Passionate. Jaargang 10
(2003)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
[pagina 10]
| |
ChrisHij vindt zichzelf niet meer beter, niet sinds hij zijn baantje kwijt is. Die glimlach op zijn smoel is weg. Dankzij mij. En weet je wat? Het spijt me niks. Waarom ook? Ik heb niemand vermoord. Ik deed wat ik moest doen. Ik word niet gezocht. Waarom moeten mensen als hij altijd het beste, altijd alles hebben? Ik wil ook wel een beetje zonneschijn. Ik wil niet voortdurend hoeven sappelen. Ik ben het zat arm en behoeftig te zijn. En ik ben geen moegoe. Ik kan voor mezelf denken. Ik kan heus wel wat. Daarom heb ik een plannetje gemaakt. Ik heb hem goed te pakken gehad. Van hem heb ik geen last meer. En hij houdt het huis schoon, zoals ik wil. Hij kan weg als hij wil, het doet er niet meer toe. Ik heb een beter baantje en verdien meer geld. Ik kan een andere flat krijgen of een andere huisgenoot. Maar ik weet dat hij niet zal verkassen. Hij heeft geen cent te makken. Hij heeft niemand. Niemand kan hem helpen. Ook al heeft hij nog zoveel boekenkennis, ik heb hem verslagen. Ik heb het beter. Wat baten hem die boeken nou nog? Daar kan hij zijn maag niet mee vullen. Hij heeft niet eens geld om tandpasta te kopen. Maar ik heb het helemaal met hem gehad. Ik wil hem niet meer zien. Ik word pislink van hem. Door hem word ik er voortdurend aan herinnerd dat ik me door de achterdeur een weg naar binnen heb moeten vechten. Hij is zo aardig, zo verdomde aardig, het is om misselijk van te worden. Om boos van te worden. Ik zou hem het liefst mollen. Ik bedoel, wie denkt hij wel dat hij is? Dat sappelt maar en leeft maar op brood en gebakken aardappelen maar hij blijft beleefd, ook al behandel ik hem als een moegoe. Hij is niet kapot te krijgen. Ik word er naar van. Iedereen wordt wel een beetje boos, vloekt wel eens een beetje, vecht wel eens een beetje, steelt wel eens een beetje. Wat mankeert hem? Misschien schop ik hem wel voor oud vuil in een hoek omdat ik wil zien wat hij zal doen. Ik wil meemaken dat hij een plan trekt of dat hij blijft sappelen. Misschien wil ik meemaken dat hij niet zo sterk is als hij denkt, niet zo goed als hij zich voordoet. ‘Hei, tsek jou naai, ik moet naar de wc,’ zeg ik en ik treiter hem de plee af. Maar dwaas die hij is, houdt hij zich van de domme. Hij staat buiten met zijn washandje, zeep op zijn bek terwijl ik lekker ga zitten schijten. Als ik klaar ben, was ik mijn handen en doe Adrenalin Ego op m'n gezicht met de spuitbus. Ik spuit net zolang totdat de hele badkamer lekker ruikt. ‘Als ik jou erop betrap dat je mijn spullen gebruikt, dan help ik je helemaal naar de kloten, stuk vreten,’ zeg ik tegen hem als ik langs hem loop. Nog houdt hij zijn bek. Hij gaat terug naar de badkamer die zo lekker ruikt en spoelt z'n bek af met het water in het fonteintje waarmee ik mijn handen hem afgespoeld. Het water waarmee hij zich heeft gewassen. Ik zet mijn stereo-installatie aan en luister naar Ou da Meesta. Ik zet hem lekker hard en geef mijn goudvissen te vreten. Hij weet dat hij niet meer in mijn kamer mag komen. Ik heb zijn klote-tv niet meer nodig. Als ik het voetballen wil zien ga ik naar het Sports Caf, op het Waterfront. Wie zit er nou om zijn tv te springen? Die is toch zwart-wit. En ik weet dat de tafel en de stoel van hem zijn maar krijg de rambam, die geef ik niet weg. Laat hij zelf maar een plan trekken. ‘Hé, stuk vreten, heeft er nog iemand voor me gebeld vandaag?’ vraag ik hem. Hij ligt op zijn bed, zoals gebruikelijk in een of ander stom boek te lezen. | |
[pagina 11]
| |
Maar ik merk dat hij op een houtje bijt. Hij eet nooit als ik in de buurt ben. Hij wacht altijd tot ik ben vertrokken en als ik thuiskom ruik ik de olie en de gebakken aardappelen maar de vaat is er niet meer. Hij heeft afgewassen, schoongemaakt en alles, zoals ik het wil. De huur moet over twee weken worden betaald. Wat gaat hij daaraan doen? Hoe gaat hij die betalen? Denkt hij dat ik gek ben of zo? Ik ga dat bedrag niet helemaal in mijn uppie betalen. En ik weet dat hij niemand heeft die hem kan helpen. Die vriendin van hem, ik denk niet dat die hem geld zal willen lenen. Die griet ziet eruit als een vrek, handig met geld. Maar ik zal hem wel te grazen nemen. Op een dag komt hij thuis van het zoeken naar een baantje en treft mij aan. Brendan en Virgil zijn er ook. Hij komt binnen en kijkt opgewonden maar zegt niks. Tegen mij praat hij niet meer. Wij gaan met zijn drieën naar zijn kamer en doen de deur op slot. Hij staat daar bang te kijken. ‘Hé, stuk vreten, hoe dacht jij de huur te betalen deze maand?’ begin ik. ‘Ik heb een baantje. Ik kan morgen beginnen. Je krijgt je geld heus wel,’ zegt hij tegen me. ‘Waar heb jij een baantje? Waar ga jij werken?’ vraag ik hem. ‘Uhh, dat hou ik liever voor me.’ ‘Dat hou ik liever voor me. Wat is dat nou voor een reactie, stuk vreten?’ zeg ik en ik geef hem een flinke mep. Hij valt op bed, met die stomme strontbange blik op zijn gezicht. ‘Moeten jullie eens kijken waar deze moegoe mij voor aanziet,’ zeg ik en ik laat mijn schouders rollen. ‘Tsek, sonnie. Salute! Salute! Fuck him up ek sê,’ zegt Virgil tegen mij. ‘Stuk vreten, weet je wie ik ben?’ vraag ik hem. ‘Nee,’ zegt hij en zijn stem trilt als die van een wijf. ‘Dit ben ik, stuk vreten,’ zeg ik en ik toon hem het Twenty-Eights-nummer op mijn linkerhand. Ik geloof niet dat hij het ooit heeft opgemerkt. ‘Weet je waarom het op mijn linkerhand staat, stuk vreten?’ vraag ik hem. Hij schudt zijn hoofd. ‘Wacht hier. Ik zal het je laten zien,’ zeg ik en ik ga naar de badkamer en kom terug met een kuipje vaseline. ‘Hei, jou, naai. Kleren uit,’ zegt Brendan en hij geeft hem een klap. ‘Nee, nee,’ begint hij maar Virgil pakt hem ruw beet en scheurt zijn T-shirt van zijn lijf. ‘Wacht maar, dit zijn broers van mij,’ zeg ik en ze laten hem hun Twenty-Eigths-nummers zien. Maar bij hen staat het op de rechterhand. En Virgil heeft drie streepjes onder zijn nummer. Iedere keer dat hij zijn bek opentrekt om te gaan schreeuwen geven ze hem een klap of stompen hem in zijn maag. ‘Niet in zijn smoel. Anders haalt hij de politie er nog bij,’ zeg ik tegen hen. Uiteindelijk ontdoen ze hem van al zijn kleren en hij ligt daar op zijn bed, met zijn ene hand bedekt hij zijn pikkie en de andere houdt hij voor zijn gezicht. Virgil doet een stap achteruit en geeft mij een teken. Ik doe mijn broek naar beneden. Virgil en Brendan houden hem vast en doen zijn benen uit elkaar. Ze houden zijn billen vast. Ik krijg een stijve en smeer een hoop vaseline op mijn pik. Ik verschaf me met geweld toegang maar hij is te gespannen. ‘Hei, jou naai, tsek, tsek!’ zegt Virgil en hij begint hem hard op zijn rug te slaan. ‘Ontspan je, jou naai.’ Hij ontspant zich en ik dring bij hem naar binnen. Ik hoor hem grommen, | |
[pagina 12]
| |
kreunen, murmelen. ‘Vind je dit lekker, hè? Lekker hè, of niet soms? Nu weet je wat ik al die jaren in Pollsmoor heb gedaan, zie je wel, jou naai, stuk vreten,’ zeg ik terwijl ik hem pomp en op zijn billen sla. Ik ga een hele tijd door, met lekkere lange halen. ‘Ek gaan water breek!’ schreeuw ik en algauw zit zijn rug onder mijn sperma. ‘Oké, Brendan,’ zegt Virgil en ik verwissel met hem van plaats. ‘Doe alsjeblieft een condoom om,’ zegt hij, zijn bek zit onder het bloed. ‘Tsek, jou poes, man!’ Virgil geeft hem opnieuw een stomp en duwt zijn hoofd in een kussen om zijn geschreeuw en gekreun te onderdrukken. Brendan laat er ook geen gras over groeien. Hij pompt hem alsof hij lange tijd geen vrouw heeft gehad. Hij trekt er gekke bekken bij. ‘Ja, je hebt hem lekker nat gemaakt,’ zegt Brendan, doelend op het bloed en zweet dat langs zijn billen en dijen druppelt. Hij houdt het een hele tijd vol, minstens een kwartier. Virgil wordt zelfs ongeduldig en maant hem klaar te komen. Hij trekt zich juist op het moment dat hij klaarkomt terug en beduidt ons dat wij Tshepo moeten omdraaien en spuit zijn zaad vervolgens over zijn borst. Ik trek mijn broek aan, grijp hem bij zijn nek en flikker hem de badkamer in. ‘Schoonmaken, stuk vreten,’ zeg ik en ik sluit hem op. ‘Geen nood, hij weet wat hij moet doen. Mij belazert hij niet.’ Maar hij houdt zich rustig daarbinnen. ‘Hé, stuk vreten, moeten we je even komen helpen?’ zeg ik op de deur bonzend. Even later hoor ik badwater lopen. Terwijl hij daarmee bezig is, gaan wij door zijn spullen en zijn kleren. ‘Hij heeft geen geld. Ik moet aan geld zien te komen voor deze maand. We moeten alles meenemen wat geld oplevert,’ zeg ik terwijl we zijn kamer plunderen. Ik neem zijn verzameling van negen cd's. Nee, zijn boeken zijn waardeloos, laat maar hier, zeg ik tegen de anderen. We nemen een paar leuke hemdjes mee, een paar Levi's jeans, een Soviet-jasje, Chino's, een paar Nike-gympen, nette schoenen van Crocket en Jones, twee nette overhemden, twee van die dingen die je bij je pols draagt in een overhemd, een Swatch-horloge, een gameboy en drie navullers, een zilveren halsketting, twee Bermudashorts, drie leuke boxershorts, twee leren riemen, een blazer en een sjaal, een wekkerradio, een Casio-tikmachine, een Fubu-petje, drie video's van Spike Lee, twee Speedo-onderbroeken en een hemd, een pak condooms, een Malcolm X-hoed, een leren jasje, een suède jasje, een Dolce e Gabbana-tas, een Benetton-tas, en al zijn zakdoeken. ‘En daai tv, vat dit,’ zeg ik hun. We stoppen de spullen in een van die goedkope grote canvastassen die straatverkopers, vooral Makwere-were, gebruiken. We doen de spullen in de auto maar laten wel wat kleren voor hem achter. Virgil start zijn witte Granada en we rijden naar Woodstock waar een connectie van mij als tussenhandelaar optreedt. Hij kent mensen die de spullen zullen kopen, meestal tweedehandswinkels in de stad, maar soms krijgt hij zelf mensen. We treffen hem thuis, alleen met zijn vriendin. We brengen de tas naar binnen en doen hem in de gang open. Hij zegt tegen me dat hij wel wat kan bedenken. Maar ik ben niet gek, ik vertrouw die kerel niet. Dus ik ga zitten en maak een lijst van alle spullen. Het wordt een lange lijst. Hij zegt dat ik de volgende dag moet terugkomen. Hij zegt dat hij dan geld | |
[pagina 13]
| |
voor me heeft, maar voor hem gaat er tien procent af. Ik vraag hem hoeveel hij kan krijgen voor de cd's, alle negen. ‘Allemaal import,’ zeg ik. ‘Dat mannetje heeft een dure smaak.’ Hij kijkt naar me en merkt wel dat de gevangenis mij niet heeft veranderd, dat ik nog steeds dezelfde ben, nog steeds koppig en zuinig met geld. ‘Oké, je kunt minstens zevenhonderd rand krijgen voor de cd's,’ zegt hij. ‘Goed, dat is de helft van de huur,’ zeg ik opgelucht. ‘En de andere spullen?’ ‘Chris, wil je dat ik je help of niet?’ ‘Hangt ervan af wat voor soort hulp, bra, hij is gewoon op zijn hoede dat hij niet beroofd wordt,’ zegt Virgil, en er vormt zich een frons tussen zijn ogen. Hij kan erg leuk uit de hoek komen. We hebben samen in Pollsmoor gezeten. Ik weet hoe hij kan zijn. ‘Oké, ik weet het goed gemaakt, ik zie je morgen rond twaalven,’ zeg ik tegen hem.
Het zachte geweld van dromen van K. Sello Duiker verschijnt in september bij uitgeverij De Geus, i.s.m. Novib. |
|