Passionate. Jaargang 7
(2000)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
[pagina 10]
| |
1 De kloonMijn land laat zich goed portretteren in bepaalde kleine verhalen, zoals ik die vroeger van mijn vader hoorde, of van zijn vrienden. Het verhaal bijvoorbeeld van de kroegbaas in St. Juttemis, die op een dag besloot zijn klanten een beetje meer vertier te bieden dan alleen bier en jenever en bessenjenever, om god weet wat voor reden, en een clown engageerde om op zondag na de kerkdienst een middagoptreden te geven. Achter de kroeg was een kleine zaal, waar in vroeger tijden de plaatselijke toneelvereniging met kerstmis stukken als Arsenicum en oude kant ten beste gaf. Het toneel hoefde alleen maar van de troep te worden ontdaan die zich er in de loop van de jaren had verzameld - die kon zo door de achterdeur, waardoor ooit de decorstukken naar binnen werden gesjouwd, naar buiten, het erf op gedonderd worden. Geen van de lampen in de boven- en benedenlijst van het toneel deed het nog, maar omdat het een matinee betrof maakte dat niet uit: het was voldoende om de buitenramen te soppen en zo het zonlicht binnen te laten. Het toneelgordijn was zo beschimmeld geraakt dat de kroegbaas het een paar jaar geleden maar had verbrand, op hetzelfde achtererf. Dat er dus geen voorhang was om het dramatische effect van de voorstelling optimaal gestalte te geven baarde hem nog de meeste zorg: hij kende zijn publiek en wist dat het niet gesteld was op onorthodoxe vormen van theater, zoals die waarbij begin en einde niet duidelijk waren afgebakend. Een paar dagen voor de grote dag - de hele zaal was in orde gebracht, in het zaaltje stonden keurige rijen bruinhouten stoeltjes en het toneel was opgeruimd en gesopt - kreeg hij de ingeving om een van de boeren, die een beetje doorgezakt aan de toog zat, te vragen hem een landbouwzeil te lenen. Het zeil was weliswaar een zwarte, gerimpelde plastic lap, niet te vergelijken met het oud-roze, fluwelen doek dat hij had verbrand, maar zou als toneelgordijn prima dienst doen. Hij regelde de zaak ter plekke door de man tegelijkertijd de vraag te stellen en hem een borrel in te schenken.
Na de kerkdienst stroomde het volk van het dorp en wat volk uit de omgeving, gelokt door de ongewone attractie en het pure feit dat er iets te beleven viel, binnen, en begon gewoontegetrouw bier per strekkende meter te bestellen. Te laat realiseerde de kroegbaas zich dat de clown volgens de afspraak pas om half twee zou arriveren en een half uur nodig had om zich ‘voor zijn optreden te prepareren’ - zo stond het letterlijk in de overeenkomst die hij een week geleden, na hem nauwkeurig en wantrouwig te hebben doorgelezen, ondertekend had teruggestuurd naar de impresario. Het was half een, en hier en daar begon zich al een en ander te roeren. Hij tapte door, vandaag al snel met het zweet op zijn voorhoofd. Telkens keek hij naar de klok boven de ingang: half een, kwart voor een, vijf voor een, een uur... Een eindeloos lijkend half uur later zette hij de muziek af en schreeuwde uit alle macht, net boven het kabaal uit: ‘Dames en heren, de zaal gaat open!’ Hij gebaarde naar zijn vrouw, die behendig door de menigte drong en de deur van de sinds mensenheugenis gesloten zaal opende. Tot zijn opluchting stroomde iedereen, mannen en vrouwen, als een kudde makke schapen - de vergelijking drong zich aan hem op: je kon ze bijna horen mekkeren - de zaal binnen. Nu was er alleen nog het probleem dat de clown nog niet gearriveerd was en sowieso pas een half uur na aankomst zou optreden. Weer keek hij op de klok, alsof hij hoopte het tempo van de dag te kunnen versnellen. Het rumoer in de zaal werd luider en rommeliger, zoals hij vanuit zijn inmiddels eenzame positie achter de bar hoorde.
Om kwart voor twee kwam de clown binnen. De kroegbaas was inmiddels zodanig van streek dat hij zijn artiest niet eens verweet dat hij te laat was, maar met een vaag gebaar naar de deur wees die toegang bood tot een gang die via de toiletten en de keuken naar het bierhok leidde, dat vandaag als kleedkamer dienst deed. De clown bleek een doodnormaal ogende jongeman die zich keurig voorstelde, en om een clown te worden inderdaad zeker een half uur nodig zou hebben. Plotseling verliet de paniek hem. Hij luisterde naar het inmiddels tot stormkracht | |
[pagina 11]
| |
aangezwollen kabaal uit de zaal. Kalmte daalde op hem neer. Hij ging de artiest voor door het gangetje, door de keuken, opende de deur die toegang bood tot de ‘kleedkamer’ en gebaarde naar hem dat hij op een van de biervaten kon gaan zitten om zich op te maken. Zonder een woord te zeggen wees hij naar de beslagen en gebutste spiegel op het tafeltje in de hoek, beklom de drie treden van het trapje en betrad het podium. Een oorverdovend lawaai stormde hem tegemoet, een orkaan van ongeduld en protest. En dan was hij nog niet eens zichtbaar. Waardig schoof hij het landbouwzeil een weinig opzij en trad naar voren, tot op de plek van het podium die de meeste vrees inboezemt, midden voor. Als de Here Jezus Zelf hief hij zijn armen in een gebaar dat het publiek tot stilte moest manen. Na enige tijd zo gestaan te hebben verstomde het lawaai tot zijn opluchting enigszins, net tot op het volume waar hij bovenuit zou kunnen bulderen. En Hij sprak aldus: ‘As jullie nou niet allemal stil benne, gaat het zail niet omhoog, en treedt de kloon niet op.’
Dat is nu mijn land. De clown trad uiteindelijk inderdaad op - hij verlengde zijn kleine lint tot een lang lint, hij toverde rode balletjes uit zijn mouw, trok een streng Chinese ringen uit elkaar, en toverde zowaar uit zijn hoed een wat beduimeld en aangevreten speelgoedkonijn (dat hij misschien wel van een kind had afgepakt, wie weet). Hij deed dit alles op het gesopte podium, in het grauwe licht dat van buiten door de ramen naar binnen scheen, en onder het aanhoudend kabaal van het publiek dat nauwelijks aandacht voor hem had. Hij was, zoals vele komieken, een van nature bijzonder humeurig man, en hij was blij toen het doek viel. Letterlijk. De houten lat waaraan het zeil bevestigd was liet los - er waren te weinig schroeven gebruikt, en geen pluggen in het plafond geslagen - en het hele zaakje kwam tegen het eind van zijn optreden, vergezeld van een regen van stof en stukken gips, naar beneden. Hij kon zijn geld beuren. De kroegbaas leek nog op de gage af te willen dingen omdat het optreden iets te kort was geweest, maar herinnerde zich bijtijds de oorzaak. Als de gesmeerde bliksem verliet de artiest het dorp. HONDELUL, had iemand op zijn busje geschreven, en de rechterspiegel was met een bierfles aan stukken geslagen.
***
Ik lag achter het riet, keek naar een atalanta die boven de pluimen uit fladderde, en streelde in gedachten de beschilderde krullen op de hoeken van de wagens van het circus, of zelfs de metalen hoeklat, ik weet het niet. Wat ik wel nog precies weet is dat het circus mij de weg naar buiten toonde, zoals de rails zich naar twee horizonten uitstrekten, gezien vanaf het enige perron dat het lokale station rijk was. De weg naar de grote voorstelling, daarbuiten. | |
[pagina 12]
| |
2 De vrouw aan het touwDe meest indrukwekkende en absoluut mooiste voorstelling die ik ooit heb gezien, was die van Il Circo dei Fiori in Genua. De tent stond opgesteld op een plein dat bij een voetbalstadion hoorde. De omtrek daarvan rees hoog en donker op tegen de met sterren bezaaide paarse avondhemel, die de met strengen kleine lampjes verlichte circustent bijna nietig deed lijken, zij het dat de aanblik van een circustent op mij nooit een nietige indruk maakt. Zeker niet wanneer de volle maan erboven hangt te broeden. De maan tekent, meer dan de zon, magische lijnen. De zon is de meester van de lach, de maan de maîtresse van de tranen. Na afloop van de voorstelling ging ik naar een café aan de overzijde van het plein, op nog geen honderd meter afstand van de circustent. Aan de bar zat, tot mijn verbazing, de vrouw van het nummer in de nok, nu uiteraard niet gekleed in haar uitgesneden, strakke pakje, maar met een paar felgekleurde lappen om haar lichaam gewikkeld, en overal sieraden- om haar nek, haar polsen en aan haar oren. Haar ogen leken nog wel de opmaak van daarstraks te dragen, maar daar was ik niet zeker van. Ik zag dat de kruk naast haar leeg was, en ging er met beheerste haast op zitten. Vanuit mijn ooghoeken nam ik haar op. ‘Geweldig,’ mompelde ik. ‘Signore?’ Een hoge, aangename stem. ‘Geweldig. Ik vond uw nummer geweldig, I loved your act,’ zei ik. Ze keek me vragend en een beetje onderzoekend aan. Niet vijandig, terwijl ik dat eigenlijk wel had verwacht. Of op zijn minst met een zekere reserve. ‘I loved your act. Would you have a drink?’ Ze keek naar haar lege glas, op de bar. ‘So you love my act. A glass of red wine, please.’ Een zwaar Italiaans accent. ‘I don't often drink. Cannot afford.’ ‘Because of training?’ Ik merkte dat ik haar taalgebruik overnam, en besloot daar onmiddellijk mee te stoppen. ‘Training?’ Ze lachte. ‘Ha, training! Enough training. No. Because money. Circus life hard.’ ‘Heart?’ vroeg ik terwijl ik met mijn vuist op mijn borst klopte. Ik begreep wel wat ze bedoelde, maar... ‘Heart!’ Nu lachte ze werkelijk. ‘Heart. Yes, that also. Born for. Heart. You nice to say, nice man to say that.’ Haar glas wijn en mijn wodka werden op de bar gezet. Tegelijkertijd pakten we onze glazen op. Ik wilde op het circus toasten, of op haar, maar ze was me voor. ‘To nice man, and to nice life,’ zei ze, en keek me recht in de ogen. We dronken. Voor een paar seconden was het stil, op het geroezemoes rondom ons na en de trage psychedelische muziek. Ik opende mijn mond om het gesprek te hervatten, maar wist niet wat te zeggen, en sloot hem maar weer. ‘You afraid to talk,’ zei ze. ‘Okay I talk.’ Ze zette haar glas op de bar, soepel als haar nummer in de nok. ‘You watch me. My act. One trick you think. You see me sweat. Maybe your fantasy smell. One art maybe you think. Star up there not down here in bar. Up there, how you say, vulnerable but strong. At same time no?’ Ik hief mijn hoofd, getroffen door de zachte trots in haar stem, en keek haar aan. Haar glimlach sprankelde vooral in haar blik. Ik knikte, ontwapend. Ze nam een slokje wijn. ‘You watch me. You excited. All men excited, I feel up there. I see.’ Nu keek ze naar opzij, strekte haar hand langs haar gezicht en sprak voort tegen het lampje op de bar. ‘You see one trick. One act. Uniform is what you see. Open legs. Don't interrupt me. You nice man I can tell. I tell you. Me more arts. Not just acrobat.’ Ze zweeg en staarde voor een moment in het lichtje. ‘You want to play with my pink shell?’ Plotseling, zonder zich om te draaien. ‘Pink shell?’ Ik keek haar vragend aan. Ze wees naar haar schoot. ‘I'm mourning.’ Ik glimlachte. Ik dacht dat ik glimlachte. | |
[pagina 13]
| |
Ze glimlachte terug, hoofdschuddend, waarbij haar oorbellen leken te rinkelen. ‘Not morning. Tonight.’ ‘My wife died. Is dead,’ zei ik. ‘So now I am mourning.’ Ik keek haar aan. ‘Mourning my wife.’ ‘Oh...’ Ze leek dwars door me heen te kijken, met haar donkere Italiaanse ogen. ‘So sad for you...’ Ze nam een slok wijn en keek even in de vlam van het lichtje op de bar. Toen keek ze me opnieuw in de ogen. ‘Maybe even better then, playing with my shell. Maybe forget a little. Good for you, good for me.’ Weer glimlachte ze en nam een slokje. Toen werd ze ernstig. ‘Men. Usually trouble. Fight. I say, “don't touch, go away”, then they come back, and they want to touch me, there.’ Ze legde een beringde hand op haar heup. ‘And I say “go away, don't touch”, then I say, “ah, touch”. Trouble, always. You no trouble.’ Ze lachte opnieuw en keek me aan. ‘Anyway, this place nothing, this music, let's go wagon, just for drink, okay?’
Buitengekomen, in het licht van de gekleurde, naakte peertjes boven de ingang van het café, bood ik haar mijn arm en voelde hoe haar sterke hand zachtjes de binnenkant van mijn elleboog greep. We liepen over het terrein in de richting van de wagens. Ondanks mezelf voelde ik haar heup tegen me aan, ik had me sinds lang niet zo goed gevoeld. ‘No make noise,’ zei ze. ‘Circus men don't like.’ ‘Don't like?’ ‘Other men. Outside men.’ Ze keek me van onderaf aan. ‘Your wife dead. My man, also dead. Fight. Don't want talk about.’ Zwijgend liepen we verder tot we bij haar wagen waren. Ze liet mijn arm los en beklom de paar treden van het trapje, op naaldhakken, naar ik nu pas zag - om een of andere reden had ik aangenomen dat ze nog steeds haar ballerina's droeg - en maakte, beschenen door de maan, zachtjes de deur open. Voor ze het licht aandeed wenkte ze me naar binnen. Ik keek achterom, naar het in schaduwen van de her en der verspreide gebouwen en bomen gehulde terrein. Dit is een sprookje, dacht ik, voor ik haar naar binnen volgde, de circuswagen in. Ze knipte het licht aan. Wat ik had verwacht te zien, ik wist het werkelijk niet, maar het eerste kunstwerk dat ik in de kleine ruimte waarnam was niet een elektrische, Japanse waterval, zo'n lamp waarvan de beschilderde kap, waterval en karpers en al om de naakte peer draait - welk vooroordeel had me schrapgezet tegen de aanblik van een dergelijke snuisterij? - maar een klein beeldje van transparant blauw glas, hangend aan het plafond. De Heilige Michael. Ik herkende zijn gestalte meteen, met in de ene hand het zwaard en in de andere de weegschaal, en de vleugels op zijn rug. Het naakte peertje was zeker aanwezig, bleekwit glanzend, het hing vlak achter het beeldje en scheen erdoorheen. Ze voelde, van schuin achter me, hoe ik ernaar keek, en naar het kleine, in gips gegoten ornament erboven, vastgeplakt aan het verder kale, witgeschilderde houten plafond. Ik wees vragend naar boven, naar het beeldje. ‘Amulet,’ hoorde ik haar zeggen, bijna achteloos. ‘Protection angel. Balance, you know. Difficult. You may fall. I have safety-string, but safety-string don't count, you know.’ Ik keek om en zag hoe ze naar het beeldje wees. ‘My mother did same act without safety-string. She never fell down. It doesn't matter. He my safety.’ Ze keek me aan, en gebaarde met haar hand langs haar hals. ‘String. Some of us die old. Some of us die young.’ DANIËLLE. ‘But we keep a short string to love.’ Ze glimlachte en streek met een enkele nagel langs de huid van mijn hals. ‘Like violin.’
Die nacht ben ik ontmaagd. Vreemd maar overtuigend. Op weg naar het schip keek ik omhoog, naar de sterren, en bad Daniëlle om vergeving.
uit: De sterren van de hemel, een verhalenbundel die in maart verschijnt bij uitgeverij Vassallucci.
Thé Lau |
|