Ten slotte
Voetbal en literatuur zijn bij uitstek geschikt om helden voort te brengen, maar dat is in Nederland opvallend weinig gebeurd. Terwijl we toch een rijke voetbalhistorie hebben, en een behoorlijke literaire traditie. Een groot en kleurrijk voetballer als Van Hanegem zou in een land als Italië ook nu nog vele fanclubs hebben, er zouden ettelijke biografieën over hem geschreven zijn, er zouden straten, pleinen, stadions naar hem vernoemd zijn. In ons land vrijwel niets daarvan.
Nederland heeft altijd een problematische verhouding met het heldendom gehad. Dat zal wel met onze calvinistische traditie te maken hebben. Aanbidding zweemt naar religieuze gevoelens, en die hebben we maar te bewaren voor de echte goden. Die zijn onveranderlijk en boven alle kritiek verheven, wat de verering wel zo gemakkelijk maakt.
Menselijke helden hebben gebreken en dat kunnen we moeilijk verkroppen. Daardoor gaat de heroïek in ons land - voorzover die bestaat - voorbij aan de kenmerken van de ware helden. Die zijn namelijk als volgt:
Een held valt niet in te delen, maar creëert zijn eigen categorie of genre.
Op welke positie speelden de voetbalhelden eigenlijk? Die vraag is moeilijker te beantwoorden voor Maradona of George Best, dan voor de gemiddelde spits of linkermiddenvelder. Dit soort spelers bepalen zelf welke positie ze op het veld innemen. In de literatuur ziet men hetzelfde. William Burroughs gebruikte elementen uit science-fiction, pornografie, pulpboeken, satire, en gaf er een geheel nieuwe, literaire vorm aan.
Harry Mulisch kiest één genre uit bij elk boek dat hij schrijft. Maar dat is dan ook geen held.
Een held kan maar één kunstje.
Dit is het grootste maar tegelijk het pijnlijkste kenmerk van een held. Hij is gedoemd zijn kunstje te herhalen tot hij niet meer kan. Stanley Matthews bleef tot zijn vijftigste doorvoetballen, hoe gênant dat ook was. Van Basten viert sinds zijn noodgedwongen afscheid als voetballer al zeven jaar vakantie, hij golft hoogstens wat. Over Gerard Reve, ooit de meestbesproken auteur van de vaderlandse literatuur, klaagt men tegenwoordig dat hij zichzelf herhaalt. Ook over Brusselmans zegt men dat hij één ellenlang boek schrijft.
Over Mulisch zegt men dat niet, maar hij is dan ook geen held.
Een held heeft de grootste moeite om waardig oud te worden.
Dit vloeit rechtstreeks uit het vorige kenmerk voort. Hij moet zich aanpassen maar hij kan het niet. Dit leidt tot frustratie en onvoorspelbaar gedrag. Maradona en George Best zijn hier opnieuw goede voorbeelden van. In de literatuur denken we aan Hemingway, die zichzelf doodschoot toen hij ouder en zwakker werd.
Mulisch heeft dit probleem aardig ondervangen. Hij is altijd al een oude man geweest.
Een held is een buitenstaander, al wil hij dat niet zijn.
Een held heeft geen keuze, hij móet doen waar hij goed in is. Op die ene manier die de zijne is. Als dat hem tot een rebel maakt is dat bijzaak en eigenlijk ongewenst. Eric Cantona heeft zijn hele carrière geworsteld met het soort voetballer dat hij was en de ophef die hij daarmee veroorzaakte. Veranderen lukte hem echter niet. Burroughs was een vriendelijke man in driedelig pak: hij schreef die schandaalverwekkende boeken echt niet omdát hij een outcast wilde zijn. Voor Reve geldt hetzelfde. Hij is een godsvruchtige, koningsgezinde man die het linkse, langharige tuig haat dat hem ooit bewonderde.
Een held blijft cool en hemelt zichzelf niet op.
Van Basten juichte wel als hij een doelpunt maakte, maar daar bleef het ook bij. Het zijn de tweederangs spitsen als Van Loen en Obiku die hysterisch doen als ze gescoord hebben. Charles Bukowski liep ooit weg uit een Franse tv-show met intellectuelen die hem zaten op te hemelen. Reve zegt altijd dat hij een beetje troost biedt voor zijn ‘geliefd publiek’, meer niet. Brusselmans noemt zichzelf de beste levende schrijver van België, niet omdat hij zo goed is, maar omdat er toevallig geen betere is.