Passionate. Jaargang 11
(2004)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 42]
| |
Fred de VriesKa-doeng - ka-doeng. De dreun won aan kracht naarmate ze de hoofdstraat dichter naderden. Een pulserend ritme dat door Liberation Avenue denderde. Een geluidsmonster dat uit alle richtingen tegelijk leek te komen, snellend langs de palmen, botsend tegen de Italiaanse koloniale gebouwen, de vervallen winkels en bars en tenslotte inbeukend op de mensenmassa die zich hier vanavond had verzameld. Ka-doeng, KA-DOENG, digitaal, onontkoombaar, schouderschokkend, ondansbaar. De kreupele, spastische, onwetende neef van de technobeat, gekromd als zijn oorsprong: de Hoorn van Afrika. Verdovend en hersenspoelend. Ja, dacht Ivo, vooral hersenspoelend. De twee jonge mannen stopten bij de American Bar. Ivo bestudeerde het gezicht van zijn vriend. In het neonlicht zag Frits er erg bleek uit. Alcohol sloeg snel en venijnig toe op deze hoogte. | |
[pagina 43]
| |
‘Gaat het,’ vroeg hij. Frits glimlachte. ‘Jawel. Beetje maf gedoe hier alleen. Te veel mensen en geen reet te beleven.’ Hij leunde tegen de muur waaraan zwart-wit foto's hingen van Eritrea onder Italiaans bestuur. Jaren dertig, schatte Ivo. Een stoomtrein en een kabelbaan met wat bossen. ‘Moet een leuk land geweest zijn,’ zei Frits. ‘Ooit.’ Ivo was verheugd dat hij Frits had ontmoet. Hij was de enige hier met een vergelijkbaar gevoel voor humor, een tikkeltje te wreed soms. Ze waren elkaar ongeveer een jaar geleden tegengekomen op het kantoor van Ivo's vrouw. Frits werkte voor dezelfde organisatie. Hij ontpopte zich als een goede kameraad: altijd bereid om wat te gaan drinken, nooit te beroerd om te helpen als dat nodig was. Dankzij de vriendschap voelde Ivo zich minder eenzaam en vervreemd, zeker nu het tussen hem en zijn vrouw niet zo lekker liep. Ook Frits leek ingenomen met de vriendschap. ‘Hé gozer, jij bent mijn enige echte maat hier,’ had hij Ivo een tijdje geleden toevertrouwd toen ze op de bank hangend naar een voetbalwedstrijd op de televisie keken. Ze trokken steeds vaker met elkaar op. Zo vaak dat mensen zich gingen irriteren aan hun grappen en taalgebruik, waarmee ze anderen bewust buitensloten. Vanavond gingen ze ‘het echte Eritrea’ meemaken, de elfde viering van onafhankelijkheidsdag. De rest van de groep waarmee ze de avond waren begonnen, inclusief Ivo's vrouw en de vriendin van Frits, was bij een of ander karaokefeest blijven hangen. Het maakte hun niks uit. Met zijn tweeën was beter. Het betekende meer vrijheid, meer mogelijkheden, meer lol. Ze bestelden bier en kregen te horen dat de lokale Asmara variant op was. ‘Die ratten willen gewoon snel meer verdienen door alleen importbier te verkopen,’ mompelde Frits terwijl hij extra geld zocht voor de twee blikken Heineken. Met het bier in de hand liepen ze naar buiten en sloten zich aan bij de meute die zich door de schaars verlichte Liberation Avenue bewoog. Het was ongewoon kil. De wind stuwde flarden rook - of was het mist - door de straat. Zoals gebruikelijk waren er geen geuren. Raar hoe geurloos Asmara was voor een Afrikaanse stad. ‘Waar zullen we heen gaan,’ vroeg Frits. Ivo haalde zijn schouders op. Hoewel er een duidelijke beweging richting September Square was, aan het eind van de boulevard, duidde niets op feestelijkheden. Geen bands, geen vreugde, alleen maar mensen die schijnbaar doelloos over straat liepen, voortgestuwd door de ka-doeng uit de luidsprekers die op iedere straathoek waren opgehangen. Het enige vermaak kwam van jonge mannen die midden op het asfalt losbarstten in spontane stampende krijgsdansen, waarbij flarden legerkledij incoherent heen en weer zwaaiden. ‘Moet je die fanatieke muilen zien,’ zei Frits. ‘Ze zijn dol op oorlog.’ Ivo voelde een duw in zijn rug. Hij keek om en zag een wit gesluierde oude vrouw gehuld in de traditionele witte doeken, die zich, als in trance, een weg door de menigte probeerde te banen. Op haar bruingele voorhoofd was een blauw kruis getatoeëerd. Ze had meer weg van een geestesverschijning dan van een mens. Ivo rilde. ‘De spoken zien er angstwekkend uit vanavond.’ ‘Klopt, het is spookavond,’ grinnikte Frits en nam een slok bier. ‘Dat betekent dat er van alles kan gebeuren.’ Het begon Ivo op te vallen dat de mensen om hen heen hen misprijzend aankeken, op het vijandige af. ‘Je mag niet op straat drinken,’ beet een jonge man | |
[pagina 44]
| |
Frits toe. ‘O nee?’ snauwde Frits terug, en nam ostentatief een grote teug uit zijn groene blikje. De jonge man zei nog iets, maar dat werd gesmoord in de ka-doeng. ‘Heb je soms een probleem?’ riep Frits, en maakte met zijn armen het hooligan-gebaar van ‘kom maar’. Maar voordat de boel uit de hand kon lopen, werden ze meegezogen in de meute. Ze kwamen bij Bar Diana. Een vrouwelijke Britse vrijwilliger was hier ooit eens op het toilet aangerand, en volgens de geruchten was dit een van de weinige plaatsen in Asmara waar je dope kon kopen. Maar Ivo had er nog nooit drugs of agressie gezien. Asmara was de veiligste, saaiste hoofdstad ter wereld. En Diana's was niets meer dan een redelijke, ietwat verlopen bar met een uitgebreide muziekselectie, en posters van aangeklede apen op de muur. Hij bestelde twee whisky. Nog een kwartier en dan was het middernacht. Ze liepen naar buiten en bleven op de stoep staan. De hersenspoelende beat was gestopt. Een paar minuten lang was het griezelig stil. Ze zagen flarden mist - of was het rook - langs de oranje straatverlichting zweven. Toen spuwden de luidsprekers een nieuw geluid uit. Een schelle, haast mechanische vrouwenstem, die in de lokale taal sprak. Minutenlang herhaalde ze dezelfde zinnen, die weldra de vorm van een mantra aannamen. Mensen om hen heen luisterden aandachtig en knikten. Frits lachte. ‘Ik voel me een beetje als een Amerikaanse soldaat in Vietnam, toen de Vietcong aan psychologische oorlogsvoering deed. Je weet wel, dat ze overal om zich heen stemmen hoorden, die steeds maar herhaalden: grijp de vijand, snij zijn keel af en laat hem langzaam doodbloeden. Hey man, we zijn figuranten in Apocalypse now.’ Ivo merkte hoe de whisky zich als een warme verdoving door zijn lichaam verspreidde. Hij werd een beetje duizelig en voelde zich slap en weerloos. Hij zag hoe het gezicht van Frits veranderd was. De doorgaans vriendelijke blik had een onprettige gloed gekregen. Misschien waren het die dikke wenkbrauwen die nu nog dichter bij elkaar stonden, of die donkere ogen waaruit de pupillen verdwenen leken. In elk geval was er iets manisch en onvoorspelbaars over zijn vriend gekomen. Ivo voelde een lichte paniek. Hij ademde diep in. Uit alle macht probeerde hij de stem uit de luidsprekers te negeren door onschuldige popliedjes op te roepen. ABBA. The Beatles. Ramones. Het lukte niet. Hij keek naar de mensen om zich heen. Hij was een vreemdeling, totaal verloren, een alien in Afrika. Een groep vrouwen met witte hoofddoeken en witte gewaden schuifelde voorbij. Spookavond vanavond. De beat begon weer. Ka-doeng, ka-DOENG, KA-DOENG. Zijn hersenen werden gespoeld. Hij draaide zich om naar Frits, hopend op een teken van vriendschap, van begrip, van wat dan ook. Frits leegde zijn whiskyglas en keek langs hem heen. ‘Ik ben verliefd op je vrouw,’ zei hij. ‘En zij op mij.’ |
|