willen maken, haar ziel blootgelegd om beweging in zijn blik te krijgen. Jacqueline Q. had over haar blokfluitlessen verteld. Muziek was haar thuis. Alleen als ze op het podium stond was ze echtzichzelf: ‘Ik blonk uit. Ik kon iets wat anderen niet konden. Mensen horen me graag zingen. En dat had ik zo nodig, want als kind was ik een grijze muis. Ik had een brilletje en ouderwetse kleren. Ik werd gepest en haatte mezelf tot ik besloot dat ik alles uit het leven wilde halen. En toen ben ik ontdekt.’
‘Wil je echt de nieuwe Madonna worden?’
Ze begon hard te lachen. Ze gooide haar haren naar achter. De lach kwam uit de diepte en rolde door tot hij JP in zijn onderbuik raakte. Ze was de hele tijd bloedserieus geweest. Nu brak ze open. ‘Jij ook al?’ zei ze. ‘Mensen hebben het daar de hele tijd over. Maar natuurlijk wil ik de nieuwe Madonna worden.’
JP vertelde dat hij het zo goed van haar vond dat ze in zichzelf geloofde: ‘Mensen vinden je al snel arrogant, maar anders bereik je ook niks.’
Ze knikte heftig. Haar haren deinden, haar borsten barstten uit haar jurk. ‘Jou vinden ze zeker ook arrogant, hè. Zoals je daar nu zit. Je kijkt of niemand je iets kan maken.’
‘Ik zing ook.’
‘Ik wil wel iets van je horen.’
JP kon geen auto meer rijden. Recht lopen kostte al moeite. Hij laveerde langs de tafeltjes om naar de wc te gaan. Hij rekende erop dat hij bij Jacqueline Q. in bed zou belanden. Ze had een hitsige stem en dat ze de ‘e’ inslikte zou hij voor lief nemen. Bij de pisbakken bedacht hij dat ze veel gemeen hadden en hij glimlachte.
Toen hij terugkwam hield ze hem vast met haar ogen. Haar mond zakte wat open. Er rolden geen woorden meer uit. Hij keek terug terwijl hij zich langzaam op zijn stoel liet zakken.
Hij had geen condooms bij zich. Misschien had zij wat liggen.
‘Heb ik je genoeg verteld?’ vroeg ze hees.
‘De Trom bestaat niet.’
‘Wist ik wel.’
Ze verhieven hun lichamen en probeerden over de tafel, naast de bloemenvaas, hun tongen in elkaars mond te steken, maar het tafeltje was te breed. De tafel wankelde. Een glas viel om. Hij vergat nog bijna zijn cassetterecorder toen ze nagekeken door vier stuks starend personeel het restaurant verlieten.
Ze zongen in de zon. Ze woonde nog thuis. Achttien was ze. Ze konden een hotel nemen, stelde hij voor. Ze kon thuis zeggen dat ze bij een vriendin logeerde, zei zij.
‘Ik hou van schouders,’ fluisterde ze, terwijl ze JP's zijden piratenbloes streelde.
‘Ik van borsten.’
JP en Jacqueline Q. lagen op een hotelbed in Assen. JP hield zijn ogen gesloten. Als hij door zijn oogharen keek, zag hij haar slaafse ogen op zijn gezicht gericht. Alsof ze het Licht had gezien en hij dat was. De drank was gezakt. Het was pas negen uur en hij wilde naar huis.
‘Hoe voel je je?’ vroeg ze.
Hij humde.
‘Was het lekker of heb je nu spijt?’
‘Tuurlijk niet,’ zei hij met nog steeds gesloten ogen en streelde door haar haar.
In de hotelkamer stonden eikenhouten meubels. Aan de muur hingen tekeningen van boerderijen. Er hing een opa- en omalucht. Twee vreemden lagen onder een diarreekleurig dekbed met dennennaaldmotief. De weke borsten van de vrouw lilden terwijl haar handen mechanisch over de borstkas van de man gingen. Ze liet rode strepen achter waar ze hem sufgestreeld had.
‘Ik ben benieuwd naar je gedichten,’ fleemde Jacqueline Q. om maar weer iets te zeggen. Ze bleef vragen stellen en van zijn gehum hield ze niet op. Roepen dat ze haar bek moest houden was zijn stijl niet.
JP liet zijn ademhaling langzamer en dieper gaan en zijn armspieren verslappen. Zijn hand zakte van haar schouder langzaam op het kussen. Zijn hart bonsde te hard voor iemand die sliep.