Haarspit
De kus van de dichter
De abdij Bethlehem in Bonheiden publiceert monastieke cahiers; één ervan is De geestelijke vriendschap van Aelred van Rievaulx (oHexham/Engeland 1110 † 167).
Zijn naam verwijst naar een oude, thans in ruïne liggende cisterciënzerabdij, waar hij monnik en abt was.
De auteur heeft een hoofdstukje over de kus: de lichamelijke, de geestelijke, de kus van Gods Geest. De kus met de lippen wordt nader gesitueerd o.a. zoals we in de kerk doen als we gaan communiceren. Doorheen het hele werk van 134 hoofdstukken, ook de proloog, voel je een grote vrijheid van geest op dit gebied: m.a.w. hij kan erover schrijven. Hij heeft een moreel gevoel dat niet angstig is en ook niet wereldvreemd. Hij weigert wel de naam aan, maar weet van de vriendschap geboren uit gemeenschappelijke verdorvenheid. Over zijn schoolmakkertjes: niets scheen me zo heerlijk, zo aangenaam, zo weldoend als beminnen en bemind te worden.
In onze eeuw die zoveel twijfel over de liefde uitademt, vriendschap maar verdedigt als vrijheid; denk ik aan Alister Crowley, ook Engelsman. Ook hij schreef in dichterlijke woorden over de vriendschap: let my fond lips bui drink thy golden wine, maar het is obsessie en satanisme: tegen zijn moeder die hem het beest uit de Openbaring noemde en tegen zijn tijdgenoten, want emotie veralgemeent altijd. Typisch dat ‘bezetenheid’ te maken heeft met willen bezitten, beheersen, ook zijn magie.
Dan wordt alles vervormd en omgeduid, verlies je de gave kracht van een Aelred. Heel wat hermetisme en geobsedeerde literatuur is weerwraak en vervorming. Typisch voor Aelred is dat hij niet toegeeft aan de trend om de hoogste vriendschap, naar analogie met de Drieëenheid, te vervormen tot een relatie van drie personen. Want ook de mystiek wil vervormen, vernietigen, zij het niet uit weerwraak, maar omdat ze de opgelopen afstand anders inschat. Aelred behandelt ook het ontbinden van vriendschap, is realistischer. Literatuur als weerwraak is niet marginaal in de moderne letterkunde. Crowley's eerste bundel heette White Stains, witte vlekken, een contradictie in zichzelf. Meteen is kunst en moraal gesitueerd. Het is vaak een verwrongen moraal die het gave in een begaafde tot obsessie verdringt en verwringt tot excentriciteit, tot buiten het centrum. Een sneeuwvlok in hel (1972) noemde Freddy de Vree zijn fictieve biografie in versvorm van A. Crowley. De abdij publiceerde haar boekje ook in 1972.