Passionate. Jaargang 8
(2001)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 32]
| |
[pagina 33]
| |
P.O.S.T. | |
Beste Jack,Ik gaf de negen gulden negenennegentig aan de caissière en sloeg in één keer open op ‘Alpenpetje’ - daar had ik me al op verheugd toen ik op de omslag las dat jij in die nieuwe Passionate stond. Maar al na de eerste alinea dacht ik: Mozes fuck, gooi dit maar in m'n baseballcap. Laat ik niet om de hete brei heen draaienhoewel, ik spreek hier eerder van lauwe poep: wat je deze keer hebt geproduceerd, zoiets mag je nooit weer laten drukken! Stond je romandebuut nog vol met mooi in elkaar gezette alinea's, in je ‘Alpenpetje’ was het bij gebrek aan stijl pijpen geblazen. Nu is het heus niet erg om in je teksten afgezogen te worden, maar dat zou in een literair bedoeld stuk meer moeten zijn dan een ondeugend toiletgrapje, anders doe je dat maar in je slaapkamer en niet in een tijdschrift waar ik bijna een tientje voor heb neergelegd. Het begint al in die eerste regel, met de mededeling dat ‘er geen bruiloft is of er wordt wel een liedje gezongen’. Ja, èn? De volgende zin luidt: ‘Ik kende alleen de bruid.’ Verder laat je bruid en liedje liggen en blijkt aan het einde dat dat liedje de kop en de staart van je stuk vormt, al heeft dat helemaal niets met de rest te maken, zoals überhaupt die hele bruiloft niets met het verhaal van doen heeft. En waarom nodigt de bruid nu eigenlijk die ‘ik’ uit? Omdat ze hem drie maanden eerder pijpte en hem op de feestelijke gelegenheid nogmaals met de bruidegom wil vergelijken? Of omdat schrijver Jack Nouws het gewoon leuk vindt om een anekdote op te hangen aan een feestje waarover hij heel gemakkelijk cynische opmerkingen kan maken, zoals Youp van 't Hek dat al jaren veel beter doet? En verder? Verder is het gewoon razend oninteressant dat ene Rob Wolters ook had verloren als de quizmaster het woord ‘alpenpetje’ wel zou hebben afgekeurd. En is het evenzo oninteressant beschreven bovendien. Maar het lelijkst van al is het einde, waarin de ik-persoon de bruidegom een papieren hoedje op zijn hoofd zet om hem te verklaren: ‘[kijk] een alpenpetje’. Hop! Zo gemakkelijk is het: verhaal rond, kop, staart, anekdote ertussen, en dat het een woordspeling is van een vergaande infantiliteit, daar let alleen een kniesoor op. Jack, Wat is er met je aan de hand? Te veel voor je brood geschreven in dat niveauloze krantje Metro? Lees je de columns van je collega's wel eens? Dan zal de constatering zich rap aan je opdringen dat ze niet op grond van hun stilistische capaciteiten aangenomen zijn. Je pen zal daar zo bot worden dat je later nooit meer aan de bak komt, behalve misschien als quizmaster van een verjaardagsshow, ik noem maar wat. Zelfs vroeger aan het studentenblaadje Sum leverde je columns af van hoogwaardiger kwaliteit. Dat waren verdomme de kolommen die me naar de openbare bibliotheek deden rennen om als eerste De gemonteerde vrouw te lenen. Kunnen we het antwoord van het drama uiteindelijk in je ‘Alpenpetje’ vinden? Regel twee, tweede alinea: ‘De meeste auteurs in Nederland verdienen alleen aan een roman doordat die hun marktwaarde voor stukjes in de krant en optredens verhoogt.’ O God, Jack is een beetje verbitterd. Bij onze ontmoeting op Lowlands dit jaar sprak je al over nevenactiviteiten die je zouden beletten om een roman te schrijven, want met een roman verdien je per slot van rekening geen barst, nietwaar? Je zei dat dat schrijven voor Metro alleen maar ‘broodschrijven’ was, te stomvervelend voor woorden. Zelfs durfde je me te vertellen dat je presenteren helemaal niet leuk vindt, en inderdaad, liever was ik door een verdroogde druif aangekondigd, die had het vitaler gedaan. Je had de avond ervoor te veel gezopen, sprak je verontschuldigend. ‘Ben je nou aan een volgende roman bezig?’ vroeg ik je. ‘Al maanden niet, ik heb geen tijd, mijn vriendin is namelijk zwanger.’ - ‘O, da's, mooi.’ - ‘Ja, ik hoop meer tijd te hebben als ze is bevallen.’ - ‘Nou, dat denk ik ook, Jack, een kind in de buik van z'n vrouw lijkt me een hele last voor een schrijver.’
Goed, de fut is er dus uit, dat overkomt iedereen wel eens, alleen jammer dat jij nou net de pech hebt een schrijver te zijn met een zwangere vriendin. En dan al die nevenactiviteiten en dat ook nog met een kater! Verbittering en gebrek aan schrijfenergie, het bekende schrijverssyndroom Klotesmoesjes om mijn schrijfkramp te verbergen. Als je een dag uittrekt om te schrijven, dat je dan de helft van de tijd voor de TV zit. Dat als je wilt schrijven, je nog maar eens bij Metro instuurt, dat je zegt je concentratie niet te kunnen vasthouden, omdat je tussendoor weer eens naar Lowlands moet, of naar een ‘verjaardagsshow’. Zeiken dat je 24 uur per dag schrijver wil zijn, dat je te arm bent, subsidies nodig hebt, een huis groter dan een garagebox, een nieuwe Pentiumprocessor, een andere uitgever of het einde van je relatieproblemen. Terwijl het enige wat je werkelijk nodig hebt nog altijd alleen een Bic is en een blok. Het komt door die angst om nooit meer te kunnen schrijven. De angst dat niemand je meer goed vindt, dat je teveel vrienden hebt om naartoe te gaan, een vriendin die dagjes uit wil. Of tien kinderen, of dat je alles al gegeven hebt in je debuut en er geen woorden over zijn. Dat is heel normaal, dat kan je bij schrijvers verwachten, want ik heb nog nooit een goede schrijver ontmoet zonder nare psychische stoornis, een schrijver die zijn inferioriteitsgevoel niet overschreeuwt, een schrijver die niet stikt in diepe onzelfverzekerdheid - neem nou een Brouwers, een Grunberg, een Reve, zijn die niet groots? En heb je ooit kwijnender zielen ontmoet? Geen der grote schrijvers verontschuldigt zich zeker eens in de maand ten overstaande van zijn uitgever en vrouw of vriend voor zijn wanprestatie omdat hij last van hoofdpijn heeft.
Beste Jack, blijf gerust pijnlijk onzeker, maar stop jezelf te bedotten met je schnabbels, stop na te denken over het schrijven, over de woorden. Lever geen half werk meer af, zoals ‘Alpenpetje’, want je bekende naam laat je niet voor lang wegkomen met shit. Schrijf! Schrijf zoals je schrijft wanneer je huis in de fik staat, zoals Ernest van der Kwast het in diezelfde Passionate uitdrukte. Laten je woorden oorverdovend zijn en ongehoord verstorend! Laat woorden stampen om nietsontziend kapot te maken en alles nieuw, volkomen te herzien! Laat aan woorden niets gelegen liggen, anders verkruimel je van binnen. En laten de woorden van mijn eigen psychiater (hij geeft ook workshops bij Stichting Schrijven) een troost voor je zijn: ‘Je kán het, maar je moet het wel even willen.’ Succes bij de bevalling.
Jeroen Overduin Leiden |
|