een treurwilg, maar ook daar zaten mieren. Een vergelijkbaar relativeren van de gekleurde romantiek steekt in het vierde gedicht uit de laatste afdeling, ‘nou ja’.
In die vijfde beweging probeert het ik zich te verzoenen met het afscheid. Ze komt tot het besef van haar eigen onvervangbaarheid. Uit haar droom verdwijnt het mannelijke (paard). Ze probeert zich ook te verzoenen met het mooie uit de herinneringen. En alhoewel die vervagen, wat ‘gebeurd is zal blijven’. De relatie zelf is voorbij (het ‘voor altijd’ wordt geschrapt uit de brief, maar de herinnering blijft. Het slotvers verwoordt zowel sober als indringend het ‘voorbij mijn eerste liefde’:
De vorm van deze gedichten valt allereerst op door een soort parlando-stijl. De meeste gedichten hebben iets mijmerends. Toch ervaar ik ze als meer poëtisch dan Stille brieven. Dit ligt vooral aan de heldere, sobere maar gecomprimeerde vorm, waardoor sommige regels scherp bijblijven: ze treffen door hun herkenbaarheid of nodigen uit tot reflectie. Ik gaf hier reeds enkele voorbeelden van. Ook volgend citaat mag dit verduidelijken: