huisdichters aangetrokken, het gewone volk had onderhand ook eens recht op een eigen dichter. Cultuurwethouder Wicher Pattje vond het maar lariekoek. Nederland heeft al een dichter des vaderlands; in voorkomende gevallen zou Gerrit Komrij best facilitaire poëtische bijstand kunnen leveren mocht Groningen ooit om een volksverbindend gedicht verlegen zitten, moet hij gedacht hebben. Groningen heeft volgens cultuurwethouder Pattje ook helemaal geen dichters van voldoende formaat.
(Ingmar Heytze constateerde in de week na de ramp dat we in blessuretijd leefden. In blessuretijd is er altijd één ploeg aan het jagen op een laatste redding, het andere team wacht af. Ik reken mijzelf doorgaans tot de tweede soort.) Dan had cultuurwethouder Pattje mooi buiten de machtige arm van de Epibode gerekend. In no-time waren daar een kleine twintig handtekeningen van Groninger dichters verzameld. Via diezelfde Epibode stroomden de eerste sollicitatiebrieven al binnen. En dat terwijl de gemeente een raad van wijze mannen heeft ingeschakeld om de stadsdichter op de landelijke gedichtendag van 31 januari 2002 bekend te maken. Een van de zelfbenoemde gedoodverfde kandidaten, Driek van Wissen, liet al meteen weten niet geïnteresseerd te zijn. ‘In Groningen gebeurt te weinig om flitsende sonnetten over te schrijven. Dan ligt er weer een tegeltje scheef of gebeurt er iets anders onbenulligs.’ Ronald Ohlsen, Albertina Soepboer, Rense Sinkgraven en Daniël Dee willen wel. Indachtig Gerrit Komrij's afstand tot zijn onderwerp denkt ex-Groninger Ruben van Gogh bij uitstek geschikt te zijn voor de functie. ‘Doordat ik nu te Utrecht resideer, kan ik met de juiste reflectie de stedelijke strapatsen in Groningen aanschouwen, terwijl ik tegelijkertijd als voormalig bewoner voldoende invoelend vermogen heb. Deze combinatie moet een vruchtbare bodem bieden, waaruit gedichten kunnen ontspruiten, die naast een specifiek Groninger karakter een universele waarde uitdragen.’ (Ik schrijf dit in september, u leest dit in november, misschien ben ik november ook wel gelukkiger. Ik wil het niet over New York hebben. Het mag nog niet van Joost Zwagerman, het kan al niet meer volgens H. Becker. Het zal wel ongefundeerd doemdenken zijn, maar wanneer men in de USA al te wild met een vlag wappert, sneuvelen hier in Hollandistan de ruiten van elektronicawinkels en luxe-kledingzaken.) En dan is er nog de plaatselijke dichter Cor van der Wal, die met zijn motivatie de hele raad van wijze mannen bij voorbaat overbodig maakt: ‘Ik vind dat ik de Groningse stadsdichter moet worden. Dan heb ik ook wat te doen en ik ben ook nog geniaal. Ik ben op alle anderen tegen omdat ze stout zijn.’
(Waarom lukt het me niet om deze In-den-beginne over Groningen te laten gaan? Op de Grote Markt staan twee gigantische wolkenkrabbers in de weg.) In deze § een reportage van de Groninger stadschroniqueur Bart FM Droog over die literaire oase in Noordoost Nederland en haar stoute onderdanen. Verder strips van de Groninger stadsstriptekenaar Barbara Stok en aandacht voor de bloemlezing van de jongste generatie dichters, samengesteld door de voormalig huisdichter van de Rijksuniversiteit Groningen Daniël Dee.
Groningen, Groningen: a name so nice you just have to say it twice.