Passionate. Jaargang 7
(2000)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 32]
| |
Voor wie goed kijkt, geeft de stad haar geheimen prijs‘September in Rotterdam’ is een jaarlijks terugkerend festival waarmee het Rotterdamse culturele seizoen wordt geopend. Nieuwe, jonge en gevestigde Rotterdamse instellingen en initiatieven bundelen hun krachten en laten zien wat ze in huis hebben. Zij laten zich inspireren door de veranderende stad. Dat uit zich in grootschalige internationale theatercoproducties, maar in ook kleine waardevolle presentaties. Vijf weekenden lang - van 1 tot en met 30 september - staat Rotterdam in een teken van een fascinerend programma dat bestaat uit theatervoorstellingen, beeldende kunst, muziek, dans, performances, feest en initiatieven uit de nieuwe media. Bij de samenstelling van September in Rotterdam is programmaleider Germaine Groenier uitgegaan van zoveel mogelijk interactie tussen de verschillende disciplines en deelnemers. Haar ‘Rotterdam-gevoel’ beschrijft ze in onderstaande column. Onderdeel van September in Rotterdam is het literatuurfestival ‘Geen Daden Maar Woorden’ van Passionate. Op 29 en 30 september in de Schouwburg Rotterdam. Aanvang 20.15 uur. Na de voorstelling sluiten we September in Rotterdam met een groot feest in de Schouwburg af.
Voor meer informatie T 010 280 91 22 www.rotterdamfestivals.nl | |
[pagina 33]
| |
Midden op de Willemsbrug blijf ik staan. Ik werk sinds kort in Rotterdam en loop, om de stad beter te leren kennen, naar al mijn afspraken. Het is de eerste keer dat ik te voet de Maas oversteek. Mijn jas wappert om mijn benen en de opgestoken paraplu doe ik ondanks de regen maar weer dicht. Het waait hier altijd is me verzekerd. Ik word overweldigd door de ruimte en de openheid zodra ik de brug oploop. Alles lijkt te veranderen. De brug wordt langer, de Maas breder en de stad trekt zich terug onder een immens grijze hemel waarin voortvliegende, zwarte flarden, striemende regen over me uitstorten. Midden op de brug blijf ik staan om een sensationeel gevoel van vrijheid dat me al lopende langzaam beving, diep te voelen. Ik pak de reling vast en buig me voorover. Ik zie de schepen zich onder de brug vandaan ploegen op weg naar god weet waar of misschien op zoek naar een dok om zich van hun last te kunnen ontdoen. De rivier kolkt om hen heen, beukt tegen de boeg, slaat schuimend uiteen. Ik duw me wat verder over de reling heen, ik wil de geur van het water vangen, de stampende diesel-motoren horen, de boten nog eerder in mijn blikveld vangen. Ik wil mee, mee de rivier af, mee de zee op.
Ik hoor het kraken van een mast, het getik van stagen aan lijzijde en het afgebeten rollen van de katrollen bij het nog strakker aantrekken van de touwen. We zeilen op volle zee. De regen striemt in onze gezichten, het roffelt op de oliepakken terwijl we ons werk doen. God weet waar we vanavond uitkomen. Er slaat een golf over de boeg die me meeneemt tot aan het roer. Hij lacht naar me. ‘Kijk je een beetje uit?’ Ik lach, knik en vecht me terug naar de plek waar ik nodig ben. Het stampt, het glijdt, het rolt onder me. Ik steek mijn duim op als ik er ben: ‘Ik heb het gehaald.’ Hij steekt zijn duim geruststellend op: ‘We halen het.’ Ik lach uitbundig tegen de wind in, ik voel me vrij.
‘Wat doet U daar?’ Er wordt aan mijn jas getrokken. Ik kom terug op de Willemsbrug, laat mijn voeten op de grond komen en kijk verbaasd opzij. De stem hoort bij een man, zo diep weggedoken in een jas dat zijn mond en neus nauwelijks zichtbaar zijn. Ik zie een ernstige blauwe blik onder borstelige wenkbrauwen. ‘Hoezo? Ik kijk.’ ‘O.’ Zijn toon klinkt onmiskenbaar opgelucht. Een vrouw die zich met dit weer diep naar de Maas toebuigt zal hem vreemd geleken hebben. ‘Ik spring niet hoor, ik geniet alleen maar,’ zeg ik geruststellend. ‘Ik twijfelde even,’ zegt hij effen, terwijl hij zijn onderarmen naast me op de reling legt en mijn blik volgt. ‘Vindt u het mooi?’ ‘Jezus nou!,’ zeg ik uit de grond van mijn hart. ‘Komt u niet uit Rotterdam?’ Ik schud ontkennend mijn hoofd. ‘Aha,’ zegt hij alsof hij iets volkomen begrijpt. ‘Ik loop iedere dag de brug over. Iedere dag. Soms deze, soms de nieuwe en soms doe ik ze alle twee. Het is nooit hetzelfde, het is altijd mooi en indrukwekkend en het verrast me iedere dag weer.’ Hij zegt het met zo'n stelligheid dat ik glimlachend naar hem kijk en getroffen word door een bloedserieuze blik. ‘Deze rivier beheerst deze stad in alle opzichten,’ zegt hij stellig. ‘Dan zou je dus kunnen stellen dat Rotterdam een stad moet zijn waar verrassing en verandering een belangrijk onderdeel van zouden moeten uitmaken,’ zeg ik. Hij legt even licht zijn hand op mijn schouder, knikt en zegt: ‘En daar hoef je alleen maar hier voor op de brug te staan, om dat te weten.’ Ik schiet even in de lach, waarop hij niet reageert. ‘Mijn hele leven heb ik op bruggen gestaan en naar het water en het weer gekeken. Ik heb havens over de hele wereld gezien, prachtige havens, schitterende steden. Maar ik zal u zeggen iedere keer als we hier weer binnenliepen. De bocht in de Maas, de stad aan beide zijde van de rivier, de bruggen. En altijd weer anders, alsof ze me bij iedere thuiskomst een cadeau wilde geven, me wilde verrassen. Het ontroerde me, dat kan ik u gerust zeggen.’ Hij zwijgt, volgt de boten die onophoudelijk onder ons doorvaren. ‘Ik was kapitein op de grote vaart, dus ik weet waarover ik praat.’ Hij pakt met beide handen zijn al opgezette kraag vast en rekt hem nog eens stevig over zijn achterhoofd. ‘Ik heb lang op zee gezeild,’ zeg ik. Hij knikt me vriendelijk toe: ‘Dan weet je waarover ik het heb.’ ‘Verrassing en verandering, dat is de kern.’ Ik heb het meer tegen mezelf dan tegen hem. ‘Dat is het,’ zegt hij. Hij steekt me zijn hand toe en grijpt de mijne even stevig. ‘Ik ga weer verder.’ Ik kijk hem na, draai me dan in tegengestelde richting en loop de brug af. Ik huiver, voel nu pas hoe doorweekt ik eigenlijk ben en versnel mijn pas.
Germaine Groenier |
|