In den beginne
Van ons, de echopiekgeneratie, kinderen van de naoorlogse geboortegolf, geboren tussen 1965 en 1975, is hij de notulist. We waren zeventien en leefden van feest naar feest, met evenveel bezieling experimenteerden we met seks, met drugs, en bediscussieerden we de popmuziek. Als we al naar school gingen, was het om de agenda voor die week te vullen met nieuwe feestjes. SMS bestond nog niet. Wie er het eerst mee kwam weet ik niet meer, maar opeens hadden we allemaal Less than zero gelezen. Less than zero, dat waren wij, maar dan met lege zakken. Zoiets hadden we nog nooit meegemaakt: een, nota bene Amerikaans, boek dat helemaal over ons ging. En de schrijver zelf, koud 21 jaar oud, bleek ook nog een generatiegenoot.
Er was geen ontkomen aan: Ellis was onze held. Juist doordat zijn schrijfstijl zo kaal en op het oog eenvoudig was, heeft hij veel navolgers en vaak regelrechte epigonen op de been gebracht. In een kille, registrerende toon schreef hij over de verveling onder de rijkeluiskinderen van Hollywood. Tieners die gewend zijn alles te krijgen wat ze hebben willen, op half-wezenloze wijze op zoek naar iets wat hen nog raakt, de extreme kicks van drugs, verkrachting en snuff-movies. Het Ellis-universum is tegelijk weerzinwekkend en fascinerend. Het beschrijft het ‘waardenloze’ leven van mensen die aan de oppervlakte leven, hoofdrolspelers in hun eigen reality-soap. Door te veel aandacht voor de buitenkant holt de mens zichzelf vanbinnen uit.
Bij Ellis wordt de lezer op de proef gesteld. Je betrapt jezelf er op dat je lacht om de gruwelen, om de banaliteit van ellende, dat je eigenlijk wel gefascineerd bent door die misprijzenswaardige ik-figuur, die ook nog eens een onbetrouwbare verteller is. Dat én het ontbreken van enig moreel kader (nergens velt Ellis een oordeel of reikt hij verklaringen aan voor het zieke gedrag van zijn personages) zorgen ervoor dat de lezer niet kan ontsnappen uit Ellis' harde hyperrealistische werkelijkheid. Ellis lezen is daardoor een fysieke beproeving. Hij weet perfect het tempo van zijn verhaal te doseren; als een scène snelheid behoeft, accelereert hij met dialogen als uit een soap on speed; wil hij de lezer tergen met minutieuze traagheid, dan overtreft hij de slechtste catalogusschrijver ooit met eindeloze opsommingen van merknamen, consumptiegoederen en celebrities. Ellis doet daarmee iets heel dappers voor een ‘serieuze literaire’ schrijver: hij zet bewust zijn boek op het spel; de gangbare begrenzingen van literatuur en lectuur zijn niet langer van toepassing. Vergelijk het met de befaamde pispot van Marcel Duchamp. Het exposeren van dit alledaagse gebruiksvoorwerp bracht toentertijd een schokgolf teweeg: de kunst zou zichzelf hebben opgeheven. Twintig jaar na zijn debuut maken we de voorlopige balans op: Ellis is een revolutionair, en zijn American Psycho vormt een keerpunt in de literatuur. Het is gezien door zijn eigen generatie en hun jongere broertjes. In dit nummer betonen zij hun eer.
Richard Dekker
tijdschrift@passionate.nl