Passionate. Jaargang 9
(2002)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |
[pagina 40]
| |
Voetbal is niet zo'n simpel spelletje. Ja, het spelletje is simpel, maar het gaat niet alleen om die bal en dat doel. Er zijn ongeschreven regels die belangrijker zijn dan de buitenspelregel. Voetbal is politiek, het is een taal die je moet leren spreken. In een paar maanden heb je door waar je je tegenstandster moet raken om haar voor een paar tellen, of voor de rest van de wedstrijd uit te schakelen. Maar het duurt wel wat meer seizoenen voor je weet wat je precies met de scheidsrechter moet doen om te winnen. De hele gang van zaken in het wereldje om het veld heen begrijp je pas na jaren. Dat gaat stukje bij beetje. Het was weer zo'n hele vroege zaterdagochtend, we verzamelden ons in de kantine. Sommigen dronken cola of fristi, ik bewaarde m'n geld altijd voor na de wedstrijd. Dan had je pas honger. En 's middags na de wedstrijd kon je in elke voetbalkantine van een beetje voetbalclub wel patat en bitterballen krijgen. Trainer John (Sjon) zat aan een kopje koffie, in gesprek met de barjuffrouw. Hij wilde nog even niet bij ons horen. Een paar van ons stonden al in sportkleren (inclusief scheenbeschermers) klaar, maar dat deed ik nooit: dan moest je in tenue over straat. Trainingspakken waren nooit mijn favoriete kledingstukken geweest. Vandaag was de tegenstander VV Maassluis. Het zou een belangrijke wedstrijd worden: wij stonden tweede en zij eerste. Eén puntje meer scoren dan zij en we zouden bovenaan in de competitie staan. En kampioen worden was dit jaar belangrijker dan ooit, zei John, omdat we een sponsor nodig hadden. Sponsors zijn een verhaal apart. Voor jongenselftallen was het de gewoonste zaak van de wereld een sponsor te hebben die tenues, trainingspakken, sporttassen en drankjes na de wedstrijd regelde. Jongens hadden hun tenues (mét rugnummer) dus altijd gratis, al moesten zij dan wel met teksten als ‘Café de Pijper’ op hun buik lopen. Maar welk gezond bedrijf wilde in godsnaam een meisjeselftal sponsoren? Als we nu eens kampioen waren, zat het er misschien in, zei John altijd. En dan schold hij ons weer verrot. Als we van Maassluis maar zouden winnen, dan waren we al een heel eind richting rugnummers. In de auto op weg naar Maassluis zongen we met de radio mee. Met een half elftal waren we in de auto gepropt: één voorin, vier achterin. Dat kon wel, vond iedereen, en wij ook; er waren nu eenmaal te weinig auto's, bovendien waren wij de jongste vijf, en dus de ‘kleintjes’, die toch zeker wel met vier achterin gingen. Ik zat naast Kelly, en omdat zij zo iemand was die al thuis haar tenue aantrok, bonkte er telkens op het ritme van ‘Sex on the beach’ een aantal noppen in mijn linkerscheen. Maar dat mocht de pret niet drukken. Ik zong ook hard mee, en we moesten heel hard lachen toen Sanne ineens ‘Seks op de fiets’ zong. Wij hadden allemaal nog geen ervaring met seks, niet op het strand en al helemaal niet op de fiets, maar het was een leuke grap. Kelly's moeder zat achter het stuur en deed alsof ze ons niet hoorde. Ze schrok wel toen ik ineens halverwege riep: ‘Ik moet kotsen!’, maar ze begreep al gauw dat dit ook een flauwe grap was, hoewel ik al best wel eens echt over m'n nek was gegaan in zo'n propvolle auto met noppen in je scheenbeen. In Maassluis bleek hetzelfde probleem als altijd weer op te spelen: zij droegen ook zwart-witte shirts, en John had geen reserveshirts meegenomen. We kregen een stapel blauwe shirts van Maassluis, allemaal maat Large, zodat ik mijn shirt in mijn broek moest stoppen en hij er aan de onderkant weer uitkwam. Mijn mouwen stroopte ik op, en iedereen lachte me uit omdat ik zo klein was. In de kleedkamer werd de wedstrijd alvast goed doorgenomen. We hadden | |
[pagina 41]
| |
al vaak tegen Maassluis gespeeld, omdat zij praktisch buren waren. Laatst op een toernooi hadden we nog met 3-0 van ze gewonnen, dus het zou nu ook weer een eitje zijn. Marloes en Chantal kenden sommige tegenstanders persoonlijk, omdat ze bij elkaar op school zaten, of zelfs bij elkaar in de klas. Zo wist je precies wie er een blessure had, wie er net hersteld was van een blessure, wie er ongesteld was, en wie de buitenspelregel maar niet begreep. Altijd handige informatie. John kwam binnen om de opstelling te bespreken. Een paar gegevens stonden elke week vast: Marloes in de spits, Erin laatste vrouw, Chantal was keeper, en Kelly midmid. De rest was een logisch ruilspelletje dat elke week opnieuw werd gespeeld. Ik mocht rechtsmidden, een mooie doorspeelpositie. John hamerde nog eens op het belang van scoren en aanvallen vóór alles. Wij zouden het spelletje bepalen. Ook geen pingpong dit keer, de hele wedstrijd op hun helft. Nog één extra opmerking: niet ruziën en vechten op het veld, dat doe je maar na de wedstrijd. In Maassluis vochten we altijd. Eén keer op het veld. Dat had Erin een rode kaart bezorgd (en een gescheurde nagel, zei ze kwaad), en zonder laatste vrouw was onze verdediging waardeloos. Het werd in het laatste kwartier 4-0 voor Maassluis. Wij beloofden allemaal onze handjes thuis te houden. ‘Goed,’ zei John, ‘warmlopen,’ en wij begonnen aan de rondjes om het veld. Het spel begint altijd hetzelfde: iedereen staat op het veld, op de plek die zo'n beetje overeen komt met jouw positie. De aanvoerders van de twee teams staan met de scheids in het midden. De scheids gooit een muntje op. Wij winnen altijd met tossen, ik weet niet hoe dat zit, maar goed. Wij hebben dan aftrap. De aftrap is ook altijd hetzelfde: Marloes tikt de bal naar Kelly, een stukje naar achteren. Zij tikt 'm dan altijd naar mijn kant, een stuk naar voren zodat ik soms nog hard moet lopen om de bal te kunnen opvangen en meenemen tegelijk. Vervolgens speel ik 'm terug naar Marloes, die wel een stukje naar voren gaat, maar niet te ver, want dan staat er ineens te veel verdediging. Na die drie trappen was het spelletje echt begonnen, dan stond je niet meer in de startpositie maar in de echte speelpositie. Soms scoorde Marloes al binnen een minuut, dan lachten we de tegenstander uit. Dit keer ging het lastiger. Een potig manwijf was laatste vrouw. Iedereen wist wie het was: Ruby, ze zat bij Marloes in de klas, en ze stond er om bekend dat ze niemand door liet. Zij was precies het type waar iedereen aan denkt bij damesvoetbal. Kort haar, jongensachtig, en ook na de wedstrijd in trainingspak. Schelden en spugen als een vent. Volgens Marloes en Chantal was ze ‘heus wel aardig’ en ‘heus niet meteen een pot, hoor’, maar voor ons was ze toch alleen maar een laatste vrouw die in de weg stond, dus het boeide niet of ze aardig of pot was. De eerste helft bepaalt wat voor soort spel het is. Een spel waarbij je de longen uit je lijf moet lopen, een spel waarbij je de tegenstander omver kan blazen, een spel dat je nooit kan winnen, een spel waarbij je moeite moet doen te blijven staan, een agressief spel, een mak spelletje. Soms heb je na de eerste helft al verloren, soms heb je dan al gewonnen. Na de eerste helft konden we nog niet zeggen dat we gewonnen hadden. En we twijfelden eigenlijk nog of we dit wel zouden winnen. Het was 1-1, en het was een rotspelletje. Wij waren net iets beter dan zij, daar waren we van overtuigd, maar het kostte ons erg veel moeite dat te bewijzen. John gaf een spelanalyse en tactische strategieën voor de tweede helft, maar niemand luisterde. Alles doorspelen naar Marloes, en dan scoren, of zoiets. Wij dronken onze thee, en wat water nog, we hijgden uit, en dan moesten we weer het veld op. | |
[pagina 42]
| |
Het was gaan regenen. Het veld was al klote, maar nu was er helemaal geen bal meer op te spelen. Een mooie pass die je normaal zou aannemen en mee doorlopen viel nu voor je voeten stil, terwijl je voeten door wilden lopen. Een sliding gaat wel lekker op zo'n modderig veld, maar voor je het weet lig je tien meter verder. Moeizaam trapten we ons de wedstrijd door. Ik speelde alle ballen door naar Marloes, maar steeds stond dat potige wijf ertussen. De waterzakdrager had net naar ons gegild dat we nog maar tien minuten hadden, waaraan Harry toevoegde dat we het wel konden schudden als we nu niet scoorden. Geen kampioen, geen feestje, geen sponsor. Kelly gaf me een lange pass in de diepte. Ik moest nog hard lopen om hem te halen (Abe Lenstra had er niet voor gelopen). Het potige manwijf kwam op me af. Ik hoorde de andere Maassluismeisjes gillen: ‘Pak 'm, pak 'm!’ (Het is altijd ‘hem’ bij voetbal, ook als het om meisjes gaat.) Maar ik pakte haar. Op het moment dat zij met volle kracht op me in wilde beuken, haalde ik mijn rechtervoet voor de linker langs, een behendig sprongetje waarmee ik vol op haar tenen belandde. Hoewel ik niet zo zwaar woog als zij, maakten mijn ijzeren noppen de aanval tot een geslaagde. Ze wankelde, kermde van pijn en viel bijna. Met links speelde ik de bal om haar heen. Voor ze me weer bij was, speelde ik de bal door naar Marloes. Een kwestie van afmaken. Ik ben niet de beste rechtsmidden, maar deze keer had ik een goede assist gegeven. Een intikkertje. De sponsor was binnen. Maar Marloes treuzelde. Ze nam de bal aan met rechts, en schoot niet in één keer door, maar liep eerst een stukje. Toen nam ze hem op haar linkervoet, om daarmee uit te halen. Maar ze was rechtsbenig! Een soft balletje werd het, de keeper hoefde alleen maar te bukken. In de kleedkamer schold John iedereen uit, mij net zo goed als Marloes. Voetbal is een teamsport, als je verliest, verlies je allemaal. John liep daarna naar de kantine, om te flipperen. Hij ging altijd flipperen als we verloren hadden. Als je flippert, heb je zelf het spel in de hand. Bij flipperen kun je ook niet echt verliezen. De douches waren klote, maar dat zijn ze altijd op voetbalclubs. Als je de één warm zet wordt de ander koud. Ik wilde Marloes nog vragen waarom ze die bal zo lomp had aangenomen, maar ze was al weg. Ging zeker ook flipperen. Omdat ik als laatste klaar was, moest ik de shirts opruimen die van VV Maassluis waren. Ik nam de zak met blauwe, te grote shirts mee en liep naar het ballenhok. Ik deed de deur met een zwaai open en gooide de zak naar binnen. ‘Hé joh, kan je die niet een beetje netjes neerleggen!’ schreeuwde een oud mannetje van de club door de gang. Ik stapte de deur in en graaide naar de zak, maar kon hem niet meer vinden. Ik deed het licht aan. Tegen de muur stond Marloes, voor haar zat Ruby het manwijf op haar knieën. Ruby draaide haar hoofd om, en langs haar oren zag ik het bosje schaamhaar dat Marloes altijd zorgvuldig binnen de bikinilijnen beperkt hield. Ik pakte de shirts op en legde ze in een wasmand, alsof er niets aan de hand was. Ik wilde bijna sorry zeggen. Maar ik bedacht me, zag het rugnummer op Ruby's voetbalshirt, en Marloes die naar de grond keek en haar slipje beschaamd omhoog trok. Boos riep ik: ‘Vieze befpotten!’, want ik wist niets beters te zeggen. Met een klap sloeg ik de deur dicht, en ik rende naar de kantine. Daar bestelde ik een portie patat met bitterballen. Erin heeft die dag Marloes in elkaar geslagen, het kostte haar drie nagels. |
|