Poëziekrant. Jaargang 14(1990)– [tijdschrift] Poëziekrant– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] Gastdichter Hendrik Carette In deze verachtelijke steden In deze verachtelijke steden kan en wil ik niet meer leven. Ik kan niet leven in Karaganda en ik kan ook niet leven in Alma Ata. En ik haat dit heden. Geef mij een groot domein in het machtige Moskovië of leen mij een landgoed in de koude wouden van Karelië. Geef mij hele stukken land in het stille Wolhynië of laat mij van een ander vergeten landsdeel de landheer zijn. Geef mij een wijnberg in Bessarabië of een eiland op een binnenzee. Laat mij traag en tragisch leven als in een film van Eisenstein. Of laat mij voorgoed dwalen en rondwaren als een derwisj. Ja laat mij dan die derwisj zijn die nacht na nacht - van het zuiden van Siberië tot het noorden. van Perzië - op de steppe onder de sterren slaapt. Onweer boven Oostende Oostendse zeedijk 1986, the open road Aan zee was de wind aanlandig. Zwarte, lakzwarte strepen markeerden de rode streep van de horizont in de nabije verte. Boven de hoge watervelden van de zee werd de lucht gruisachtig grijs en het witte licht werd eerst fel wit en dan donkerder als van een donker violet. [pagina 25] [p. 25] Missive voor Eriek Verpale Mandelstam en Chlebnikov zijn niet gestorven. De hoogbejaarde Chlebnikov leeft bij de Kalmukken in het district van de Kalmukken. De hoogbejaarde Mandelstam leeft bij de oudgelovige boeren in de besneeuwde dorpen van een boerenrepubliek. Mandelstam en Chlebnikov zijn niet gestorven. Osip Mandelstam, onze gespreksgenoot, schrijft aan zijn Dante voor gevorderden en Viktor Vladimirovitsj Chlebnikov, onze Velimir, becijfert de definitieve cijfers van deze wereld. Mandelstam en Chlebnikov zijn niet gestorven. Mandelstam dieteert het derde boekdeel van zijn memoires aan zijn onbestorven weduwe. Chlebnikov bestudeert de zwarte Veda's en de in zijde gebonden Boeken van de Mongolen. Mandelstam en Chlebnikov zijn niet gestorven. Zij houden zich voor u en voor mij verborgen. Tussen de zilveren strandmeren Ik wit een weg naar de einder. Het zomerfeest is voorbij. De grote wolken van de herfst hangen laag aan de hemel en de laatste baadsters zijn verdwenen. Achter mij krimpt de stad. En verdwijnt in het achterland. Voor mij druist de zee. Ik zie het zeegras in de zeewiervelden. Ik moet een weg naar de einder vinden. Het strand blinkt en tussen de zilveren strandmeren waar mijn voet den bodem vademt voel ik het drijfzand. Vorige Volgende