Passionate. Jaargang 10
(2003)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |
[pagina 17]
| |
In mei verschijnt opnieuw een spannende roman van Renate Dorrestein, getiteld Het duister dat ons scheidt (Contact). Sinds ze in 1983 debuteerde met de roman Buitenstaanders schreef Dorrestein een groot aantal succesvolle romans, zoals Een hart van steen, Ontaarde moeders en Het hemelse gerecht. Stuk voor stuk spannende, verontrustende boeken. Al in 1989 verscheen in Bzzlletin een artikel waarin Hella Haasse Dorresteins werk voor het eerst in de traditie van de literaire gothic plaatste. Hoe duister vindt Dorrestein haar eigen werk eigenlijk? Passionate sprak met haar over Angelsaksische voorbeelden, Nederlandse landschappen en feminisme. ‘Ik denk dat ik zeker in die traditie geplaatst kan worden, en dat is ook wel prettig. Toen Hella Haasse dat stuk schreef, dacht ik, dat is eigenlijk wel leuk! Tot dat moment had ik het gevoel dat ik nergens te plaatsen was, en daardoor moeilijkte beoordelen. Je hebt een soort ijkpunt nodig. Toen zij met deze oplossing kwam vond ik dat wel een goede vondst. Als schrijver hoef je niet je best te doen om in een traditie te passen, vind ik. Je hoeft je eigen werk niet te beoordelen of begrijpen, je hoeft het alleen maar te schrijven. Ik ben ook niet anders gaan schrijven sinds mijn werk gothic werd genoemd. Ik ben er zelf namelijk niet op uit om het zus of zo te doen. Zo pakt het nu eenmaal elke keer uit. Al doe ik mijn uiterste best, ik zou niet een boek kunnen schrijven dat helemaal niet spannend is. Zo kan ik, net als de meeste schrijvers, eigenlijk maar één bepaald soort boek schrijven. In de meeste landen worden mijn boeken gewoon psychologische thrillers genoemd. Dat past ook. Gothic is wel wat spannender en exotischer. Maar ze hebben daar niet de beschikking over het vroege werk, waarin die gotische elementen veel dikker waren aangezet. In de Angelsaksische landen zijn ze ook erg gewend aan dit soort verhalen, mijn werk past daar naadloos tussen. In Nederland is er gewoon niet zoveel, dat kan de reden zijn waarom het hier wel gothic genoemd wordt. Als er meer geweest was had dat vast een verdunnende werking gehad.’ | |
Angelsaksische letteren in een Nederlands landschap‘Mijn favorieten en voorbeelden zitten toch meestal in de hoek van de Angelsaksische letteren. Zij zijn bij uitstek echte verhalenvertellers. Ian McEwan, bijvoorbeeld, die ben ik nu aan het lezen, maar ik blijf ook eindeloos Iris Murdoch herlezen. De gothic klassiekers heb ik ook gelezen, van Stoker en Shelley, maar ook de echt vroege gothic. Shirley Jacksons We have always lived in the castle. Dat is werkelijk een oerboek voor mij. En Northanger Abbey van Austen, daar zie je dat ze speelt met het genre, ze beoefent het niet serieus. Ik denk dat ik het veel serieuzer bedrijf. Maar ik hoef me niet te houden aan alle conventies van het genre, ik hoef niet iemand in een spookhuis neer te zetten. Dan krijg je heel gauw dat ironische. Het ergste wat wij vrezen, zegt men, is niet te weten waar we aan toe zijn. Dat kun je maar op één manier bij de lezer teweegbrengen, door het echt serieus te doen. Niet door er grapjes over te maken, want dan wordt het een spelletje. De slapstick die ik gebruik maakt het alleen maar erger, het wordt er geen parodie van, maar juist ernstiger. Nederland lijkt niet zoveel met griezel te hebben. Weinig Nederlandse auteurs beoefenen het genre, ook niet in het verleden. Er spelen in dit genre zulke rare dingen mee, ons landschap nodigt er ook niet toe uit. We hebben geen spelonken en grotten, of moerassen waar geesten ronddolen, of verlaten uithoeken. Het is allemaal vlak en open en overzichtelijk en bebouwd. Ik denk dat het soort landschap waarin je leeft heel erg het soort literatuur bepaalt dat er wordt geschreven. Ik moet vaak zo m'n best doen om iets te kunnen laten gebeuren in een boek. Waar in Nederland kan dit plaatsvinden? Kon ik maar ergens rustig een kasteel neerzetten, maar dat alleen al kan niet, daar wordt het gelijkte fantastisch van. Ik verplaats dus wel eens wat naar het buitenland. Er is niet zo veel hedendaagse Nederlandse literatuur die in deze traditie past. Namen als Manon Uphoff, Helga Ruebsamen en Kristien Hemmerechts zijn zeker interessante suggesties. Zo'n boek als De reis naar het kind van Vonne van der Meer vind ik | |
[pagina 18]
| |
Een boek moet verontrusten (...), het zet oude dingen op losse schroeven. Dat is goed voor ons, want als we de kans kregen zouden we het liefst ons hele leven allemaal hetzelfde blijven en zo min mogelijk voelen. eigenlijk ook wel passen. Of iemand als Belcampo. En Thomas Rosenboom, een zeldzaam, wonderlijk talent, daarvan zou je toch met een beetje goeie wil en een beetje duwen een deel van zijn werk binnen deze traditie kunnen plaatsen. Bij hem zie je dat ook, die personages die proberen aan iets te ontstijgen waarin ze vast zitten. En hij is vaak ook gewoon erg eng. Ruebsamen vind ik zeker passen in de gothic, maar dan meer op een soort Roald Dahl-achtige manier. Zij is echt meesterlijk in korte verhalen, ze kan heel goed een vervreemdende atmosfeer oproepen. Maar ik voel nog het meest verwantschap met Manon Uphoff. Er is iets in haar werk wat mij heel erg raakt en aanspreekt, en waar ik me in herken. Kristien Hemmerechts vind ik ook ontzettend interessant als auteur, haar universum is zo duister, zo ongemakkelijk. Het interesseert mij altijd wat zij doet. Het is iemand die een goed verhaal weet te vertellen, met een kop en een staart en een plot. Dat is wat anders dan dat postmoderne geneuzel. Maar smaken verschillen.’ | |
De revival van het verhaal‘Tegenwoordig is het niet meer zo dat het kwaad gestraft wordt en het goede overwint, maar er wordt in mijn boeken wel altijd iets afgerond, er wordt voor de personages iets bereikt, al is het maar dat ze tot een bepaald inzicht komen. Er moet ook een soort bevrediging voor jou als lezer komen, je moet na het lezen niet het idee hebben dat je driehonderd pagina's voor niets hebt doorgeworsteld. Ik lees omdat ik wil weten wat het betekent om mens te zijn, hoe we onder alle omstandigheden een fatsoenlijk mens kunnen blijven. Dus lees ik verhalen. Fictie is daarbij het allerbeste hulpmiddel dat we hebben. Als je een boek leest verandert er iets in je. Dat kan bij boeken waarin we geconfronteerd worden met iets wat we echt wel weten, maar niet onder ogen durven te zien. Een boek moet verontrusten, omdat verontrusting iets teweegbrengt, het zet oude dingen op losse schroeven. Dat is goed voor ons, want als we de kans kregen zouden we het liefst ons hele leven allemaal hetzelfde blijven en zo min mogelijk voelen. Je ziet al een jaar of tien dat het verhaal echt terrein aan het winnen is. Twintig jaar geleden, nou, Jan Mens, die vertelde verhalen! Verder was dat helemaal niet aan de orde in de Nederlandse letteren. Het zal ongetwijfeld te maken hebben met de tijd waarin we leven en de behoeftes die we in dit tijdsgewricht hebben. Maar er is ook nog zoiets als actie en reactie, die revival van het verhaal zat er sowieso wel aan te komen. Een verhaal is zo'n diep gevoelde menselijke behoefte, ik denk dat het nooit zal verdwijnen. We zitten nu in een tijdperk waarin het verhaal het helemaal is. Je ziet het aan de boeken die bekroond worden, je ziet het als je in de top tien kijkt, dat is waar mensen nu op dit moment zin in hebben. Gothic verhalen zullen toch altijd marginaal blijven. Kasteelromannetjes zijn natuurlijk het tegendeel van de echte literaire gothic. Dat vind ik ook eigenlijk de lol ervan, het is een beetje een geheim genootschap, een beetje de club van de zwarte hand. Ik denk dat het nooit mainstream literatuur wordt. Dat zou zonde zijn. Het wonderlijke is, er is een heel groot lezerspubliek voor, al die namen die de revue passeerden hebben veel lezers, maar het lijkt voor schrijvers geen interessant territorium. Misschien kunnen ze het ook wel niet, of misschien vinden ze het eng.’ | |
[pagina 19]
| |
Ik denk dat het per definitie een feministisch genre is. Het gaat over je bevrijden uit beperkingen, je leven in eigen hand nemen, dat zijn bij uitstek feministische thema's. | |
Helemaal niet feministisch‘Er is een algemene verklaring waarom het vrouwen zijn die dit genre beoefenden. De conventies van het genre gaven hen een vehikel om te praten over het verborgene, het duistere in hun eigen leven. De gothic novel ontstond in het Victoriaanse tijdperk, waarin vrouwen extreem werden onderdrukt en alles wat met vrouwelijke seksualiteit te maken had niet bestond. Ze moesten zich daaruit bevrijden, en dat deden ze door te schrijven over het onzichtbare. Shelley schreef Frankenstein, omdat ze al vroeg een kind verloor en geconfronteerd werd met miskramen. Ja, dan ga je een boek schrijven over het scheppen van leven uit dode materie, omdat je in de salons van die tijd daar niet over kunt praten. Zo is het genre door vrouwen ontwikkeld, zij hebben het uitgevonden. Dat het altijd een beetje ernaast heeft gehangen vind ik eigenlijk niet zo erg. Dat heeft ook iets heel bevrijdends. Van, goed, bij ons gelden er andere conventies dan bij jullie. Bij ons mag en kan er veel meer, wij banen ons een pad door dat ongewisse, zonder dat wij ons laten inperken door ideeën van wat literatuur zou moeten behelzen. Het is leuk aansluiting te vinden bij een dergelijke traditie, omdat je ziet dat het genre uit een diep gevoelde innerlijke noodzaak is ontstaan. Dat kun je toch niet van alle literaire stromingen volhouden. Het heeft een maatschappelijke en sociale rol gespeeld, al zou je dat zo niet aan die boeken afzien. Dat is ook zo leuk eraan, het is een soort subversief gebeuren dat altijd in de marge wat heeft aangerommeld, en zo heel veel vrijheid heeft geschonken, en dat is belangrijk als je schrijft. Ik denk dat het per definitie een feministisch genre is. Het gaat over je bevrijden uit beperkingen, je leven in eigen hand nemen, dat zijn bij uitstek feministische thema's. En, iets wat mij ook bij kinderen aangrijpt, het overgeleverd zijn aan andermans genade, niet beschikken over de koers van je eigen leven. Maar als je dit er op plakt hebben mensen snel het idee dat het een soort literatuur uit de jaren zeventig is, toen vrouwen zich moesten bevrijden uit sombere huwelijken en daar allemaal erg saaie boeken over werden geschreven. In Nederland wordt feminisme toch nog gezien als een actiebeweging, altijd weer die paarse tuinbroeken die ze erbij moeten slepen. Dertig jaar geleden was dat, meneer! Het is absoluut een vruchtbare manier van naar de wereld kijken, ik ben me alleen altijd zo bewust van het effect dat dit woord op anderen heeft. Maar dat moet ons er niet van weerhouden het toch onvervaard te gebruiken. Ik denk dat veel recensenten dit nooit hebben gesnapt, dat het gewoon een feministisch genre is, en dat dat kwaliteit niet in de weg staat. Dat heeft mij vaak erg veel plezier bezorgd. Dan was er een nieuw boek en schreven ze met grote verbazing, dat het ZO'N goed boek was! Helemaal niet feministisch! Adriaan van Dis ook, over Het hemelse gerecht nog wel. En wat leren we van deze geweldige gedachtegang? Wat feministisch is kan nooit goed zijn. Maar, godlof, het is niet feministisch, dus mogen we het goed vinden. En dan niet in de gaten hebben hoe feministisch het is. Dan merk je dat ze iets aan het bestrijden zijn, wat, als het al bestaat, geen enkele bestrijding verdient. Dat kan erg geestig zijn. Dit zijn allemaal elementen die maken dat ik het prettige gevoel heb bij een soort geheime club te horen. En dat door mijn schrijfstijl, waardoor het toch een soort toeval is. Wat natuurlijk geen toeval is, is dat er wel elementen zijn die onlosmakelijk hiertoe moeten voeren. Ik ben een feministisch persoon en daarnaast ben ik schrijfster, dus de kans dat ik ergens in die gotische traditie eindig, ligt nogal voor de hand.’ | |
[pagina 20]
| |
[advertentie] |
|