Haarspit
DICHTER EN MISDAAD
G.K. Chesterton, dichter van lichtvoetige verzen, is de auteur van detectiveverhalen waarin hij priester Brown schept als een nederig en spits detective die in staat is zich in te leven in de psychologie van de misdadiger. Brown is er zich van bewust dat hij zelf in staat is tot misdaad.
In zijn verhalen treden een aantal dichters op. In De geest van Gideon Wise is de eindzin: ‘Horne is een gluiper en een schurk, maar vergeet niet dat hij, als zoveel gluipers en schurken uit de geschiedenis, ook een dichter is.’ In De vloek van het gouden kruis is Leonard Smyth, een weinig belangrijk dichter, van roof beschuldigd.
Naast priester Brown heeft Chesterton nog andere detectives geschapen. In Horne Fisher uit het verhaal The man who knew too much beklemtoont hij opnieuw de noodzaak dat een detective nederig moet zijn om te kunnen slagen.
Gabriel Gale, de dichter-wijsgeer uit The poet and the lunatics is in staat de misdaad op te sporen omdat hij staat is zich in te leven in de psychologie van de waanzinnigen.
Het uitvoerig verhaal, een soort visioen over anarchie, The man who was Thursday, laat twee dichters optreden. Lucian Gregory is de dichter-anarchist, en Gabriel Syme is de dichter-detective. Na de ontmaskering van het comité der anarchisten sluiten beide dichters vriendschap.
De stelling van Chesterton vinden we in Orthodoxy: krankzinnigheid en misdaad zijn een ziekte van het verstand, ze uit zich in een vals gevoel van meerwaardigheid, cynisme en spot. Scheppende kunstenaars worden zeldzaam gek, in tegenstelling met schaakspelers, wiskundigen, kassiers. Poëzie is eerder een geneesmiddel.