Gesprek met Hans Tentije
Minder dan niets nog in 't einde
Hans Tentije (geb. 1944, Beverwijk) publiceerde in '75 ‘Alles is er’ en in '78 ‘Wat ze zei’. Dit jaar kreeg hij twee prijzen: de Van der Hoogt-prijs en zeer onlangs de Gorter-prijs.
Als ik met Hans Tentije de afspraak maak voor een gesprek dan weet ik dat er een goed interview is geweest met Diepstraten en Kuyper (Bzzlletin 63). Ik wil dan ook vooral spreken over de fascinerende cyclus ‘Wat ze zei’. Na onze afspraak vraagt Lien Heyting voor de NRC een onderhoud en omdat de dagbladjournalistiek sneller werkt dan de PK is dat gesprek eerder gevoerd en gepubliceerd (CS 16-11-'79).
Tijdens ons gesprek refereert Hans Tentije enkele keren aan Lien Heyting. Dat laat ik weg, want ik heb geen zin in herhalingen, te meer daar Hans Tentije zeer consistent blijkt in zijn opvattingen. Hij zegt bijv. dingen die hij later naslaat in het Bzzlletin en ja, daar staat het al, soms letterlijk.
De Maatschappij der Nederlandse Letterkunde heeft me (dankzij de dichter) uitgenodigd aanwezig te zijn bij de uitreiking van de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs 1979 aan Hans Tentije in het theater The Movies in Amster dam op 17 oktober. Het programma - dat is samengesteld op verzoek van de dichter - omvat onder meer muziek, een optreden van de dichter H.H. ter Balkt en een vertoning van de Poolse film ‘As en diamant’. Zo staat het op de uitnodiging.
Ik ben vooral benieuwd naar ‘As en diamant’ (1958) van Andrzej Wajda, omdat Hans Tentije me al eerder vertelde dat de cyclus ‘Wat ze zei’ te maken heeft met die film, Eerder las ik de cyclus en had veel vragen. Als ik de film heb gezien, denk ik, naar het station lopend, dat nu vrijwel alle vragen zijn opgelost, maar als ik de cyclus weer lees, blijkt dat er alleen beeldovereenkomsten zijn, naast het belangrijke feit dat het grondmotief van de film overeenkomt met een kern van Tentijes poëzie. De verhouding film - cyclus is veel ingewikkelder dan Ik dacht. Na het gesprek met de dichter is me dankzij zijn meedenken en - praten veel duidelijker geworden.
De prijsuitreiking (met ong, 60 belangstellenden) is eenvoudig en sympathiek. De muziek - 50er jaren jazz met thema 's van o.a. Miles Davis en Griffin - wordt uitstekend gespeeld door Rein de Graaff, Art Taylor en Henk Haverhoek. Ik zie dat bijv. de dichter Jan Elburg er zeer van geniet. H.H. ter Balkt leest een aantal gedichten, o.a. het recent in de Revisor gepubliceerde ‘Slechte knechten’, waarbij opvalt dat de door de dichter gelezen verzen op bijna 20 plaatsen afwijkten van de gepubliceerde. Tom van Deel leest bij afwezigheid van Gerrit Borgers het jury-rapport voor. De jury prijst o.a. de sterke thematische samenhang en wijst op de geslaagde po ging momenten van intense beleving vast te leggen. Hans Tentije dankt voor de prijs. Hij voelt zich zeker niet arrivé; spreekt ook uit dat het winnen van een prijs altijd iets willekeurigs inhoudt. Hij dankt de kritici en legt uit waarom H.H. ter Balkt door hem is uitgenodigd. Na '50 vond hij met zijn poëzie in de jaren 60 te weinig aansluiting. Het was o.a. de poëzie van Ter Balkt die hem weer aan het dichten heeft gezet. Hij zegt over de film dat deze hem jaren geleden vooral aansprak door het motief van twijfel en onzekerheid.
Een aardig detail is nog dat als Tom van Deel wat onhandig met een grote bos bloemen zwaait en zegt ‘Voor je vrouw’, Hans Tentije verbaasd wijst en antwoordt: ‘Mijn vrouw zit daar!’.
Als ik het gesprek thuis op klad heb uitgewerkt, blijkt dat er overeenkomsten zijn met het Bzzlletin-interview. Ook die laat ik weg. Hier volgen, vóor het gesprek over de cyclus, enkele flarden die wellicht iets toevoegen aan het bestaande materiaal.
R. Je hebt niets veranderd in de reeks sinds de eerste publicatie. Wat je af hebt, laat je zoals het is? H. Dat hangt er van af. Met sommige gedichten gebeurt dat wel. Ik had in het voorjaar een reeks ingeleverd voor Raster, die komt in nr. 11 (‘Na, naast elkaar’) en toen ik de drukproeven daarvan kreeg heb ik voor mijn doen daar nogal het een en ander in veranderd, maar tussen tijdschriftpublicatie en die in de bundel gebeurt het me zeer zelden.
R. En als je gaat verzamelen... of ligt dat nog te ver van je af?
H. Ik schrijf eigenlijk nooit met het idee: dat zoek ik later wel uit. Ik ben vanaf het begin meteen bezig te kijken of het bruikbaar is voor de bundel en hoe het er in komt te staan. Ik zit meteen al met het idee van een bundel in mijn hoofd, zodat je een goede samenhang krijgt. Het is niet zo dat ik later maar eens kijk wat ik heb geschreven en daar dan een aardige volgorde in aanbreng. Alles gaat schoon op. Al het andere is al in een vroeg stadium verdwenen, weggegooid. Ik bewaar soms alleen flarden die bruikbaar zijn uit aanlopen tot een gedicht, bruikbare beelden. Ook uit de roman (‘Anarchia’) gebruik ik wel eens materiaal. (We praten even over de roman. Hij ligt er; er is vijf jaar aan gewerkt, maar Hans Tentije wil niet dat hij verder ooit gepubliceerd wordt. We hebben het over ongelukken, instructies, Clara Eggink en Bloem en de reactie van M. 't Hart. We zijn het eens met Clara Eggink die materiaal vernietigt op verzoek van Bloem.)
R. Je hebt iets architectonisch. Je bent een bouwer -niet alleen per gedicht of cyclus, maar ook per bundel. H, Bij de eerste nieuwe gedichten weet ik het ook niet zo precies, maar a is ik aan het schrijven ben en daar nieuwe elementen in zie opduiken, dan bouw ik er wel op voort.
R. 't Is een bewust gericht creatief proces? Je laat het niet op je afkomen?
H. Inspiratie is een vaag begrip. Je maakt aantekening van dingen die je invallen. Door het maken komen er dingen boven die anders niet zouden komen.
R. Je kunt dus zeggen: nu ga ik aan het werk.
H. Ja; dan moet je maar kijken wat er van komt. Door het ander soort principe dat ik in de tweede bundel ben gaan toepassen, veel associatiever werken, het aaneenkoppelen van dingen die ik daarvóor niet bijeengebracht zou hebben, heb ik gemerkt dat je heel veel kunt gebruiken. Ja, de dingen zijn natuurlijk al uitgeselecteerd door mijn manier van kijken en onthouden. Ik kon in de tweede bundel een reeks bouwen op dingen die ik in de periode van de eerste bundel nooit zo in verband zou hebben gebracht. Bij het schrijven kan plotseling een samenhang opdoemen. In ‘Drenkplaatsen’ is dat het geval. En ook in die nieuwe reeks. Het is een soort reizen in de geest: allerlei plaatsen worden bezocht, die nogal ver uit elkaar liggen.
R. Een rationeel-intuïtief proces?
H. Ja zeker. Zeker rationeel.
R. Zullen we dan nu kijken naar de lezer, die vanaf de andere kant creatief-rationeel moet werken met de tekst. De cyclus ‘Wat ze zei’.Ik dacht eerst dat de lezer de film ‘As en diamant’ gezien zou moeten hebben, maar dat is niet juist.
Hans Tentije (foto Pieter van der Meer)
H. Nee, dat zou niet goed zijn. En het is ook niet zo.
De cyclus is een heel eigen leven gaan leiden.
R. Je vindt wel de beelden terug. Ik wou je voorstellen de cyclus hardop lezend en denkend te bespreken. De titel is intrigerend. Ik denk eerst aan een geliefde, de eigen geliefde, maar dat blijkt niet juist.
Jij schrijft nooit over je eigen situatie.
H. Nee, ik denk dat die te dichtbij is. Daar zijn ook dingen waar de lezer niks mee te maken heeft en die op zich ook niet interessant genoeg zijn misschien.
R. Dat geloof ik niet, want wat je maakt is interessant, omdat je 't maakt.
H. Ja, maar ik transformeer het naar heel andere gebieden, waar ik beter uit de voeten kan en die meer ruimte bieden aan avonturen en onderzoekingen.