Lunar Park (fragment)
‘Je geeft een voortreffelijke imitatie van jezelf.’
Dit is de eerste zin van Lunar Park, en in zijn beknoptheid en eenvoud zou hij een terugkeer naar de vorm, een echo moeten zijn van de openingszin van mijn debuutroman Minder dan niks.
‘Mensen zijn bang om in te voegen op de snelweg in Los Angeles.’
Sindsdien waren de openingszinnen van mijn romans - hoe kunstig ze ook waren gevormd - al te gecompliceerd en barok geworden, vol zware, nodeloze nadruk op details.
Mijn tweede roman, De wetten van de aantrekkingskracht, bijvoorbeeld, begon als volgt:
‘en het is een verhaal dat je misschien zal vervelen, maar je hoeft niet te luisteren, zei ze tegen me, want ze had altijd al geweten dat het zo zou gaan, en het gebeurde volgens haar in haar eerste jaar, of liever gezegd weekend, eigenlijk een vrijdag, in september, aan Camden, zo'n drie of vier jaar geleden, en ze werd zo dronken dat ze in bed belandde en (laat, ze was achttien) haar maagdelijkheid verloor - in de kamer van Lorna Slavin omdat ze eerstejaars was en een kamergenoot had en Lorna, weet ze nog, een vierde- of derdejaars was en meestal soms bij haar vriendje zat die niet op de campus woonde - aan iemand van wie ze dacht dat het een tweedejaars hoofdvakstudent keramische vormgeving was, maar die in werkelijkheid ofwel op de universiteit van New York zat, als filmstudent, en alleen maar in New Hampshire was voor het Seksbeestenbal, of helemaal geen student was.’
Het volgende is uit mijn derde roman, American Psycho.
‘LAAT ALLE HOOP VAREN BIJ HET BINNENGAAN HIER staat in bloedrode letters op de zijgevel van de Chemical Bank geklad vlak op de hoek van Eleventh en First en zo groot dat het te zien is vanaf de achterbank van de taxi die schokkend voortbeweegt in het verkeer dat van Wall Street komt en net als Timothy Price de woorden in de gaten krijgt komt een bus tot stilstand en belemmert de reclame voor Les Misérables op de zijkant ervan zijn uitzicht, maar Price, die bij Pierce & Pierce werkt en zesentwintig is, lijkt het niet te kunnen schelen omdat hij tegen de chauffeur zegt dat hij hem vijf dollar zal geven als hij de radio harder zet, ‘Be My Baby’ op WYNN, en de chauffeur, zwart, geen Amerikaan, doet het.’
Dit komt uit mijn vierde roman, Glamorama:
‘Spatten - allemaal spatten op het derde paneel, zie je wel? - nee, dát daar - het tweede boven de vloer en ik wou het daar gister met iemand over hebben maar er kwam een fotosessie tussen en Yaki Nakamari of hoe die interieurontwerper ook mag heten - absolúút geen vakman - zag me voor iemand anders aan zodat ik mijn klacht niet kon deponeren, maar, heren - en dames - daar zitten ze: spátten, irritante kleine spatjes, en ze lijken níet per ongeluk maar alsof ze door een apparaat zijn gemaakt - dus ik wil geen ingewikkelde verhalen maar alleen hoe dat komt, simpel en sec, de feiten: wie, wat, waar, wanneer en niet te vergeten waarom, al staan jullie zo suf te kijken dat ik de stellige indruk krijg dat waaróm niet beantwoord zal worden - nou, kom op, verdorie, hoe kómt dat?’
(De informanten was een verhalenbundel die tussen American Psycho en Glamorama in werd gepubliceerd, en aangezien een groot deel ervan werd geschreven in de tijd dat ik nog studeerde - vóór de publicatie van Minder dan niks - was het een voorbeeld van hetzelfde uitgebeende minimalisme.)
Zoals iedereen die de voortgang van mijn carrière op de voet had gevolgd kon zien - en als fictie onbedoeld het innerlijke leven van een schrijver onthult - begon het uit de band te lopen en op iets te lijken wat - volgens The New York Times - ‘op een bizarre manier gecompliceerd [...] opgeblazen en banaal [...] te veel van het goede’ was geworden, en ik kon me daar wel in vinden. Ik wilde terug naar die vroegere eenvoud. Ik was onder de voet gelopen door mijn leven, en die eerste zinnen leken te weerspiegelen wat er was misgegaan. Het was tijd om naar het uitgangspunt terug te keren, en hoewel ik hoopte dat één sobere zin - ‘Je geeft een voortreffelijke imitatie van jezelf’ - het proces in gang zou zetten, besefte ik ook dat het meer dan een reeks woorden zou vergen om de rotzooi en schade weg te ruimen die zich om me heen had opgehoopt. Maar het zou een begin zijn.
***
Toen ik aan Camden College in New Hampshire studeerde, volgde ik een cursus romanschrijven en wrochtte ik tijdens de winter van 1983 een manuscript dat uiteindelijk Minder dan niks zou worden. Het gaf een gedetailleerd verslag van de kerstvakantie in Los Angeles - om precies te zijn Beverly Hills - van een rijke, vervreemde jongeman met een onduidelijke seksuele voorkeur, die aan een oostelijke universiteit studeerde, en van alle feestjes die hij afliep en al de drugs die