Passionate. Jaargang 11
(2004)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |
Xander Michiel BeuteJohan leeft bijna dertig jaar. Hij heeft weinig vriendinnen van vlees en bloed tot zich genomen. Maria in de brugklas. Dansen op feestjes in garages. ‘Slijpen’ noemden ze het. Zes jaar later, Laura. Vier maanden lang op dinsdag- en donderdagmiddag vrijen in het bed van haar ouders. Dansen deden ze niet. Tenslotte besloot Laura haar dinsdag- en donderdagmiddagen met een ander te slijten. En dat was dat. Johan gooide zijn postzegelverzameling in de prullenbak. De modelvliegtuigen verdwenen van de plank boven zijn bed. De posters van Madonna, Genesis en Toto gingen van de muren. Een nieuwe vriendin kreeg hij er niet mee. Hij werd student en zoende soms op feestjes. Twee keer ging een dronken meisje mee naar zijn kamer. Het bleef bij die twee. In zijn eentje ging het hem stukken beter af in de liefde. Binnen met de deur op slot waren er mooie vrouwen genoeg om mee te dansen. Een koptelefoon om zijn huisgenoten geen last te bezorgen. Ogen dicht en ze was in zijn armen. | |
[pagina 47]
| |
Hij maakte dat ze korte rokjes droeg. De bovenste knoopjes van haar blouse los. Hoerig bijna. Haar lichaam kostte geen moeite. Hij voelde het binnen minuten onder zijn vingers, likte het voordat het afbedacht was. Kuste de binnenkant van haar dijen terwijl ze nog geen borsten had. Neukte haar en plakte intussen nog haastig een moedervlek op haar onderbuik. Maakte op het nippertje haar tepels dikker. Hij kwam in haar klaar. Het gezicht was een probleem. Het veranderde steeds. Tenslotte knipte hij er eentje uit de Viva. Een gezicht ingelijst door lichtbruine haren tot op haar schouders, lichtblauwe ogen, een smalle neus, een klein kuiltje in haar kin... Eveline. Eeuwig glimlachend. Zijn vrouw. Er waren keren dat hij op bed lag en dat zij gekleed in een strak hemd en een wit slipje de badkamer uit kwam. Ze trok hem het bed uit en ging, als bij een arrestatie, met gespreide benen en met haar handen boven haar hoofd tegen de muur staan. Hij nam haar van achteren. Ze draaide haar hoofd en keek hem aan. Haar witte boventanden beten in haar onderlip. Fluisterend bedankte ze hem. Een zweetdruppel liep van haar kin haar nek in. Soms voerden ze lange gesprekken. Op de grond. In de kleermakerszit Met kaarsen in lege wijnflessen. Ze spraken over wat ze gingen doen later, over hoe hun leven eruit zou zien. Johan vertelde van een boek dat hij die week gelezen had. En negen van de tien keer had Eveline het ook gelezen. Dat was geen toeval. Ze waren zielsverwanten. Haar foto stond in een zilveren lijstje op zijn bureau. Het was liefde. En toch, de enkele keer dat hij bezoek had, verdween de foto in een bureaulade.
In Amsterdam werd een stuk van Tsjechov opgevoerd. Johan ging kijken. In de trein terug naar Utrecht schoot hem te binnen dat Eveline het stuk ook gezien had. Thuis zouden ze erover kunnen praten. Flesje wijn erbij. In Utrecht regende het pijpenstelen. Het was zomer, warm en windstil. De regen viel in dikke stralen. Johan fietste haastig. Het gras van het Moreelse Park lag verborgen onder een centimeter dikke laag zwart water. Het was bijna middernacht. Krachteloos lantarenlicht. Het stoplicht voor de Catharijnesingel sprong op rood. Johan stopte. Om hem heen was een donker gordijn van regen. Heel even ging het open. Een jonge vrouw kwam tevoorschijn. Doorweekt. Met drie passen stond ze voor hem. Donkere haarplukken plakten tegen haar hoofd en wangen. Onder haar ogen zaten vlekken van uitgelopen mascara. Alsof ze gehuild had. Ze had een rond gezicht, een smalle neus en grote groene ogen. Om haar zomerjurk had ze een wollen vest geslagen. Het was drijfnat. ‘Hoi,’ zei ze boven het geraas uit. ‘Welke kant ga jij uit?’ Johan haalde zijn schouders op. ‘Ik moet in het centrum zijn,’ bracht hij uit. ‘Mooi. Die kant moet ik ook uit. Naar de Burgemeester Reigerstraat om precies te zijn.’ Ze wees naar de bagagedrager. Voor hij iets kon zeggen sprong ze achterop en sloeg haar armen rond zijn middel. ‘Kom op. Het is groen!’ Ze droeg witte gympen. Johan begon te fietsen. Hij keek achterom. Haar benen glommen in de regen. ‘Wat heb jij vanavond gedaan?’ vroeg ze. ‘Ik ben naar een toneelstuk geweest. Oom Wanja.’ ‘Heb jij een oom die toneel speelt? Wat leuk.’ ‘Nee,’ zei hij, ‘Oom Wanja is de naam van het toneelstuk.’ ‘Ja, weet ik,’ zei ze. ‘Het was een grapje.’ Halverwege de Zadelstraat kwam de vaart er in. Hij fietste de brug over de | |
[pagina 48]
| |
Oude Gracht over en sloeg rechtsaf richting het Wed. De jonge vrouw legde haar hand op zijn schouder en kneep. ‘Ho. Remmen!’ Hij gehoorzaamde. Ze stapte van de bagagedrager. Ze stonden midden op het Wed tussen de cafés. Regendruppels tikten op de zonneschermen. Op de caféramen stond condens. Een man met een witte baard wandelde langs. Hij keek naar Johan en daarna naar de jonge vrouw. Hij stak waarschuwend zijn vinger naar haar op. ‘We gaan wat drinken,’ zei ze. ‘Ik trakteer.’ Voor de deur van Café Orloff stak ze haar hand uit. ‘Ik heet Kim. Jij?’ ‘Johan. Aangenaam.’ Hij schudde haar kleine, warme hand. ‘Goed zo.’ Ze glimlachte. ‘Ik heb van mijn moeder geleerd om nooit glazen bier voor vreemden te kopen. Nu moet het kunnen. Wat denk jij?’ Hij knikte. Ook bij het tweede glas lukte het hem niet om te praten zoals andere mensen. Alsof het iets gewoons was... praten. Alsof het gewoon was om op een doordeweekse dag met een vrouw, die Kim heette, in een café aan een tafeltje te zitten en te praten, een gesprek te voeren. Hij had buikpijn. Het bier smaakte niet, maar hij dronk gulzig. Kim trok het drijfnatte wollen vest uit en wrong het voor de grap uit. Dikke druppels regenwater pletsten op de houten vloer. Johan staarde naar de rondingen van haar borsten in de lichte zomerjurk. De witrode huiskat van het café klom van de bar en sloop onder de stoel van Kim door. Zij sprak over het toneelstuk, wilde weten wat hij ervan vond. Hij stamelde. Onverstaanbaar. Ze glimlachte. ‘Wij horen een heleboel dingen mooi te vinden en te waarderen,’ zei ze. ‘Ik kan je zo een lijstje noemen van namen van schrijvers, muzikanten, schilders en films die wij behoren te waarderen. En die iedereen eigenlijk ook gewoon mooi vindt. Je zou het hier eens moeten vragen. Het erge is dat je er eigenlijk geen eigen mening meer op na kunt houden, je hebt bijna geen recht op een privé beleving...’ Johan knikte. ‘Dat vind ik ook.’ ‘Ik geloof wel dat een toneelstuk van Tsjechov uitgevoerd door een Amsterdams gezelschap in dat rijtje thuishoort. Speelde Pierre Bokma mee?’ ‘Ja, en Hans Kesting.’ ‘Ik vind Pierre Bokma echt ontzettend goed. Maar ja, iedereen vindt dat, dus wat maakt het dan in hemelsnaam nog uit dat ik dat vind? Begrijp je wat ik bedoel?’ Ze keek hem even aan. ‘Of vind je dat ik zit te bazelen? Dan moet je het zeggen hoor, als ik onzin uitkraam, dat doe ik soms...’ Hij schudde zijn hoofd. Na vier glazen bier vertrokken ze. Het was gestopt met regenen. Hij bracht haar tot aan haar voordeur in de Burgemeester Reigerstraat. Ze nodigde hem uit om mee te gaan dansen zaterdag. Dansen, daar hield ze van. Ze kuste zijn wang. Thuis haalde hij Eveline uit haar lijstje en verscheurde haar.
Zaterdagavond. Door de luide dansmuziek konden ze elkaar nauwelijks verstaan. Kim droeg een zwart rokje met een donkerblauw topje. Ze dronken bier. Kim riep in zijn oor dat ze wilde dansen. ‘Ga maar,’ schreeuwde hij terug. Ze bleef hem aankijken. Vragend. Hij zei niks. Hij bewoog niet. Ze draaide | |
[pagina 49]
| |
zich om en liep naar de dansvloer. Thuis voor de spiegel had hij het geprobeerd, dansen, maar de bewegingen waren zo onnatuurlijk dat hij zijn lichaam er niet langer dan een paar seconden toe kon zetten. Dan nam zijn hoofd het over en werd hij gedwongen te stoppen. Er was een instructieboek. Discodansen voor beginners. Met de deur op slot oefende hij de danspasjes. Hij las waar hij zijn handen moest laten en waar hij naar moest kijken. Nooit naar de voeten. Altijd naar een partner. Zoek bij afwezigheid van een partner een vast punt in de ruimte of zoek oogcontact met anderen. Probeer altijd te glimlachen. Varieer de bewegingen van de voeten. Hoe harder hij het probeerde, hoe belachelijker zijn lichaam hem maakte en hoe vreemder datzelfde lichaam hem leek. Die zaterdagnacht, uren achtereen, keek hij toe hoe Kim danste, hoe natuurlijk haar lichaam zich liet leiden door het bonkende ritme, hoe ze oogcontact zocht en vond met andere dansers, en hoe ze door haar schoonheid al die anderen tot decor maakte. Hij bestelde Spa Rood voor haar. Ze dronk haastig. Een adertje in haar nek klopte. Ze vroeg of hij echt niet wilde dansen, maar wachtte zijn ferme hoofdschudden nauwelijks af. Het schemerde licht boven de daken toen hij haar thuis bracht. Allebei op hun eigen fiets. Op de Maliebaan fietste een jongen met uitpuilende krantentassen. Voor de deur was er weer de kus op wang. ‘Misschien kunnen we volgende week...’ zei ze zachtjes, maar maakte haar zin niet af. Johan merkte dat zijn onderlip trilde. ‘Je hoeft je...’ Hij staarde naar het bordje op de voordeur: ‘Kim, 3 × bellen’. ‘Je hoeft je niet verplicht te voelen.’ In een boom achter hen begon een vogeltje te fluiten. Hij voelde haar hand kort op de zijne. Ze sloot de deur achter zich.
Thuis kleedde hij zich uit. Naakt ging hij op bed liggen. Het lukte hem niet om te masturberen. Het beeld van Kim liet zich niet naar zijn wensen vormen.
Enkele dagen later maakte hij een foto van haar. Ze kwam de voordeur uit, haalde haar fiets van het slot, stapte op en fietste weg. Met een telelens legde hij de karakteristieken van haar gezicht vast. Om geen argwaan te wekken bij voorbijgangers fotografeerde hij ook een drietal mussen in een hoge boom en een duif die voor de Albert Heijn een stukje brood oppikte. Een spijkerbroek van Levi's, zwarte leren schoenen zonder hakken, een lichtblauwe blouse en een spijkerjack. De kraag van haar blouse kwam over het spijkerjack heen. Haar haren waren in een staartje achter op haar hoofd gebonden, lichte blauwgrijze plekjes onder haar ogen, ze had haar mond ietsjes open. De foto kwam in het lijstje van Eveline. En hij lag weer op bed. Kim kwam uit de badkamer in een hemd en een slipje. Of nee. Dat droeg ze niet. Op de foto kon je een zwart bandje bij haar schouder zien. Ze kwam opnieuw uit de badkamer. Dit keer in een zwart slipje en bijpassende bh, maar ze stond nog niet in de kamer of hij wist al dat het broekje niet klopte. Het bleef bij de beelden die hij op zijn netvlies had staan. Het doorweekte zomerjurkje. Het zwarte rokje met het topje. De lichtblauwe blouse van de foto. Uitkleden kon hij haar niet. Had ze een moedervlekje op haar buik? Op haar rug? Haar billen? Hoe scheerde ze haar schaamhaar? Praatte ze | |
[pagina 50]
| |
tijdens het vrijen of hijgde ze alleen zachtjes? In tegenstelling tot Eveline kon hij haar niet bedenken... het origineel ontkende zijn eigen versie. Meer foto's. Om een beeld samen te stellen. Hij zag haar door de lens. Op de fiets. Wandelend in het park. In de Albert Heijn bleef hij meer dan twintig meter achter haar en dook elk moment dat ze zich leek om te draaien tussen de schappen. Op maandagavond ging ze zwemmen in zwembad De Hommel. Donderdag naar het fitnesscentrum in de Herenstraat. Op vrijdagavond naar het café met vriendinnen. Café De Kijker. Café Hofman. Meestal eindigden ze in café De Dijk op de Nobelstraat. Zaterdagnachten bracht hij door op het balkon. Zij begaf zich daar nooit. Vanuit de anonieme, donkere hoogte staarde hij naar haar op de dansvloer. Altijd twintig meter bij haar vandaan zonder ooit contact te maken. Er waren momenten dat ze hem leek aan te kijken, maar hij geloofde later dat het verbeelding was. Hij bestond nauwelijks.
Steeds vaker lukte het hem om haar 's avonds laat op zijn kamer te neuken. Met foto's. Een enkele keer zonder.
De eerste woensdag van november ging ze naar het museum. Een blonde man met een rode sjaal om zijn nek vergezelde haar. Kim droeg haar donkerblauwe ribbroek en het stoere, korte suède jack. Haar haren had ze in een staartje. Johan wachtte aan de overkant van de straat. Na twee uur kwamen ze weer naar buiten. De man had een arm om haar heen geslagen. Ze wandelden langzaam over de Lange Nieuwstraat. Twee keer liet de man zijn hand over Kims billen gaan. Ze dineerden in een restaurant aan het Domplein. Duiven poepten op het vrijheidsbeeld. Even na tien uur kwamen Kim en de man het restaurant uit. Via de Kromme Nieuwe Gracht wandelden ze in de richting van Kims huis. Daar ging de man mee naar binnen. Lang na middernacht was hij nog niet naar buiten gekomen. De lichten in haar kamer waren uit. Johan ging naar huis.
Hij lag op bed met zijn kleren nog aan. Het kon niet.
De hele maand november ging het door. De blonde man bleef. Johan keek naar zichzelf in de spiegel. Het ging niet goed. Zijn wangen waren licht ingevallen alsof hij voortdurend op een zuurtje zoog. Zijn oogkassen waren hol, zijn ogen klein en waterig. Boven zijn smalle lippen zaten rode pukkeltjes. Hij at weinig, dronk veel, sliep nauwelijks. Het was niet die man. Het was Kim. Ze bestond. En door te bestaan maakte ze het hem onmogelijk een relatie met haar te hebben. Je moet met illusies leven, werd in Oom Wanja gezegd, dat is altijd nog beter dan niks. Maar Kim was daar, altijd maar daar om de illusie door te prikken. Hoe kon hij geloven dat hij met haar vree, dat zij hem liefkoosde, dat ze hem liefhad als hij elke dag moest ervaren dat ze dat niet deed? Het kon niet verder zo. Johan lachte naar zijn spiegelbeeld. Zonder fantasie was hij een dode man. Kim had hem zijn fantasie afgenomen. En starende in zijn eigen ogen kwam het antwoord. Helder. De enige manier om een einde aan deze nachtmerrie te maken. Aan dit. Aan Kim. De enige oplossing. | |
[pagina 51]
| |
Hij belde aan. Hij hoorde haar stommelen op de trap. Ze was nauwelijks verbaasd. ‘We moeten praten,’ zei hij. Ze knikte, hield de deur open. Hij volgde haar de trap op. Haar kamer was zoals hij die zich had voorgesteld, zoals hij die kende van vrouwelijke huisgenotes. Waxinelichtjes. Kranten. Boeken. Een poster van Gustav Klimt. Foto's op de deur. Daartussen zat ook een foto van de blonde man met de rode sjaal. Er waren mannengezichten die hij niet kende. ‘Ik vind ook dat we moeten praten,’ zei Kim. ‘Ik weet dat je me volgt.’ Het was lang geleden dat hij zo dicht bij haar geweest was. Zo dichtbij dat hij haar kon ruiken. Het maakte hem zenuwachtig. ‘Het kan zo niet langer doorgaan,’ zei ze. ‘Het moet ophouden.’ Johan knikte. ‘Je hebt gelijk.’ Hij deed twee stappen. ‘Ik bedoel,’ ze deinsde achteruit. ‘Er zijn grenzen.’ Ze probeerde hem nog van haar af te duwen, maar hij drukte zich al tegen haar aan. Hij rook haar haren. Ze leek te gaan gillen. Hij legde zijn handen om haar nek. Zo dichtbij. Ze was zo dichtbij nu. Hij zette meer kracht Dichterbij. Hij voelde nauwelijks dat ze haar nagels in zijn borst zette. Dat ze door zijn trui krabde. Hij kneep. Er kwam snot uit haar neus. Tranen stonden in haar ogen. Ze liet haar urine lopen. Het duurde minuten. Ze stopte met ademen. Langzaam kleedde hij haar uit. Even vervloekte hij zichzelf dat hij zijn camera niet had meegenomen, maar het hoefde niet. Hij keek, hij voelde, hij rook, hij bewaarde alles in zijn hoofd en wist dat het na dit moment nooit meer zou veranderen. Na vandaag zou ze nooit meer anders voelen, anders ruiken, er anders uitzien. Voor altijd kon hij haar bedenken als ze was. Nu. Hij drukte zijn neus in haar navel en snoof. Met zijn wijsvinger trok hij baantjes door haar kortgeknipte schaamhaar. Het puntje van zijn tong maakte vochtige stippeltjes rond haar tepels. Hij rook haar haren. Hij hoefde alleen de rode striemen rond haar nek maar weg te denken. En te bedenken dat ze ademde... Verder lag ze hier onder hem. Kim. Marionet. Zijn vrouw.
Het is avond. De muziek is belachelijk heerlijk. Hij kan wel dansen. Johan. Met het bonkende ritme opgesloten in zijn lichaam staat hij op het balkon en kijkt naar de dansvloer. Kim draait pirouetten. Haar heupen wiegen. Dat is te veel. En toch blijft hij kijken. Haar handen vinden de weg naar haar achterhoofd. Een videoclip. Een in slowmotion dansend schepsel dat uit billen, benen, borsten, uit lijf bestaat. Om naar te kijken. Ze danst daar voor hem. In een spijkerbroek en een wit hemd. Geen make-up. Ze zweet. Vanmorgen is ze op zijn verzoek naar de kapper gegaan om haar lange haren af te laten knippen. Korte stekels heeft ze nu. Dat vindt hij mooi. Klagen doet ze niet. Ze danst. En als elke week maakt ze de honderden anderen op de dansvloer tot decor. Hij daalt de trap af. Het is alsof de menigte wijkt als hij op haar afloopt. Hij pakt haar hand. Een pirouette en ze drukt zich tegen hem aan. Haar billen tegen zijn schoot en samen wiegen ze hun heupen op het ritme. Hij houdt een hand in de lucht. De ander op haar dij. Ze dansen... en dan met de juiste muziek... een mooie heupzwaai. Het lukt hem om haar elegant rond te slingeren. En niet loslaten. Nooit meer loslaten. |
|