poetry international '79
Fascinerend vertaalprojekt: De muze in verlegenheid
‘Kwart voor drie: het moet / nog dunner, zelfs wat / de neus streelt stinkt ergens / in woorden’. Als je deze eerste strofe van een gedicht van Kouwenaar wilt vertalen, stuit je op de vraag: wàt moet nog dunner? Kwart voor drie? Waarom? Over deze vragen alleen al hebben de vertalers van het vertaalprojekt Poetry International 1979 anderhalf uur gepraat.
En als je dan gaat vertalen, hoe voorkom je dan dat het equivalent voor dunner in 't Duits onherroepelijk tot de associatie met diarree leidt? Het werd in het Duits (van Günther Kunert): ‘Viertel vor drei: alles verengt sich / sogar was die Nase streichelt / stinkt als Wort / irgendwie’.
In het Engels (van Adrian Henri): ‘Quarter to three: it is / almost nothing, and yet / the tiniest men lives somewhere / in words’. Je ziet hoe veel vrijheid de vertalers hebben genomen.
De problemen zijn dan ook niet van de lucht. In het gedicht komt voor ‘door de breuk in de weg van asfalt’. Wat moet je met het gegeven dat in sommige landen asfalt alleen denkbaar is in de stad? Anderen hadden associaties met een dijkbreuk.
In het Nederlands staat in de vierde strofe: ‘de reiziger staat op de weg, de verte / is nergens is overal denkbaar, hij doet / enkele stappen, geen woord, hij kan / er niet over, hij / stilt het -’; ‘hij kan / er niet over’, dat wil zeggen: hij kan niet over de breuk heen komen én hij heeft er geen woorden voor. Met zeer veel geduld zul je dan in de andere taal iets moeten vinden dat de twee betekenissen openlaat.
Het werd in het Engels resp.: ‘through a hole in the motorway’ (die impliceert niet noodzakelijk asfalt) en ‘the traveller stands in the road, the distance / is nowhere is everywhere conceivable, he takes / a few steps, no words, he cannot / cross the gap / he leaves it still.’ Hier is de dubbelzinnigheid enigszins behouden, omdat ‘gap’ niet alleen een konkrete betekenis heeft. De laatste regel komt prachtig overeen; maar waarom eindigt Henri met een punt?
In het Duits: ‘durch den Spalt im Asphalt roehrt’ (de stofnaam is soortnaam geworden) en ‘Der Reisende steht auf dem Weg / nirgends und ueberall Ferne / er unternimmt Schritte / doch kein Wort und er kommt nicht / darueber hinweg und verbreitet / Schweigen.’ Hier is de konkrete betekenis heel sterk gebleven.
Als de problemen met zulke aan het Nederlands verwante talen al zo groot zijn, hoe moet het dan in het Zweeds, Frans, Roemeens, Spaans, Italiaans, Jiddisch, Pools, Turks, Indonesisch, Japans?
Tot verbazing van alle bij het projekt betrokkenen bleek in één geval het Japans als enige vreemde taal te beschikken over dezelfde mogelijkheid als het Nederlands. Het ging hier om een dubbelzinnigheid in het zo langzamerhand al beroemde gedicht HET MEESTERWERK: LICHTROSE MAAN, VOL. De laatste strofe luidt: ‘(alles)// zit fit in zijn schil onder de lichtrose maan, vol / ledig volmaakte oneetbare perzik -’. Het woord vol-ledig is als paradox gefundenes Fressen voor Kouwenaar. Het betekent: met alle leden; ledig heeft dus etymologisch niets te maken met leeg, maar voor de lezer of hoorder functioneert het woord door die foutieve associatie wel als antithetische samenstelling. Dat lukt natuurlijk in geen enkele andere taal, was de verwachting. Maar wat bleek: in het Japans bestaat een woord ‘mu’ en dat duidt een wolk aan, die tegelijk vol én leeg is.
Gerrit Kouwenaar (foto Jan Coppens)
Nog één voorbeeld, uit het derde gedicht: ACHTERGELATEN LANDSCHAP. Dit gedicht berust op een SF-verhaal ‘Tijdsafari N.V.’. In PK 1978, 5 heb ik geschreven over Kouwenaars bundel. Ik citeerde de tweede strofe: ‘ooit stapte je mis op een vlinder / en wat gebeurde gebeurde, thuis viel / een engel je naam uit en je mond / kwam over je lippen, inktvlek / en wikke over en over’ en schreef toen: ‘Zie eens hoe de taaivlinder weer opvliegt uit de drukinkt van het woord wikke..’
Deze observatie was gebaseerd op het feit dat wikke een vlinder-bloemige is en dat de i-klank herhaald wordt, nog versterkt door dat buitelende van ‘over en over’.
Tot mijn verbazing legde Rein Bloem (die toelichting gaf) tijdens de presentatie van het projekt uit dat in de gesprekken over het gedicht, ontdekt werd, ook door Kouwenaar (!) dat de wikke volgens de flora behoorde tot de vlinderbloemigen.
Is er dan toch een muze die de dichter influistert wat hij moet schrijven, ook al begrijpt hij zelf niet helemaal wat hij schrijft? Heeft elke taal dan haar eigen muze? De Engelse muze wist in elk geval geen raad met de vlinder en de wikke: ‘once you stepped by mistake on a butterfly / and what happened happened, at home / an angel slipped out of your name, your mouth / took over your lips, inkblot / and vetch, over and over again. De Duitse muze waagde zich er niet aan en de Italiaanse, Spaanse en Zweedse muze - ik beperk me tot de talen die voor mij herkenbaar zijn - liet de vlinder vermorzeld achter in het landschap.
Kouwenaar opende de projekt-presentatie. Hij vergeleek vertalen met het demonteren van een machientje. Mèt andere radertjes en vliegwieltjes wordt vervolgens een nieuw machientje gemaakt, anders, maar toch een beetje hetzelfde. De vragen van de buitenlandse dichters hadden hem in gepaste verlegenheid gebracht.
De werkwijze van het vertaalprojekt was als volgt. Ik neem de tekst over van de stencil-uitgave van de Rotterdamse Kunststichting. Ruim van tevoren kregen de deelnemers aan Poetry informatie van en over Gerrit Kouwenaar toegestuurd: in hun taal vertaalde gedichten, biografische gegevens en een paar beschouwingen. Op de eerste zitting tijdens het vertaalprojekt kregen de aanwezige deelnemers de beschikking over een tiental Kouwenaar-gedichten met basis-vertalingen (zo letterlijk mogelijk) in Frans, Duits en Engels. Het gedicht KWART VOOR DRIE: HET IDEAAL werd als voorbeeld genomen: woord voor woord kreeg de aandacht, vragen over bedoelingen, achtergronden, klank, ritme, zinsbouw, woordkeus werden naar vermogen beantwoord met voor de dichter de twijfelachtige eer meer te moeten zeggen dan wat hij vroeger op papier had gezet. In de volgende twee, drie zittingen werden op deze manier nog twee gedichten doorgenomen, waarbij de werkkracht, de interesse en het plezier steeds groeiende bleken. Resultaten werden voorgelezen, besproken en niet zelden weer bijgewerkt. De discussies gingen hoe langer hoe minder over de bedoeling of deftig gezegd het wereldbeeld van de dichter, maar steeds meer over de kleine, halsbrekende zaken in het gedicht: de nuance van dit woord of dat woord, de samenhang in de tekst; tenslotte werd voor ieder individu het ‘zo en niet anders’ bereikt.
Als ik de vertalingen in 't Pools, Japans of Turks zie, kan ik er niets mee doen. Mensen die Poetry nooit hebben bezocht, begrijpen, zo is mijn ervaring, niets van je enthousiasme over dit taalfeest. Je begrijpt er toch niets van, zeggen ze. Dan probeer ik uit te leggen dat ook in die zeer vreemde talen de emotie overkomt; het is een soort wonder, maar wat gebeurt gebeurt: ik zit geboeid te luisteren (met honderden anderen) naar de stem van de muze. Soms is het overduidelijk prachtig, bijv. als de muze een spreekbuis (wat een lelijk woord; ik zou medium kiezen als dat niet zo'n occulte associatie had) heeft gevonden in de dichter-acteur Willy Rendra, die uit zijn hoofd, met voorbeeldige concentratie in het Indonesisch de gedichten van Kouwenaar voordraagt. Maar ook het beluisteren van de Japanse Kazuko Shiraishi is een feest. Zó komt de muze terug waar ze (ook) moet wezen: in de menselijke stem, verlegen of zelfbewust, opklinkend voor een gefascineerd luisterend publiek.
Remco Ekkers