Liedjes
Cabaret Eenmaal, andermaal, derdemaal!
Dick Welsink
1989 zal de geschiedenis ingaan als het jaar bij uitstek van de cabaretbloemlezingen. In het voorjaar verscheen die van Guus Vleugel, in het najaar die van Jacques Klöters en Kick van der Veer en nog net op de valreep die van Ernst van Altena. Ze bestrijken echter alle drie een verschillende periode en dat maakt onderlinge vergelijking ietwat hachelijk.
VAN ALTENA, VOORAL BEkend als vertaler, maakte een keuze uit het tijdvak 1900-1990 [sic!] en heeft daarom een aantal oudere teksten opgenomen die in de beide andere bundels ontbreken. Bovendien groepeerde hij ze min of meer chronologisch rond uitvoerende artiesten. Elk ‘hoofdstuk’ voorzag hij van een beknopte historische inleiding met informatie over de belangrijkste cabaretiers en tekstschrijvers, en een enkele tekst van een verklarende voetnoot die niet altijd even ter zake is. Een in het ooglopend verschil is ook dat deze bloemlezing naast oorspronkelijk Nederlands werk een aantal vertalingen bevat. Schrijvers van wie meer dan vijf liedjes een plaats hebben gekregen: Ernst van Altena (!), Lennaert Nijgh, Michel van der Plas, Annie M.G. Schmidt en Ivo de Wijs.
Vleugel, jarenlang hofleverancier van Cabaret Lurelei, ging heel anders te werknische’ lied, al voegt hij er meteen aan toe dat hij zich niet uitsluitend daardoor heeft laten leiden. Hij vergaarde vele liedteksten uit de periode 1945-heden uit recente en sinds lang niet meer verkrijgbare bundels, uit minder bekende boeken en boekjes en zelfs vanaf grammofoonplaten. Om die reden vindt men in deze bloemlezing dan ook de namen van Hella Haasse, Martie Verdenius (die overigens, nadat het boek verschenen was, bezwaar maakte tegen de
keuze van het lied ‘Wie willen het onderste uit de kan...’ en de uitgever dwong tot het doen vervaardigen van een inlegvel met rectificatie; wonderlijk genoeg is de ge-wraakte tekst, onder de titel ‘Alleen mannen’, kennelijk met haar toestemming afgedrukt in Van Altena's bloemlezing), Marcel Verreck, Brigitte Kaandorp, Justus van Oel en vele andere ten onrechte vergeten of aanstormende jeugdige talenten. Al is zijn keuze soms aanvechtbaar, het resultaat mag er niettemin zijn.
Klöters en van der Veer, beiden verbonden aan de afdeling theateramusement van het Nederlands Theater Instituut te Amsterdam, hebben gepoogd een minder eigenzinnige keuze te maken, waardoor een meer representatief overzicht van dertig jaar (1958-1988) ‘het betere Nederlandse lied’ zou ontstaan. Het door hen bestreken tijdvak is kleiner maar het terrein breder, omdat ook het chanson (een Frans woord waarvoor geen volkomen gelijkwaardige Nederlandse term bestaat) tot de selectie toegelaten is. Uit het feit dat zij het slechts in twee gevallen onderling niet eens konden worden een tekst wel of niet op te nemen moge blijken dat het resultaat het ideaalbeeld zeer dicht benadert. Natuurlijk waren er weer lieden die toestemming meenden te moeten weigeren: Jaap Fischer en zijn alter ego Joop Visser, Peter Koelewijn, en Van Kooien en De Bie, zodat er 13 (de samenstellers zeggen ten onrechte 12) oorspronkelijk geselecteerde liedjes niet konden worden afgedrukt. Werk van deze vier heren is in geen van de bloemlezingen te vinden. Ze vallen echter in het niet bij de 82 tekstschrijvers die geen bezwaar maakten.
De anthologieën van Van Altena en Vleugel bevatten een register op tekstdichters. In dat van Vleugel, die ook nog een titelregister geeft, zijn tevens de namen van de componisten en uitvoerende artiesten opgenomen. Die van Klóters en van der Veer heeft een alfabetische inhoudsopgave op auteurs, waarin per tekst de componist en de bron van herkomst vermeld zijn, alsmede een titelregister. Zij is buiten kijf de dikste, degelijkste en fraaiste van het drietal, maar ook de duurste. De twee andere ontlopen elkaar niet veel in prijs en uitvoering, maar wel in aanpak. De echte liefhebber zal ze dus allemaal moeten kopen.
Ernst Van Altena, Dat is uit het leven gegrepen...: de geschiedenis van de Nederlandse kleinkunst in liedteksten, Hema, Amsterdam, 1989, 256 p., f1. 34,90; 698 fr.
Jacques Klöters en Kick van der Veer (samenst.), Ik zou je het liefste in een doosje willen doen: Nederlandse chansons en cabaretliederen 1958-1988, 2e [verbeterde] dr., Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 1989, 476 p., f1. 45; 900 fr. |
|
Guus Vleugel m.m.v. Remco Meyer (samenst.), Zij kon het lonken niet laten: liedteksten uit het Nederlandse Cabaret van 1945 tot nu, Bert Bakker, Amsterdam, 1989, 207 p. + inlegvel, fl. 24,90; 498 fr. |