Sophie bladerde in de stapel c.d.'s. Ze nam de tijd, pakte af en toe een hoesje, keek op de achterkant. Schudde nee en pakte een nieuwe.
Ik bekeek haar vanuit mijn stoel, wist wat er zou volgen. Ze zou thee gaan zetten. (‘Jij ook? Gewoon of een smaakje? Kaneel?’) Of ze zou opeens ontzettend graag willen wandelen. (‘Kom-op, we zijn nog nauwelijks buiten geweest vandaag.’) Of ze zou voorstellen die leuke serie op televisie te kijken. (‘Cold Feet begint zo. Nog nooit gezien? Zet 'm eens op drie. Ik vertel je wel wat er de vorige keer gebeurd is.’)
Ik wist precies wat er zou volgen: helemaal niets.
Sophie zette een c.d. op. Ze drukte op shuffle play. Ik herkende de pianointro. Jacques Brel, ‘La chanson des vieux amants’. Ik dacht: Ja Sophie, laten we het lied van de oude geliefden zingen. Jij en ik, terwijl we samen op een bankje de eendjes voeren. Achtentwintigjarige bejaarden, dat zijn we.
Ze vroeg of ik zin had in thee, gewoon of een smaakje.
Ik hoorde mezelf antwoorden: ‘Sophie, zeg eens het woord pik. Hardop.’
Ze fronsde haar wenkbrauwen, zei: ‘Wat is dat nou voor vraag?’
‘Ik denk dat je het niet kunt,’ zei ik.
‘Waarom niet? Het is maar een woord.’
‘Okee, zeg het dan.’
‘...’
‘Wacht, ik help je. Ik tel tot drie, dan moet je het zeggen. Eén, twee, drie...’
Ik bewoog mijn handen omhoog, als een dirigent.
Ze perste haar lippen op elkaar, klaar voor de p-klank, toen stopte ze.
‘Waarom? Waarom wil je dat ik... dat... zeg? Vertel me eerst waarom.’
Alleen maar zeggen. Ze mocht er tien meter vandaan blijven, ze hoefde het alleen maar te zeggen.
‘Okee, neuken dan,’ zei ik, te hard. ‘Of nee, kut, laten we beginnen met kut. Drie letters: k-u-t. Ik doe mee, zeggen we het allebei tegelijkertijd. Eén, twee, drie...’
‘Kut!’
Het was mijn eigen stem. Sophie bleef stil; grote rode ogen, alsof ik haar in het gezicht had geslagen.
Ze zei: ‘Ik wil dat je nu ophoudt. Je doet raar, je maakt me bang.’
Toen begon ze te huilen.
Snel stond ik op van mijn stoel en omhelsde haar. Aaide over haar rug, gaf haar kusjes op haar hoofd. Fluisterde: ‘Sorry, sorry, sorry.’
Ze begroef haar hoofd in mijn trui en vroeg: ‘Zullen we in bed Nightmare on Elm Street kijken?’
Vannacht lig ik in bed, alleen. Mijn armen breeduit, alsof ik gekruisigd ben. Nooit beseft dat een twijfelaar zo groot kan zijn. Overal de geur van schoonmaakmiddelen; zo moet een operatiekamer ruiken voor er gesneden wordt.
Het is stil in mijn kamer. Zelfs bij de buren geen stereo of televisie.
Ik wil praten, maar alleen een dwaas praat met zichzelf.
Alleen een dwaas praat met zichzelf, dus ik vraag: ‘Is daar iemand?’
Geen reactie. Ik geloof dat ik alleen ben.