Passionate. Jaargang 8
(2001)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |
op tournee met Herman Brusselmansfotografie: Meriam Wehrens
| |
[pagina 17]
| |
Met een handvol papieren voor zich zit Herman Brusselmans enigszins onderuit op een laag stoeltje. Zijn lange haar hangt af op zijn leren jasje, hij klemt een sigaret tussen twee vingers en de ogen achter zijn zwart gemontuurde bril gaan heen en weer van de tekst naar de zaal. Met zijn lijzige voorleesstem zegt hij: ‘Het volgende verhaal komt uit mijn nog te verschijnen verhalenbundel Genitaliën.’ Hij pauzeert net lang genoeg voor het vereiste effect. ‘Eigenlijk is de titel veel langer, maar die kon niet op het omslag. De volledige titel is namelijk: Eén Frankrijk, twee Duitslanden en geen Italiën.’ Zijn hoofd gaat genietend wat naar achteren terwijl hij een lange haal van zijn sigaret neemt. De hilariteit golft door de zaal. Een grijze heer schuin voor me, hij moet beslist al een eind in de vijftig zijn, lacht hard en met wijdopen mond. Hij heeft waarachtig tranen in zijn ogen en stoot de veel jongere man naast hem aan om zijn pret te delen. Geen twijfel mogelijk: hij krijgt waar voor zijn 2,50 gulden entreegeld. En dit was nog maar het begin van een avond waarop zeer zeker gelachen mocht worden.
Het heeft geen zin om te ontkennen: ik ben een fan van Herman Brusselmans. Sinds 1984 al. Toen ik zijn in dat jaar verschenen roman Prachtige ogen las - zijn eerdere verhalenbundel Het zinneloze zeilen had ik in eerste instantie gemist - was ik verkocht. Ik viel compleet voor zijn Salinger-achtige overdrijvingen, zijn zwarte humor, zijn losse, quasi-simpele verteltrant. In lange telefoongesprekken heb ik m'n jongste broertje hele stukken uit het boek voorgelezen. En nadat in 1985 De man die werk vond was uitgekomen wist ik: die man moet ik interviewen. Mijn toenmalige krant, het Utrechts Nieuwsblad, had geen bezwaar, ik maakte via Brusselmans' uitgeverij een afspraak en ik reisde af naar Gent. Herman was toen nog getrouwd met Gerda, die in zijn boeken Gloria heet. Ze ging me hartelijk en druk pratend voor naar de woonkamer, waar Herman zich op een stoel in een hoek bij het raam had verschanst. Hij zei aanvankelijk niet veel en wilde duidelijk eerst weten wat hij aan die lange, kortharige, bebrilde Nederlander had. Van zijn goede vriend Tom Lanoye, die ik - eveneens uit pure bewondering - enkele maanden tevoren had geïnterviewd, wist ik dat het geen kwaad kon om een fles drank voor Herman mee te nemen. Het was een gewone Johnny Walker Red label. Hij pakte de fles glimlachend uit en zette die zonder veel omhaal achter zijn stoel. Of ik koffie wilde? Gerda gaf me wat en Herman nam zelf een flesje Jupiler: ‘Ik begin pas zo laat mogelijk op de dag met whisky. Ik begin altijd met bier, want dat vind ik eigenlijk niet zo lekker. Dan drink ik tenminste niet zoveel.’ | |
TourneeNa dat eerste interview volgden er nog vele, zowel in het openbaar als in zijn opeenvolgende Gentse woningen. Soms liet ik twee jaar niets van me horen, maar als ik hem dan weer belde, reageerde Herman steevast alsof we elkaar de week tevoren nog gesproken hadden. Ik volgde zijn productie op de voet, recenseerde praktisch al zijn boeken en kreeg langzamerhand een vriendschappelijke relatie met hem. Ik schreef een stuk over Brusselmans in het Kritisch Literatuur Lexikon. En in het jaar waarin we allebei veertig werden, 1997, stelde ik een feestboek samen: Wie is Herman Brusselmans en waarom? Daarin stonden bijdragen van andere Brusselmansianen, te weten de schrijvers Tom Lanoye, Ronald Giphart, Paul Mennes, Jerry Goossens, Herman Koch en Manon Uphoff en de tekenaars Hec Leemans, Gummbah en Erik Meynen. Behalve voor de samenstelling zorgde ik zelf ook voor een omvattend interview, dat in vier delen door het boek verspreid was. Sindsdien had ik hem nog een keer in het openbaar geïnterviewd bij de presentatie van Vergeef mij de liefde, begin 2000. En toen kwam in november van datzelfde jaar de Brusselmans-tournee. Die werd georganiseerd ter gelegenheid van de verschijning van In onze prachtige barre tijden, een verhalenbundeltje dat exclusief verkrijgbaar is bij de ‘boekhandels met*)’, ofwel de Boekhandelsgroep Nederland (BGN). Deze groep bestaat uit de grote academische Nederlandse boekhandels, die gevestigd zijn in de studentensteden. Het boekje, dat zes niet eerder gebundelde verhalen bevat en een kloeke tachtig bladzijden telt, is er verkrijgbaar voor de weggeefprijs van 4,95 gulden. De bedoeling erachter was overduidelijk: lezers die Brusselmans' werk niet kenden, konden zo goedkoop met hem kennismaken. En degenen die hem al wel tot hun favorieten rekenden, hadden een extra reden om een BGN-boekhandel binnen te lopen en daar allicht nog meer te kopen. Om maximaal profijt te trekken uit de promotieactie hadden vier van de betrokken boekhandels Herman Brusselmans gecontracteerd voor een | |
[pagina 18]
| |
signeer- en voorleesavond: Broese in Utrecht, Van Piere in Eindhoven, Scheltema Holkema in Amsterdam en Kooyker Ginsberg in Leiden. De andere BGN-boekhandels verwachtten niet dat een Vlaamse auteur veel publiek zou kunnen trekken, dus maakten ze geen gebruik van de mogelijkheid om Brusselmans uit te nodigen. Mij werd gevraagd of ik tijdens de tournee de vaste interviewer wilde zijn. Alleen bij het Leidse optreden kon ik niet; daarvoor werd Trouw-criticus Onno Blom ingehuurd. | |
Sfeerrijke bullshitDe eerste de beste avond bleek dat de Groningse, Nijmeegse, Rotterdamse en Tilburgse BGN-vestigingen een inschattingsfout gemaakt hadden door Brusselmans niet uit te nodigen. Hoewel er (2,50 gulden) betaald moest worden om het optreden bij te wonen, waren alle 120 kaarten bij Broese in Utrecht al 's ochtends om tien uur schoon op. De rest van de dag en ook 's avonds moest er nee worden verkocht aan een grote hoeveelheid belangstellenden. Brusselmans was ruim op tijd aanwezig. Hij werd vergezeld door Bert, een van zijn vaste chauffeurs (Herman zelf rijdt geen auto). Hoewel hij al honderden keren voor een zaaltje heeft gestaan, was hij toch weer nerveus. We praatten even over de lopende rechtszaak tegen zijn omstreden roman Uitgeverij Guggenheimer, die uit de handel was gehaald omdat een Vlaamse modeontwerpster zich beledigd voelde door een passage daarin. De mensen kunnen tegenwoordig niet meer het fatsoen opbrengen om zich lekker te laten beledigen, was de conclusie waarmee Herman grijnzend instemde. De Brusselmans-show begon met het voorlezen van het verhaal ‘Gevaarlijke hobby's’, dat hij nooit gepubliceerd heeft, maar alleen bij podiumoptredens gebruikt. Met zijn kenmerkende trage verteltoon sleepte hij het publiek van grap tot grap (‘Zelf heb ik aan de overstroming een zwemdiploma overgehouden, dus mij hoor je niet klagen, hoewel het zwemdiploma naderhand een vervalsing bleek en ik dus helemaal niet kon zwemmen.’). De aanwezigen hielden gelukkig net zoveel van dit soort ‘sfeerrijke bullshit’ - copyright Kamagurka - als ik, dus de stemming zat er algauw goed in. Herman legde de zweep er vervolgens over met een keihard stuk uit zijn roman Pitface, die enkele maanden later zou verschijnen. In de pauze stond er een lange rij voor zijn tafeltje. Sommige toeschouwers hadden een halve plank Brusselmans-boeken van huis meegenomen om die te laten signeren. Bijna alle aanwezigen kochten een exemplaar van In onze prachtige barre tijden, dat in een stapel naast Herman lag. Hij stond iedereen serieus te woord, schreef desgevraagd opdrachten in boeken en werkte zich in slechts het dubbele van de geplande tijd door alle wachtenden heen. Meteen daarna begon het interview. | |
Bent u dat?Bij een vraaggesprek met een schrijver voor een zaaltje moet je als interviewer vooral je mond weten te houden. Natuurlijk dien je wel grondig voorbereid te zijn, want je fungeert als aangever voor de hoofdgast, degene voor wie het publiek nu eenmaal gekomen is. De vragen moeten opstapjes zijn, waardoor de auteur de gelegenheid krijgt om te praten over onderwerpen waarover hij of zij iets te zeggen heeft. Ieder goed interview met Brusselmans gaat over angst: de wurgende levensangst die slechts met drank, sigaretten, slap gezeik en mooie vrouwen te onderdrukken is. Het gevecht tegen die angst heeft in zijn boeken gaandeweg een andere vorm gekregen. In zijn Ex-trilogie (respectievelijk Ex-schrijver, Ex-minnaar en Ex-drummer) kropen er langzamerhand cynisme en vormen van gewelddadigheid bij. In enkele verhalen uit In onze prachtige barre tijden vergelden personages geweld met extreem geweld. En ook in Pitface weigert de hoofdpersoon (‘“Ik ben Herman Brusselmans,” zei Pitface, “en al de rest is schijn.”’) zich als slachtoffer te gedragen. Ernstig legt Brusselmans de zaal uit dat zijn gezondheid het hem weliswaar niet meer toestaat om te drinken, maar dat hij momenteel pillen heeft die zijn depressies weten te beteugelen. Dat hij zo gelukkig is in zijn steeds teruggetrokkener leven met Tania, die in zijn boeken de droomvrouw Phoebe is. Dat hij zich de laatste tijd ernstig heeft laten beïnvloeden door Bret Easton Ellis, wiens seriemoordenaar-roman American psycho hij een van de geestigste boeken noemt die hij kent. Dat hij zijn personage Guggenheimer na twee van de drie beoogde boeken over die persoon liever voortijdig te grave draagt dan dat hij op bevel van de rechter ook maar een letter verandert aan Uitgeverij Guggenheimer. Na afloop mag het publiek vragen stellen. In dat soort confrontaties is Brusselmans onnavolgbaar, had ik al eerder gemerkt. Enkele jaren eerder was bij een literair café-sessie elders in Utrecht een man opgestaan, die zijn vraag als volgt inzette: ‘Meneer Brusselmans, ik heb al uw boeken...’ Waarop Herman | |
[pagina 19]
| |
hem in de rede viel: ‘O, bent u dat?’ Temidden van het gelach ging de man maar weer zitten. Dit keer blijven zulke verbale afmakers uit, ook al komen er wel erg veel vragen. Het is over half elf als Herman en Bert de terugreis naar Gent kunnen inzetten. ‘Volgende keer rijdt Tania,’ belooft Brusselmans. | |
Intelligent publiekEen week later sta ik in Eindhoven al met de boekverkopers te praten, als Herman binnenkomt met opnieuw Bert. ‘Tania is nauwelijks veranderd,’ zeg ik, terwijl ik Brusselmans de hand schud. Zijn mondhoeken gaan bijna onzichtbaar een stukje omhoog als hij naar Bert kijkt en antwoordt: ‘Daarom hou ik ook zo van haar.’ Ook ditmaal zit de zaal met ruim 120 mensen totaal vol. Herman begint het voorlezen van ‘Gevaarlijke hobby's’ met een van zijn standaard-grappen: ‘Ik heb een nieuw verhaal geschreven, dat ik graag een keer wil uitproberen voor een intelligent publiek. Dat zal ik dus volgende week doen in Tilburg. Voor u heb ik gewoon een oud verhaal meegenomen.’ Hij incasseert het te verwachten gelach als een vanzelfsprekendheid. Terwijl Brusselmans uit Pitface voorleest, fluistert de winkelchef me toe dat hij niet had verwacht dat deze auteur zoveel toeschouwers zou trekken. En nog wel uit zulke uiteenlopende leeftijdsgroepen! In de pauze zijn er twee mensen bij de kassa nodig om de enorme toeloop van kooplustigen te kunnen verwerken. Herman signeert talloze exemplaren van In onze prachtige barre tijden en ook alle aanwezige exemplaren van De koffer, het zojuist verschenen stripboek dat hij samen met tekenaar Caryl Strzelecki maakte. Opnieuw duurt de pauze aanzienlijk langer dan voorzien. Tijdens het interview is Brusselmans veel losser dan in Utrecht. In zijn antwoorden over de rechtszaak toont hij zich echter getergd: zonder een spoor van ironie verklaart hij dat literatoren die aanwijsbare elementen uit de werkelijkheid in hun proza verwerken wel kunnen inpakken als de rechter toegeeft aan de eisen van de Vlaamse modeontwerpster die zich door hem beledigd acht. Ook in het vragenrondje aan het eind is hij scherper dan een week tevoren. Een jongen met een enkele malen om zijn nek geslagen wollen sjaal wil weten wat de verschillen zijn tussen Nederlanders en Vlamingen. Brusselmans: ‘Ten eerste zou een Vlaming niet snel zo'n domme vraag stellen.’ | |
TelevisieluiVanzelfsprekend was het in Amsterdam vervolgens minder druk dan in Utrecht en Eindhoven. Niet alleen omdat het cultuuraanbod in de hoofdstad nu eenmaal veel groter is dan in de rest van het land, maar ook omdat boekhandel Scheltema Holkema een voorleesannex koffiehoek heeft die maximaal vijftig man kan bevatten. Bovendien was Brusselmans' optreden hier niet op een aparte avond georganiseerd, maar om vijf uur 's middags, terwijl de winkel nog gewoon open was. De aanwezige ruimte zat niettemin helemaal vol met een man of zestig: de stoelen van Brusselmans en mijzelf werden zo ver mogelijk het schaarse decor ingedrongen. We bleken bovendien één microfoon te moeten delen. Het is aan Herman te zien dat hij zich onprettig voelt wanneer een mensenmenigte te dicht naar hem toedringt. Hij laat zich bijna plichtmatig door het interview voeren, leest voor op de automatische piloot en geeft ongeïnspireerd antwoord op de ongeïnspireerde vragen uit de zaal. Voor het signeren is een klein, halfrond tafeltje bij een pilaar ingeruimd. Tussen het publiek bevinden zich diverse mensen van Brusselmans' uitgeverij en andere bekenden. Een aanstellerig hoog lachende man met een fantasiemontuur dringt schaamteloos voor, met onder zijn arm een van diep decolleté voorziene juffrouw die koket haar onderlip naar beneden trekt met haar wijsvinger. Zonder te glimlachen zet Brusselmans een handtekening en de gevraagde opdracht (‘Zet er maar in: voor mijn allerbeste vriend Ralph, ja!’) voorin een exemplaar van In onze prachtige barre tijden. Op mijn vragende blik antwoordt Herman schouder-ophalend: ‘Televisielui. Vinden zichzelf belangrijk omdat ze veel geld verdienen.’ Bij het afscheid voegt Brusselmans me toe dat hij het eigenlijk ongepast vindt dat ik hem 's zondags bij Kooyker Ginsberg in de steek laat. ‘Maar Onno Blom is toch een goede interviewer?’ repliceer ik. Hij trekt zijn leren jasje strakker om de schouders: ‘Jawel, maar dat doet er niet toe. Het gaat om het principe.’ Verdomd, daar heeft hij nog gelijk in ook. Daar zal ik op letten bij de volgende tournee. Herman volente. |
|