Poëziekrant. Jaargang 14
(1990)– [tijdschrift] Poëziekrant– Auteursrechtelijk beschermdJean Pierre Rawie
[Foto: Hans Vermeulen] | |
Jean Pierre Rawie
| |
[pagina 18]
| |
Het stof valt in gestage regelmaat
en toont hoe jaar en dag per uur verglijden,
maar ach, er is geen stonde zonder lijden
die zich het wrede lot ontwringen laat.
Die twee verbonden glazen geven aan
hoe elke wieg verwant is aan de grafzerk;
met recht dat woelig stof en breekbaar glaswerk
het eind voorzeggen van ons triest bestaan.
De Grieken maten eerst de tijd met water
dat langzaam door de nauwe doorgang droop,
maar hebben vocht door stof vervangen later;
en daarmee is alweer ons lot gegeven:
want enkel tranen is de levensloop
en na de dood blijkt enkel as gebleven.
Dit metaforische sonnet (waaraan de bundel zijn titel ontleende) heeft veel in zich van wat Rawie verwoorden wil: weemoed, melancholie, berusting. Zijn eigen verzen zijn keer op keer verslagen van zijn worsteling met de harde, alledaagse werkelijkheid. Niets beklijft, alleen: ‘de IJssel stroomt nog naar de zee. / Gods licht be-schijnt Gods water en Gods akker. / In groene uiterwaarden graast het vee.’ (‘Idylle’) In zijn gedichten poogt Rawie het tijdelijke te vereeuwigen, terwijl hij zeer wel beseft dat dit feitelijk een bovenmenselijke opgave is. Dit paradoxale streven heeft geleid tot klassieke schoonheid, zonder het goedkope effectbejag dat zijn vroegere werk nogal eens ontsierde. De poseur is poëet geworden. |
|