Alle bladen en kruiden sijn best te plukken, tegen dat deselve in de bloem gaan schieten, of wanneer sy nog in 't zaad niet geschooten zyn, want anders de jeugd uit de bladen is: ten sy de bladen laag wiessen, als Violaria, bellis, salvia, sanicula, en diergelyke.
Men moet ook agt geven dat men alle kruiden niet droogen kan, gelyk als Taraxicum, acetosa, bellis, lactuca, sempervivum, solanum, cochlearia, endivia, nasturtium &c. dese sal men altyd in sijn tuin groen houden, want gedroogt sijnde, blyven sy van haar kragt berooft. Want alle bladen, die een scherp of zuur zout, of veel waterigheit by sig hebben, verliesen het selve: maar is 't dat daar eenige olyagtige, slymige of wrange en vast soute deeltjes byzyn, konnen beter tegen het droogen, gelyk men siet in al de riekende bladen, van Thym, Laurier, Hysop, Majorein &c. en in de slymige van Heemst, Violen, Malve, en diergelyke. Welkers deeltjes veel taeyer sijn, en by gevolg beter konnen aan een hangen, als wel de andere, die ligt vervliegen.
De tyd van de bladen en kruiden te vergaderen is op de middag, wanneer de zonne helder schijnt, want zoose bedauwt, beregent of vogtig waren, souden sy swart opdroogen. Afgeplukt sijnde, strooyt men die op een solder, al waarse in de schaduwe droogen moeten, strooyende die niet al te dik op