niet aan willen of kunnen voldoen. Daardoor ontstaan allerlei problemen. Hoe kun je van mensen verwachten dat ze zich aan regels houden als de samenleving die die regels maakt zich volledig van hen heeft vervreemd?’
Buiten blaft een hond. Een mannenstem buldert: ‘Afra, hier.’ Ik bedenk dat de combinatie van deze geluiden te goed past bij wat Jan Roelof net heeft gezegd. Te vet. Niet geschikt voor het uiteindelijke artikel. Dan stel ik hem de laatste vraag. Wat betekent voor hem het begrip generatie X?
‘De roman Generation X van Douglas Coupland heeft me zeer zeker beïnvloed. Net als de punk was ook het yuppiedom een poging om te ontkomen aan de beklemmende wereld van de babyboomers. Maar het egocentrisme dat zij brachten bleef bestaan. En onze samenleving is nog steeds helemaal op consumptie gericht. De jongste generatie schrijvers toont de huidige werkelijkheid vooral op ontluisterende wijze. Zij registreert de lelijkheid, de normloosheid, de leegheid van het bestaan. Coupland doet dat heel goed. Er zijn natuurlijk veel meer voorbeelden. Neem bijvoorbeeld Elementaire deeltjes van Houellebecq. Dat is een fantastisch boek. Heel veel mensen willen dat helemaal niet lezen. Met name de babyboomers. Ze voelen zich erdoor beledigd.’
Ik maak nog enkele aantekeningen terwijl Jan Roelof toekijkt. ‘Ik heb genoeg,’ zeg ik. We staan tegelijk op. ‘Ik breng je even naar het trappenhuis,’ zegt hij. We verlaten de werkcel. Een afscheid van weinig woorden. Groningers onder elkaar. Probleemloos verlaat ik het Huis van Bewaring.
Een week later stap ik uit de trein op het station van Duiven, de woonplaats van Arjan Witte (1961). Hem wil ik interviewen over zijn debuutroman Rode zeep (In de Knipscheer, 1995). Ik heb het boek herlezen en opnieuw heb ik me verbaasd over het ongeëvenaarde samenspel van humor en zwartgalligheid. Wat was zijn drijfveer om in de roman een groep Utrechtse jongeren in beeld te brengen die zich overgeven aan volledig liefdeloze seks, buitensporige gewelddadigheden en criminaliteit? Een hang naar engagement? De behoefte om op ontluisterende wijze de werkelijkheid te tonen? Voor het station staat een bord met een plattegrond van Duiven waarop de bekende pijl is afgebeeld met de tekst U BEVINDT ZICH HIER. Ik zoek Arjans straat op en begin te lopen. Na enkele minuten besef ik dat ik verkeerd ga. Terug bij het station ontdek ik dat het U BEVINDT ZICH HIER-bord aan de verkeerde kant van het station is neergezet. ‘Shitbord,’ mompel ik en krijg even een visioen waarin ik mezelf eigenhandig het geval uit de grond zie trekken. Ik draag het over de rails en plant het aan de andere kant. Nogmaals ga ik op pad. Nu in tegengestelde richting.
Arjan loopt me in zijn voortuin tegemoet. Enthousiast als altijd begroet hij me. We kennen elkaar goed van de podia, de festivals, de boek- en bundelpresentaties en de nieuwjaarsborrels van Uitgeverij Kwadraat dat Vrijstaat Austerlitz uitgaf, het literaire tijdschrift waar Arjan redacteur van is (Vrijstaat Austerlitz ging na het faillissement van Uitgeverij Kwadraat door als internettijdschrift http://go.to/vrijstaatausterlitz.)
In Arjans riante woonkamer ga ik zitten op de driezitsbank. Als ik mijn schrijfblok op schoot neem roept hij uit: O jé, zo ken ik je helemaal niet. Je bent straks toch wel weer gewoon Ronald, hè? Laten we als we klaar zijn een ritje gaan maken door Duitsland.’
Ik vind dat een prima plan. Arjan haalt diep adem en brandt los: ‘Ik begon met het schrijven van Rode zeep, vooral omdat ik Utrecht miste. Ik wilde mijn onverantwoordelijkheid van toen terughalen. Ik had inmiddels een gezin, ik had een van-negen-tot-vijfbaan en ik woonde in Duiven,’ geeft hij als aanleiding voor het schrijven van zijn roman.
De wereld die hij in Rode zeep herschept, is gesitueerd in de Utrechtse wijk Zuilen ergens in de tachtiger jaren. Met het sluiten van de fabrieken daar en de werkloosheid die er dan ontstaat, begint ongeveer zijn roman in dertien episodes. De taal van het boek is hard, lijkt rechtstreeks van de straat te komen. De personages hebben zonder uitzondering lak aan de wereld om hen heen. De ik-verteller beschrijft onbewogen wat de consequenties zijn van hun ondermijnende gedrag. ‘Laatst was ik nog in Zuilen. Met vrouw en kinderen. Opa was jarig. Hij liet ons de aluminium deurstrippers tegen breekijzers zien. Eigen vinding. Er was ook mokkataart. En iemand vertelde ons dat Coens was doodgestoken in de bajes. Bewakers hadden zijn celdeur opengelaten. Met opzet. Zo gaan die dingen. De mokkataart was van binnen nog wat bevroren.’ Zo luidt de laatste alinea van het boek. De gelaten registratie levert een verontrustend verhaal op. Emoties lijken taboe. ‘Het gevoel is niet belangrijk in onze maatschappij omdat het niet efficiënt is. Doordat er te weinig aandacht aan wordt besteed, ontstaat er een grote honger naar sensatie.