[nummer 4]
In den beginne
Waar zal ik u dit keer eens mee lastigvallen?
Ik krijg namelijk de indruk dat ik de abonnees van Passionate bepaald niet een plezier doe door elke keer weer pagina vier en vijf te vullen met mijn inleiding. Hoeveel brieven en e-mailtjes heb ik al mogen ontvangen van ontevreden abonnees. Nu hebben wij een rubriek voor brieven (P.O.S.T.), maar hoogst zelden wordt daarin zo'n protestbrief gepubliceerd. Niet omdat wij censureren, dit is puur uit het oogpunt van kwaliteit. De brieven die ik krijg toegestuurd zijn namelijk nog veel slechter geschreven dan ook maar één inleiding van mijn hand. Mijn god, wat getuigen die van een slechte schrijfstijl. De fouten in de Nederlandse taal in die brieven zijn gelukkig nog op twee handen te tellen, maar het aantal onnodige herhalingen van bepaalde scheldwoorden, daar word ik toch enigszins draaierig van.
Hoeveel waarde moet je aan kritiek van anderen hechten? Ik ben negentien dus ik stel mij vrij goed open voor kritiek. Maar als iemand mij zonder al te sterke redenering een stuk of dertig keer voor ‘onbenul!’ uitmaakt en die brief vervolgens anoniem ondertekent, dan plaats ik enkele vraagtekens in de kantlijn.
Mijn hoofd is onvriendelijker dan mijn schrijfstijl, dus in het openbaar krijg ik nog meer kritiek. Toch krijg ik de meeste kritiek via via te horen. Zijn mensen al bang voor mij? Natuurlijk hoeft niet iedereen het met mij eens te zijn, maar wat mij betreft hoeft ook niet iedereen het unaniem oneens met mij te zijn. Als hoofdredacteur moet je een visie hebben, wel die van mij was: iedereen die roept dat de literatuur verloedert kan doodvallen of met Hella S. Haasse naar bed. Tja, wij zijn immers het tijdschrift van de nieuwe letteren. Ik moet helaas opbiechten dat ik laatst een foto van mevrouw Haasse in het NRC Handelsblad zag van 56 jaar terug, nou, ik had haar wel graag-
Ook binnen de redactie en binnen de Stichting Passionate wordt er altijd al kritiek gespuid op mijn In den beginnes. Binnen de redactie vind ik dat het meest treurig, die krijgen immers de gelegenheid om de tekst goed van tevoren te bestuderen. Pas als het geplaatst is en de eerste brieven beginnen te komen, dan willen zij ook wel een en ander kwijt. Vaak gaat het over de toon waarop ik schrijf. Of dat ik te persoonlijke dingen in mijn inleidingen verwerk, er een column van maak. Ik moet actueel zijn, ik moet over de Nationale Gedichtendag schrijven, ik moet trends volgen, ik moet vooral niet over W.F. Hermans schrijven, ik mag het desastreus lage aantal échte abonnees (familie, kennissen en vrienden van de redactie niet meegerekend) nooit meer vermelden. Ik mag het Nederlandse bevolkingsdeel dat geen literatuur leest niet voor zwakbegaafd uitmaken. Ik mag niet schrijven dat men gerust de gedichten van Menno Wigman eruit mag scheuren als die niet naar wens zijn. Ik mag mensen niet meer beledigen. Ik mag niet meer zeggen dat mijn moeder een werkloze ongeschoolde allochtone huisvrouw is met een uitroepteken erachter.
Het grote probleem is wellicht dat ik een fictieschrijver ben, ik schrijf columns, verhalen en toneelteksten. Die zuig ik allemaal uit mijn duim. Het is allemaal onzin, onwerkelijke realiteit, prachtig! Mensen op een zo mooi mogelijke manier beledigen. Argumenteren met je schrijfstijl. Een vocabulaire zonder scheldwoorden.
Wie nu nog denkt dat ik postzakken met brieven van ontevreden abonnees krijg is tamelijk gek, gestoord mag ik wel zeggen. Op dit moment hebben wij 1700 abonnees (naar boven afgerond).
Ik ben binnengehaald als aanjager. Passionate wil de jongere literatuurliefhebber aan zich binden. Met suffe, voorzichtige stukjes kom je dan nergens. Die schrijft hun leraar Nederlands al tot zijn eigen plezier in de geautoriseerde schoolkrant. Als er geschreeuwd moet worden om het blad wakker te houden, dan schreeuw ik! Ook al riskeer ik