Passionate. Jaargang 10
(2003)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||
VANDAM, James (oWindhoek, 1953, sedert 1966 in België woonachtig). Gedreven kunstenaar. Na performances en land-art legt hij zich toe op het ongrijpbare en het onzegbare. Fluctuerende werken aangekocht door en in het bezit van Waterstaathuis Nederland, Kuuroord Esterhàzy Hongarije, privé-collectie Aquavit, Maffia Memorial House Chicago, Zeemachtmuseum ministerie van Defensie Oostende, privé-collectie Villa Tuscolana Frascati, Italië en Church of Noise L.A. Prijs van Edinburgh 1999 voor multidisciplinair project Windy City/Life Underground/(No-)Noise Shadowaddywaddy. Boekpublicatie: Beyond Things & People: Noises, Shadows, Submarine Art. Sec. Lit.: prof. Dr. P. Bellemans, De Dali in Vandam, uitg. Au Secours, Brussel, 1992.
Er kwam veel volk afgezwommen op de onderwaterexpositie van de beeldende kunstenaar James Vandam. Op de vernissage waren de glazen altijd vol. Uit de monden van de gelegenheidssprekers ontsnapten bellen. Persmensen snorkelden ijverig heen en weer. De daaropvolgende dagen liep het stedelijk zwembad zowat over van de belangstelling. Vooral in de ‘drie meter’, zoals de dieperik in de volksmond werd omschreven, was het een borreling van jewelste. Vandam exposeerde ruimtelijk werk (op de bodem), schilderijen (aan de zwembadwanden), aquarellen (ondersteboven op het wateroppervlak drijvend) en juwelen (zwevend). Een flink deel van zijn oeuvre was dus permanent in beweging. Iedereen ging tevreden en badnat huiswaarts, een enkeling spuugde onderweg nog een klodder verdunde verf uit. Twee volle manen na deze geslaagde manifestatie broedde James Vandam al op een vers idee. Hij zou schaduwen en geluiden etaleren. Oorspronkelijk wou bij geuren tentoonstellen, maar in een magazine had hij een artikel gelezen over een geurkunstenaar ter gelegenheid van de Zomer van Watou - dat compartiment was al bezet. Als je er niet als eerste bij was, kon je het schudden. Vandam begon met het opschrijven van vragen, een zijns inziens interessante vorm van hersenhozen.
Na deze negenproef kwam James Vandam tot de slotsom dat hij voor een bijzonder moeilijke opgave stond.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||
Waar bijvoorbeeld hield muziek op en begon lawaai? Vanaf wanneer kon je geluiden muziek noemen? Was een vochtvlek op een muur een schaduw met een voorgeschiedenis, een nagelaten voorwerp of een contour? Waren silhouetten familie van schaduwen? Welke duistere figuur kwam in aanmerking om zijn expositie voor geopend te verklaren? Welke geluiden mocht die dan wel voortbrengen? Zouden de bezoekers bij aanschaf van een werk niet geneigd zijn alleen maar met de klank van muntstukken of het geritsel van bankbiljetten te betalen? (In het zwembad hadden ze met zwevende munten en watermerkbiljetten betaald, maar nu had James graag klinkende munt gehad.) James Vandam zuchtte zo diep dat de overgordijnen meebewogen. ‘Ik heb wat anders dan kutschetsen of houtskooltekeningen aan mijn fiets hangen,’ gromde hij grimmig, terwijl hij een halve jaargang Weekend Knacks in de open haard bonjourde. Het vuur doofde ogenblikkelijk, maar daar sloeg de kunstenaar geen acht op. ‘Er zijn ook schaduwen onder water.’ ‘Zet dat water nu even uit je kop. Hebben we dus al gehad.’ James spoelde een slaappil met een half glas wodka door en zapte naar National Geographic Channel op zijn breedbeeldtreurbuis. Een toeristenschip naderde de zuidpool. Een luxesloep werd uitgezet. De gegadigden gingen even aan land, namen een foto van de stank van pinguïnuitwerpselen en keerden met flappende oorbeschermers vlug terug. ‘Nonnen ruiken naar nootmuskaat,’ mompelde James met lui articulerende lippen. ‘Russen pletten hun frambozen in spierwitte melk. Hoera, de wereld een feest. Het is gezien. Het is niet onopgemerkt gebleven.’ Daarop ging de kunstenaar slapen. Hij tuimelde in fluctuerende dromen. Het werden nachtmerries bevolkt door vaststaande dingen. Hevig zwetend werd hij wakker, omdat hij dacht dat hij modder in zijn mond had. Hij had drie kwartier geslapen. Toen sliep hij weer in, droomloos. Iemand uit de Encyclopaedia Britannica sliep droomloos weer in. Een vrouw naast zich had J.V. al lang niet meer. Vandam, James: noise (snurkend). Een schaduw schrok zich een bult.
‘Aan de schaduw leest men het karakter af.’ ‘En de voorwerpen dan? De dingen?’ ‘Die bewegen ook, als de mensen het niet zien. Onbewaakte ogenblikken. Wanneer de mens weer opduikt, houdt het voorwerp zich gedeisd.’ ‘Noem je dat karakter?’ ‘Je moet karakter hebben om onzichtbaar te bewegen.’ ‘Was jij hier nog maar.’
De gesprekken die James hardop met Vandam voerde, vormden na de vragenhersenhoos een tweede voorbereidende fase op een project. Zo ook nu. ‘Het schaduwkabinet heeft de touwtjes in handen.’ ‘Schimmen bij nacht en ontij.’ ‘De schaduwbokser vechtend tegen zichzelf.’ ‘Alleen heiligen werpen geen schaduwen af. De eerste mens zonder schaduw moet nog geboren worden. Dode mensen wordt hun schaduw afgepakt.’ ‘Des nachts zijn alle dingen zwart of onzwart. Kleuren ontwaken door licht. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||
Zijn die ook als familie van de schaduwen te beschouwen?’ ‘Genoeg zo, Vandam.’ James stak een Sherlock Holmespijp op die hij nooit buitenshuis mee durfde te nemen. Hij vond dat er al genoeg artiesten waren met de kleren van de keizer. Ze probeerden allemaal door één dingetje op te vallen. Zat God in het detail? De grootste egotrippers trokken godverongelukt naar Tibet, waar het godverongelukt net de kunst was je ego wég te cijferen. Of neem New York. Of pakweg de Romeinse heuvels. Ach. Bah. Vandam wrikte het deurtje van de kooi van Vandam open. Vandam hield zijn kopje even schuin en koos onmiddellijk daarna de vrijheid. Hij fladderde tegen de wandspiegel op, monsterde zichzelf ondersteboven en landde even later op de linkerschouder van baas Vandam. ‘Goeiemorgen, Vandam. Beter een tevreden vogel op de schouder dan een ontevreden vogel in een kooi, pakweg een slavink.’ ‘Evelien! Evelien!’ kwetterde het beest. ‘Evelien is dood. Al een heel eind,’ riep Vandam. ‘Tien jaar!’ ‘Evelien! Tien! Evelien! Tien!’ ‘Tien.’ James blies barokke rookwolken voor zich uit. ‘Huispluimvee,’ mompelde hij. ‘Nog net geen ongedierte. Maar het brengt wat leven in de brouwerij.’ De gedreven kunstenaar J.V. zette een schijfje Rachmaninov op en begon aan zijn dagtaak, na eerst nog enkele pastilles ginseng, look en biergist doorgeslikt te hebben.
Het was mei 2000, tweeëndertig jaar nadat de verbeelding aan de macht kwam. Het donderde en bliksemde. Eric hoopte dat het zo bleef. Maar dat kon niet. Het zou jammer genoeg Vlaams weer worden en blijven: weinig wind, weinig regen, weinig zon, geen lange hittegolven, geen avontuurlijke koudefronten, van tornado's geen sprake, aardverschuivingen evenmin. Regen op een dinsdag in Rome beklijft meer dan een heel jaar Vlaamse weerberichten. In Erics auto lagen een rode badhanddoek en een fles rode wijn. Hij was op weg. Maar eerst zou hij nog even halt houden. Hij monsterde zijn hoofd in de achteruitkijkspiegel. Het was het zijne niet. Maar het kwam wel bekend over: tien jaar lang had hij kunnen oefenen, zwaarbewaakt maar ongestoord. Wennen hoefde niet meer. Eric, 45. Er was al zo veel in zijn leven gebeurd, dat hij het gevoel had twee levens geleefd te hebben. Vanavond, mei 2000, voor hij naar hier reed met zijn rode handdoek en zijn rode wijn, zag hij een meisje in een café worstelen met zo'n ellendige, hedendaagse puzzelkubus. Haar man, haar kinderen (2,8 per Vlaams huisgezin, het klopte) en haar schoonouders (statistieken hieromtrent ontbraken) waren al voorgegaan naar huis. Zij bleef koppig zitten. Doorbreek die sleur! Gun jezelf elke dag een cadeau, hoe klein ook! ‘Je moet nooit iets zoeken,’ zei ze op een bepaald ogenblik, terwijl ze net wel aan het zoeken was. Ze vond het niet, met die klotekubus. ‘Alles komt vanzelf.’ Even later flankeerden twee jonge mannen haar, toevallig binnengewaaid. Maar Eric verliet het café. God zat in het detail. De duivel ook. De verbeelding kon geen tweeëndertig jaar lang aan de macht blijven. Zouden ze zijn nummerplaat en zijn auto kennen? De rode draad in hun | |||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||
herinnering weer opnemen? Eric zocht een parkeerplaats onder de boomkruinen op het Conscienceplein. De in de handdoek gewikkelde fles bonkte omdat hij over een boomwortel reed die door het asfalt omhooggeduwd werd. ‘Godverdomme!’ Een laatste bliksem doorkliefde de lucht. Conscience? Daar dacht Eric niet over na. Daar dacht hier nooit meer iemand over na. Stel dat iemand over pakweg honderd jaar op een naar hem genoemd plein zou... ‘Alles is ijdelheid,’ mompelde Eric. Hij ontgordelde zich en stapte uit. De fles en de handdoek had hij nog niet nodig. Het was zeven minuten stappen naar cultureel centrum 'tYserleiepand. Hij zoog zijn longen vol met na-onweerslucht. Iemand moest er vanavond aan geloven, maar Eric vertoonde een zekere bereidheid tot uitstel. Het slachten van varkens en passionele meimoorden hield hij voor straks, voor in zijn dromen. Want heden liep hij los. Hij was vrij, na tien jaar. Hij had zeer intens geleefd, samengebald op vier bij vier. Hij had geen graffiti gepleegd, tenzij dit ene: Evelien. Voor het overige waren zijn muren gedecoreerd met schimmen en schaduwen uit het verleden. Een decennium lang hokte Eric tussen vier muren, terwijl de rest van de wereld leed aan het motherfuckingcomplex (had hij gehoord, vernomen, gelezen). Evelien was al tien jaar niet meer van deze wereld. Eric had daar toen daadwerkelijk zelf de hand in gehad. Zijn vrouw was niet meer.
Tweeëndertig jaar nadat de verbeelding aan de macht kwam, vond in cultureel centrum 'tYserleiepand de expositie Schimmen & Schaduwen van de bekende kunstenaar James Vandam plaats. Vlak voor de vernissage donderde en bliksemde het drie kwartier lang. 'tYserleiepand was, zoals gebruikelijk in Vlaanderen, een ‘polyvalent complex’. Je kon er zowel voor kiekens kaarten als een postmodern gemompeld stuk theater met drie keer hetzelfde Engelse woord in de titel bijwonen. Er liepen oude jonge mannen rond met kunstzinnige sjaaltjes om hun nek, klaar om gewurgd te worden door vrouwen en vriendinnen die ze als aanhangwagentjes met zich meevoerden. James Vandam luisterde met een half oor naar wat de bekende kunstherkauwer Jan Lunet, drie dagen opzettelijk ongeschoren, articuleerde. Steenkoolfilosofie, lammetjespap. Daarna bestudeerde hij de hem omringende aura's en schaduwen, abstractie makend van de tegen elkaar opbotsende parfums van de kunstkippetjes die een plaatsje in de pikorde hadden veroverd. Toen, plotseling, overviel het hem, dit besef: hij had beter voor de geurkunsten gekozen. Zijn aanvankelijke idee was het beste geweest. Want hoe meer James Vandam de Schimmen & Schaduwen bestudeerde, hoe intenser hij moord rook. Moord met voorbedachten rade. Moord zo rood als bloed. James inhaleerde diep. Zo rook het in de vitrine bij de slager. Hij werd bevangen door een gevoel van vage angst. Het werd hem vreemd te moede. Hij verkende de aanwezigen met chirurgische blik. Schimmen, schaduwen. Konden schaduwen onzichtbaar zijn? James Vandam plukte een glas van een blad, het startsein voor nog menig ander. Bewonderaars van zijn ongewone werk benaderden hem na de toespraak. Toen de hanen op de mestvaalten het eerste gregoriaans uit hun strot persten, en de conciërge van CC 'tYserleiepand alle restjes grondsop uit de flessen naar binnen klokte, dreef James Vandam op baren van welbehagen huiswaarts. Hij gooide een handdoek over de kooi van James Vandam en ging, vermoeid tot in zijn ruggenmerg, in de sofa zitten. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||
Waren er soorten van stilte? Had stilte een kleur? Konden schaduwen schrikken van geluiden? ‘Aan de schaduw leest men het karakter af.’ En de voorwerpen dan? Konden die zonder tussenkomst van de mens in beweging? Een arm rees, een arm daalde: KRAK! Als een Rode Zee spleet de schedel van James Vandam open. De donkerrode wijn vermengde zich met het kunstenaarsbloed. Schedelsplinters en glasscherven gulpten mee op rode golven over de rugleuning van de sofa, over het sneuvelende lijf van Vandam, op de grond. Net als bij zijn eerste moord een decennium geleden sloeg Eric nogmaals toe, om het karwei af te maken. Hij dreef, voorovergebogen over de rugleuning, de kapotgeslagen buik van de fles met beide handen diep in het gelaat van de kunstenaar en liet dan los. De vogel kwetterde angstig. ‘Evelien! Tien! Evelien! Tien!’ Verbaasd keek Eric naar de handdoek over de kooi. ‘Godverdomme.’ Hij grabbelde onder de handdoek, opende het deurtje en greep de vogel beet. Die verhuisde naar een nieuwe bestemming. Eric duwde op enkele knoppen van de magnetron en haastte zich dan naar de badkamer. Daar onderging hij een metamorfose. Hij kalefaterde zich grondig, droogde zich zorgvuldig met de rode handdoek af en propte die in zijn jaszak bij de pruik en de ontschminker. Op een snipper papier paste hij de biografie van de kunstenaar aan: VANDAM, James (oWindhoek, 1953 - Kortrijk, 2000). Toen verdween hij in de meimorgen. |
|