Passionate. Jaargang 10
(2003)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 26]
| |
[pagina 27]
| |
In september verschijnt de debuutbundel van Tjitske Jansen, Het moest maar eens gaan sneeuwen bij Podium. Ze treedt nu al zo'n twee jaar frequent op met haar poëzie, onder meer op de verschillende Poetry Slams. In deze § een voorpublicatie en, ter introductie, een kort vraaggesprek.
Je gedichten zijn helder en romantisch en ze zijn vaak geschreven vanuit het perspectief van een kind. Dat vertedert. Soms zijn ze lyrisch, maar meestal zijn ze geschreven in eenvoudige spreektaal, de toon (van een verteller die zich verwondert) is consequent. Heb je er lang over gedaan om je eigen stijl te vinden? Het schrijven van een gedicht begint voor mij bij het verlangen iets te zeggen in mijn eigen woorden. Ik zie dat als een manier écht iets te kunnen delen met een ander. Ik weet niet wanneer dat verlangen is begonnen. Dat je de gedichten die ik vanuit het perspectief van een kind heb geschreven, vertederend vindt, vind ik jammer. Ik associeer vertedering met een sausje dat over dingen heen komt. Dat je niet meer goed naar iets kijkt, omdat je er vertedering tussen plaatst. Zoals volwassenen vaak bezig zijn een kind tot kind te reduceren. ‘Ach kijk nou wat schattig,’ in plaats van te luisteren naar wat dat kind zegt, zo wordt een gedicht dat vanuit een kinderlijk perspectief is geschreven, al gauw te oppervlakkig opgevat. Het is in ieder geval niet mijn bedoeling om lezers te vertederen.
Doordat je je van spreektaal bedient, met alle bij spreektaal horende laagwaardige tussenwoordjes, lijk je minder interesse te tonen voor woordklank en ritme. De beelden en de profilering van de verteller staan voorop. Klopt dat? Van mijn ervaringen met theater heb ik veel geleerd. Ik schrijf hardop. Ik hou van poëzie die erom lijkt te vragen uitgesproken te worden. Ik denk nooit alleen vanuit dé boodschap, en ik denk nooit alleen vanuit dé taal. Mijn gedichten zijn nooit alleen filosofisch en poëtisch. Er is altijd in wat ik schrijf een loper naar de lezer uitgelegd.
Waar bestaat die theaterervaring eigenlijk uit? Die bestaat uit vijf jaar scholing en uit het werken, als schrijfster en als actrice, met verschillende theatermakers. Voor mij is theater een uniek punt in de tijd waarop een aantal mensen in een bepaalde ruimte bij elkaar komt met het verlangen om ter plekke iets te laten gebeuren. Het voordragen van poëzie zie ik als theater. Ik heb geen vaste manier waarop ik mijn teksten voordraag. Ik concentreer me en ik open me zo goed ik kan voor de woorden, voor mijzelf, voor wie er zijn. Ik word de laatste tijd regelmatig gevraagd workshops te komen geven in voordracht. Dan werk ik vooral daaraan. De ingebakken neiging van mensen om dingen vast te willen leggen, ervaar ik als een dodelijke neiging, een kracht die tegen het leven ingaat. Om je eigen kunst levend te houden, moet je datgene wat je vastgelegd hebt weer los kunnen laten.
Dichtbundels bereiken zelden een tweede druk. Veel, vooral oudere dichters doen daar laconiek over. Ze schrijven en het interesseert ze (schijnbaar) niet of iemand het ook wil lezen. Jongere dichters zijn tegenwoordig meer met hun marketing bezig. Wat ga jij eraan doen om je bundel aan de man te brengen? Het belangrijkste is: goed werk maken. En daarna ervoor zorgen dat mensen weten dat het er is. Hoe ik dat ga doen, en of ik dat zelf ga doen, weet ik nog niet. Het is het fijnste als anderen het doen. Ik zou het me zeker aantrekken als niemand mijn boek zou willen lezen. Toch begrijp ik dichters die laconiek doen over lezersaantallen wel. Het aantal drukken dat een boek bereikt is nogal relatief. Een keer met je hoofd op televisie en je bereikt een tweede druk en met mijn hoofd ook nog wel een derde denk ik.
Oké, een gratis reclameblokje in § voor jou: Waar komt jouw bundel het beste tot zijn recht? Ik zou mijn bundel graag zien op plekken waar dichtbundels eigenlijk niet thuishoren. Bij mijn favoriete haringkar bijvoorbeeld, in plastic tussen de gerookte paling en makreel. Of tussen de gestencilde gebeden in het voorportaal van een kerk, tussen de fiets- en wandelroutes bij de VVV: HET MOEST MAAR EENS GAAN SNEEUWEN. Een verdwaald bundeltje. Dat je er onverwacht tegenaan kunt lopen. Zoals ik zelf onverwacht tegen de beelden en zinnen oploop, die ervoor zorgen dat ik een gedicht ga schrijven.
(RD) |
|