Bitterballen
‘Vrouwen en voetbal, dat gaat gewoon niet samen,’ hoor ik de jongen naast me zeggen en ik weet welke angstbeelden hij ziet: grote, manachtige vrouwen met een woeste blik, borsten die heftig op en neer gaan en eerder als jojo's dan als sierlijke vrouwelijke lichaamsdelen aan de lijvige lijven bungelen, dikke bovenbenen, smalle knieën, dikke kuiten, uitgelopen mascara, vuil, zweet, agressie, en dat dan 22 keer in uiterste chaos verzameld op een stukje grond dat ze een voetbalveld noemen, maar meer weg heeft van een slagveld in een bloedige guerrilla-oorlog.
Maar vooral denkt hij aan al die keren dat zijn vriendin naast hem op de bank zat, en steeds weer, niet alleen hopeloos dom, maar vooral ook erg brutaal door het verslag van een of andere Champions League wedstrijd heen opmerkt: ‘Wat nou buitenspel? Hij is toch in 't veld?’
Ik weet 't. Ik heb het gezien, gevoeld, en meegemaakt; de roodgelakte nagels in je shirt en armen, zweet, parfum en mascara druipend over je lichaam, harde ijzeren noppen op je blauw gevroren tenen, onderuit gehaald worden aan je haren,schoppen, duwen en trekken, en flirten met de scheidsrechter om toch nog te winnen. En als een man eens wil weten hoe dat nou voelt, twee van die hobbelende gewichten aan je lichaam, moet-ie maar eens een paar pasgeslepen ijshockeyschaatsen losjes om z'n nek knopen en dan een sprintje trekken.
Buitenspel, dat ken ik dus ook: dat is wanneer een aanvaller van partij A bij het doel van partij B gaat staan terwijl bal en verdedigers van partij B daar nog lang niet zijn. Aanvaller A staat zodoende een beetje te wachten op een lekkere pass van een teamgenoot, om de bal er dan soepel in te knikkeren. Da's handig, zou je denken, maar dat mag niet.
Goed, uiterst oninteressant allemaal, maar ik moet toch op de een of andere manier bewijzen dat ik wel degelijk weet waar ik het over heb. Nu ik jullie allemaal overtuigd heb wil ik wel een vooruitziende blik werpen op het gigantische festijn Euro 2000 dat - uitdrukkingen van vreugde en blijdschap alom - in ons eigen lieve landje en dat aanhangsel eronder plaatsvindt.
Met de jongen die eerder beweerde dat vrouwen en voetbal niet samen gaan, bekijk ik waarop de rampscenario's, en dus de journalisten, zich tijdens dit prachtige sportfeest moeten richten. Waar moeten we banger voor zijn: het Nederlands elftal in de eerste ronde van het veld gespeeld of het kampioensfeest op de Coolsingel? Wie houdt er een zwaardere kater aan over: Rijkaard, Opstelten, of lig ik uiteindelijk met draaiende ogen, suizende oren en hamerende kabouters op m'n slapen in een bed, waarvan ik hoop dat het van mij is?
‘Nee, het Nederlands elftal komt niet ver,’ begint hij zijn voetbaltechnische, en ik hoop niet al te Cruijffiaanse beschouwing, ‘die jonge hond maakt zijn opstelling volgens mij door geblinddoekt pijltjes op de deur van de kleedkamer te gooien, en daar dan een veld bij te tekenen en er wat namen naast te schrijven, van voetballen begrijpt hij al verdomd weinig, maar in darten is hij zo mogelijk nog slechter!’
‘Wat wil je,’ zeg ik, ‘hij kon al niet handelen in onderbroeken, denk je dat hij nu ineens hersens heeft gekregen?’ De jongen kijkt mij opnieuw aan met een blik die zegt dat vrouwen toch echt hun mond over voetbal moeten houden. Volgens mij slikt hij de meest voor de hand liggende rotopmerking in, om toch nog een gesprek te kunnen voeren.
‘Nou ja, zijn eerdere ervaringen zeggen weinig over wat hij nu gaat bereiken. Hij heeft natuurlijk ooit gevoetbald, dus je zou denken dat hij wel weet hoe hij het balletje aan het rollen moet krijgen.’
‘O ja, oké. En wat denk je van Rotterdam? Kan Opstelten een stad als, Rotterdam aan, met zijn ervaringen in, eh, wat was het ook al weer?’