Mama!!!
Qst.
Ik weet niet waar ik ben, maar ik heb het niet naar mijn zin. Het wemelt hier namelijk van de zwangere vrouwen. Sommige mensen hebben een fobie voor spinnen, kakkerlakken of ander soort ongedierte. Die mensen zijn raar, die moeten een dokter zien. Of beter nog: een psychiater. Ik ben bang voor zwangere vrouwen. Ik heb een fobie voor dikke buiken.
Zwangere vrouwen zijn immers lomp, irritant en zij stinken vaak ook nog. Ik loop er bij het zien van zo'n gevaarte terstond met een wijde boog omheen. Dat vind ik normaal, een ieder die dat niet doet lijdt aan een ongeneeslijke geestesziekte.
Ik weet dus niet waar ik ben, maar ik heb het in ieder geval niet naar mijn zin. Overal waar ik kijk, zie ik van die enge zwangere vrouwen. Voor elke voordeur, naast elke lantaarnpaal, op elke straathoek. Focking overal waar ik kijk word ik lastig gevallen door dikke buiken.
Zwangere vrouwen zouden op de bon moeten en een straf moeten krijgen. Het moet wel een leerstraf
zijn. Ze moeten er namelijk iets van opsteken. Maar het mag ook niet te moeilijk zijn, want dan snappen ze het weer niet. Immers zwangere vrouwen kun je niet alleen herkennen aan hun dikke buik, maar ook aan hun domme kop. Dus laten we het lekker simpel houden, net als op de basisschool: gewoon overschrijven. ‘
Ik ben ongeëvenaard stom, want ik ben zwanger geraakt door te vergeten de pil te slikken, maar eigenlijk kan ik daar bijzonder weinig aan doen, want dat komt door mijn aangeboren domheid en nu mag ik straks de godganse dag poepluiers verschonen, borstvoeding geven en dat soort ongein, o o o en dadelijk loopt die slimme man van me ook
nog eens weg, omdat hij geen zin heeft in dat stinkgedoe met die baby en geef hem eens ongelijk!’ En die zin dan tienduizend keer. Het mag ook weer niet te zwaar zijn, ze zijn immers zwanger. Simpel, maar doeltreffend.
Ik ben een miskend genie. Ik ben ook een sterke jongen, ik kan best tegen een stootje, maar tegen een legertje zwangere vrouwen ben ik gewoon niet opgewassen. Ik ga steeds harder lopen, mijn hart gaat nu als een gek te keer alsof ik in de engste horrorfilm aller tijden terecht ben gekomen. Ik ben ontzettend bang, ik gil en schreeuw, maar niemand komt mij te hulp, niemand doet wat. Ik raak in paniek, ik weet niet wat ik moet doen en al die akelige vrouwen komen maar op mij af.
Ik krijg jeuk, ook dat nog, ik ben allergisch voor zwangere vrouwen. Mijn haar begint uit te vallen. Mijn ogen worden rood. Ik krijg een bloedneus. Ik heb nog nooit van mijn leven een bloedneus gehad. Mijn lichaam
heeft de Algehele Noodtoestand afgekondigd. Ik zie overal bloed en zwangere vrouwen. Jezus-. Er bevalt er een. Nog meer bloed en ook nog gekrijs. Ik weet niet waar ik ben, ik weet niet waar ik ben, maar ik heb het in ieder geval niet naar mijn zin.
Kinderen, baby's en moeders. Monsters zijn het. Mij is verteld van bloemetjes en bijtjes en ooievaars. Ik val helemaal uit elkaar, ik verlies nu ook een been. Er gaat een kind mee spelen. Hij stopt het in zijn mond. Dom kind. Dit gaat niet goed. Ik heb verloren, ik geef op. Genade, alsjeblieft. Houd op! Welke manisch-depressieve lul verzint dit nou? Welke zieke geest?
‘Rustig Richard,’ hoor ik, ‘rustig het is maar een droom.’ Het is mijn moeder. Tenminste dat heeft ze mij geprobeerd wijs te maken. Toen ik twee was heeft ze al geprobeerd mij te bedriegen. Ik moest mama zeggen. Mama moest en zou ik zeggen. Je kunt de pot op! Dat zei ik.
Ik kom niet uit een buik, kan niet, onmogelijk. Op een dag was ik