met de bouw waren geweest had mijn ontmoeting met de Rotterdamse dichter Joz Knoop dus nooit plaatsgevonden. Of als Frits Bolkestein het kabinet niet had opgeblazen, of als ik niet op het linkerfietspad had gefietst en als de Rotterdamse dichter Joz Knoop bij zijn ontwijkingsmanoeuvre geen inschattingsfout had gemaakt. Maar nee: ‘Rotterdamse dichter maakt flinke smak bij brommerongeval’. Hij wist mij nog net te ontwijken maar zijn trapper bleef haken aan een stoeprand of iets dergelijks. Ik had niets (‘Hoe de Rotterdamse dichter Joz Knoop mijn leven redde’) en wilde alweer verder fietsen toen bleek dat ook hij op het eerste oog ongedeerd was. Ik had duidelijk geen affiniteit met dit soort akkevietjes. Nee, eerst de politie erbij gehaald voor een procesverbaal, daarna telefoonnummers uitgewisseld voor verdere afhandeling door de verzekering. Van mijn verzekeringsagent hoorde ik later dat de gedupeerde wel erg veel schadeposten had weten te bedenken. Zoveel vondsten op een schadelijst, hier moest een dichter aan het werk zijn geweest. Wie niet beter wist zou denken dat er aan het lijf van Knoop geen draad meer heel was, de brommer aan gruzelementen en de helm (die bij het ongeluk spontaan van zijn harses was gerold! Daar heb je wat aan!) als een ouwe walnoot gekraakt in duizend scherven.
Zes jaar later kwam ik Joz Knoop opnieuw tegen bij het maandelijkse podium ‘Poëzie in de Consul’ in het filmcafé in Rotterdam. Ik herinnerde hem half lachend aan ons voorval maar wist niet goed raad met mijn houding toen hij mij vertelde sinds dat ongeluk nog geregeld last van lijf en leden te hebben; vooral op koude dagen had hij er danig onder te lijden. Als spijtbetuiging kocht ik maar zijn bundel Vingerafdrukken die net bij Stichting Innocenti was verschenen. Even hoopte ik nog dat er een gedicht over ‘De crash’ in zou staan, maar Joz Knoop bleek geen dichter van noodzaak & hartenkreet; zijn gedichten leken het resultaat van met veel taalplezier bedreven dichtspelletjes. Vrolijk en vrijblijvend.
Weer zes jaar later klaagt Joz Knoop in een e-mail aan de redactie dat het wat betreft de poëzie in Passionate hard achteruit holt. ‘Sommige gedichten zijn gewoon niet te pruimen. Passionate straalt niet meer.’ Het is niet duidelijk of Knoop nu, om onze laatste zes nummers er eens bij te pakken, Boris Ryzji, Ingmar Heytze, M.L. Lee, Samir el Gamal, Menno Wigman, Ronald Ohlsen, Henk Houthoff of Weldon Kees bedoelt. Voor wie alleen gedichten uit zijn eigen postcodegebied waardeert zijn dit inderdaad geen aanlokkelijke namen. Zelf vind ik het nogal een imposant lijstje waar een aantal werkelijk overdonderende gedichten achter schuil gaat. Dit lint van gedichten langs zes nummers § vormt voor mij de ruggengraat van het blad. Met de gedichten van Hone Tuwhare loopt het lint ook in dit nummer door. Het zelfportret van de Passionate die ik voor ogen heb is uit deze dichters opgebouwd. Helder. Precies. Gedreven. Poëzie die zich niet neerlegt bij haar nutteloosheid en, tegen de verdrukking in, met alle macht nodig wil zijn. Liefhebbers van vrolijke taalspelletjes raad ik aan een tv-gids aan te schaffen. Tussen zes en acht regent het spelletjesprogramma's op de buis. Of daar ook een speciaal Rotterdams taalspelletje bij zit weet ik niet. Ik kijk nooit naar de regionale omroep.
Die gestripte precisie waar ik zo van houd in de poëzie, vind je in deze § ook terug in de bijdragen van Thomas van Aalten en M.L. Lee. Gedreven tot in de diepste vezels van het verhaal. Zo kon de redactie domweg niet om het naar §-maatstaven veel te lange verhaal van M.L. Lee heen. Maar wat leest dat verhaal dan weer allemachtig snel, zeg! En snel is de norm bij §. In de supermarkten is er momenteel een trend in hoogkwalitatieve magnetronmaaltijden. In tien minuten op tafel waar je in een restaurant meer dan een uur op moet wachten. Passionate als literaire microwave, zie je het voor je?
Richard Dekker