Cicadevlucht
Aan de universiteit van Iowa doceert een Oegandees-Indische maar in denken o zo Amerikaanse professor. Op een warme middag verschijnt hij voor mijn raam, gezeten op een enorme cicade. Aan hem vraag ik zomaar of hij mij het concept ‘karma’ kan uitleggen.
‘Klim achterop,’ zegt de professor, ‘dan neem ik je mee op een fantastische reis.’
Aldus klim ik uit mijn raam en op de rug van de cicade, daar gaan we.
In deze dagen hoor je in Amerika over niets anders praten dan de orkaan Katrina en de cataclysmische misère die er het gevolg van is, maar vooral over de man die het allemaal op zijn geweten zou hebben: president Bush.
‘I wonder what he'll do now. Send his army to stop the next hurricane?’ De professor is van mening dat de orkaan die het zuiden van Amerika zo ongenadig heeft getroffen een typisch geval van karma is, afgeroepen door de Über-Satan, Bush zelve.
Ik doe zijn zienswijze af als een gefrustreerde reactie op een van de meest onbesuisde presidenten van Amerika ooit, wat ik wel begrijpelijk vind.
‘Dan moet je maar geen schrijver zijn,’ zegt hij, ‘als je toch niet in betekenis gelooft.’
Ik steek mijn hiel diep in de zij van de cicade, zodat hij in een volgende versnelling schakelt, en zeg: ‘Ik geloof wel in het belang van betekenis, maar dat wil nog niet zeggen dat ik het eens moet zijn met hoe u of wie dan ook daar uiting aan geeft.’
Onder ons zien we nu overheidsfunctionarissen bedelen voor de slachtoffers van Katrina, terwijl ze wel genoeg geld hadden om ten koste van honderdduizenden andere slachtoffers olie te jatten uit een ver land.
‘Je moet niet denken dat het bij Bush ophoudt,’ zegt de professor, ‘we moeten terug tot de American Civil War.’ Amerika zou deze nooit te boven zijn gekomen, uiterlijk misschien wel, maar intern is die blijven etteren als een smerige puswond, dat doet hij nog altijd. De professor raakt begeesterd, nu steekt hij zijn hiel in de zij van de cicade. De snelheid schijnt de professor niet te deren, hij gaat onverstoorbaar voort te praten, nu over The Confidence Man van Herman Melville.
‘The Confidence Man?’ vraag ik.
‘It's Melville's most ironic and bitter presentment of his half-mystical apprehension of evil at the heart of things,’ orakelt hij. Volgens de professor zou Melville met deze complexe roman, ook wel de Amerikaanse Candide genoemd, waarin een mysterieuze hoofdfiguur een bootreis over de Mississippi onderneemt en dat in vele verschillende gedaanten, toen al de oplichterij van Amerika hebben willen blootleggen; het gaat over hoe Amerika zichzelf en de wereld steeds maar weer overdondert met een onwaarschijnlijke leugenachtigheid verpakt als optimisme.
‘America has tricked the world and it continues to trick the world,’ besluit de professor eindelijk.
‘The world tricks back,’ zeg ik. Daar zien we bijvoorbeeld Fidel Castro, hij biedt de Amerikanen een legertje artsen aan. Maar hulp van Castro is iets wat Amerika niet kan waarderen. Toch ook niets nieuws onder de zon, enkele jaren geleden heeft Iran precies hetzelfde gedaan met de Amerikaanse hulp, toen Bam zo hard werd getroffen door een aardbeving.
‘That's also karma,’ reageert de professor ingenomen met zichzelf.
Nu vliegen we over de steden Baton Rouge en New Orleans, onvoorstelbaar dat de natuur zo vreselijk tekeer heeft kunnen gaan. En kijk, daar zien we een andere ramp, talkshow host Geraldo Rivièra, die zo nodig moet filmen hoe enkele zwarte mensen winkels plunderen. ‘Denk je dat Bush, ogenschijnlijk een devoot Christen met een missie, een dezer dagen tot het besef komt dat zijn God hem straft voor wat hij de wereld heeft aangedaan?’ vraag ik.
‘Ik denk dat hij op spiritueel vlak een hoop heeft te settelen. Zijn god heeft hem tenslotte van de drank en drugs afgeholpen, nietwaar? Hij heeft een schuld in te lossen, maar heeft daar totnogtoe weinig werk van gemaakt. That's bad karma, I can tell you that.’
Ik vind wat deze ijdeltuit mij over karma en The Confidence Man te melden heeft een onnozele manier van kijken - en blijf sceptisch. Ik trek een parallel met de tsoenami die vorig jaar grote delen van Zuidoost Azië teisterde. Omdat in Indonesië talloze moskeeën overeind bleven, haastten sommigen zich in de waanzin te geloven dat Allah daarmee speciale bedoelingen had, hij zou alleen de mensen hebben willen straffen vanwege hun dwalingen. Kon iemand mij uitleggen wat het voor een god was die zoveel mensenlevens eiste, maar intussen wel protserige stenen gebouwen liet staan, die nota bene ter zijner ere waren gebouwd door dezelfde mensen die hij strafte?
‘Ik denk,’ besluit ik, ‘dat veel gelovige Amerikanen, Bush-aanhangers of niet, geheel anders tegen deze catastrofe aankijken. Misschien vinden ze het wel rechtvaardig, omdat New Orleans en omstreken in hun ogen, vanwege die duivelse negermuziek en voodoopraktijken, toch altijd goddeloos zijn geweest. New Orleans als Gomorra, wat zeg je daarvan?’
De professor zucht, zogenaamd nederig ineens: ‘I don't know everything, you know. But I do know one thing: I will know more next week than today's week.’
‘That sounds very confident, professor.’
Said El Haji (1976) is schrijver.