Poesjes.
POES, poes, poes! kom eens gauw bij mij zitten. Ik ga een verhaaltje schrijven over jou en de andere poesjes, die ik heb gehad. Neen hoor! dat wil ik niet hebben: je moet met je pootjes van mijn pen afblijven. Het is wel lief van je, dat je me helpen wilt; maar je zou vlekken maken, weet je? Wil ik eens vertellen, hoe je weer aan 't snoepen bent geweest? Het was erg stout van je, maar je hadt het zoo slim overlegd, dat ik 't voor de aardigheid eens opschrijven zal.
We konden ons maar niet begrijpen, hoe het kwam, dat de melk zoo hard verminderde. Kaatje, de meid, beweerde bij kris en bij kras, dat poes het onmogelijk gedaan kon hebben, maar zij besloot toch, een oogje in 't zeil te houden. Eens op een dag zag ze, dat poes boven op de
tafel sprong en heel voorzichtig haar poot in de melkkan stak. Toen haalde ze hem er druipend van melk weer uit, likte hem af en ging zoo voort met indoopen en aflikken, tot dat de kan zoo goed als leeg was.
Ik heb ook eens eene cypersche kat gehad. Als ze jongen kreeg, gingen die altijd dadelijk weer dood, wat haar erg veel verdriet deed. Toen dit de laatste keer gebeurde was zij er bijna ziek van. Toevallig geschiedde er iets waar door poes weer de oude werd. Op een morgen kwam ik met twee aardige kiekentjes thuis, die ik van buurman had gekregen. Het scheen, dat poes ze ook aardig vond; ze bekeek ze nieuwsgierig en mauwde en spon, alsof het kleine poesjes waren, en ging toen rustig op haar wollen dekentje liggen. Ik legde mijne kiekentjes dicht bij haar en daar haar pels lekker warm voelde kropen ze er geheel in weg, wat poes heel prettig vond. En van dit oogenblik af aan verloor ze de diertjes niet meer uit het oog. Vele menschen kwamen naar mijne familie kijken en als ik maar zei: ‘Poes waar zijn je kleintjes?’ dan ging ze zachtspinnend op zij liggen en twee donzige gele kiekentjes wipten onder haar vandaan.