Bastion
Over de nieuwe uitingsvormen heeft Serge van Duijnhoven het in zijn essay ‘Het offensief der zinnen, poëzie rap, taal en ontbinding’. Hij stelt dat de afgelopen decennia diverse pioniers hebben geëxperimenteerd met nieuwe combinaties van muziek, elektronische middelen en het gesproken woord. Zo is er het roemruchte dichterscollectief The Last Poets, rapper Ice-T, en de Beat Generation.
De Beat Generation heeft zich allengs gewild of ongewild toegang verworven tot de canon van literatuur. Van Duijnhoven stelt vast dat dit in Nederland zeker niet het geval is bij de meeste uitingen op het snijvlak van poëzie en muziek. ‘De literaire garde heeft zich teruggetrokken in haar orthodoxe bastion waar het evangelie streng wordt beleden en nageleefd.’ Het grootste probleem lijken de dichters zelf, die zich al maar verder terug lijken te trekken in een kleine, elitaire kring. Terwijl andere kunstvormen juist een ontwikkeling doormaken van profanisering en de scheiding tussen hoge en lage kunst steeds kleiner wordt, nestelt de poëzie zich in een ivoren toren. Daarom heeft de poëzie het voor zichzelf uiterst moeilijk gemaakt nog aansluiting te vinden bij een jong publiek.
Volgens Van Duijnhoven weten veel literaire recensenten ook niet goed wat ze aanmoeten met de rap-poëzie. Er blijkt een kloof te bestaan tussen wat de literaire kritiek bestempelt als waardevolle literatuur, en het werk van de schrijvers en dichters waar het jongere publiek op afkomt. Hij pleit voor een overbrugging van die kloof door een andere benadering van het gesproken woord: opener, toleranter en meer onbevangen.
De criteria voor poëzie zijn moeilijk te definiëren. Toch schrijft de gevestigde orde over ‘wat mag en niet mag in de poëzie’ (Herman de Coninck in De Morgen van 6 maart '97) of over ‘de enige poëzie die “poëzie” mag heten’ (Bert van Weenen in Trouw van 10 januari '97). Ook uit de nominaties voor de belangrijkste poëzieprijzen blijkt dat afwijkende poëzie van jonge dichters nog weinig gewaardeerd wordt. Kortom, de geldende criteria zijn beperkt en worden in stand gehouden door een selecte kring recensenten en dichters, die vaak ook in de jury's zetelen. Eenvoud is bijvoorbeeld een verwijt dat rapteksten vaak treft. Het zou duiden op inferieure kwaliteit. Maar kunnen literaire teksten soms niet juist heel eenvoudig zijn? Degenen die samenwerking als verkrachting van de kunst zien, wijzen in de eerste plaats op de erbarmelijke kwaliteit van de rapteksten. Ze horen in de teksten slechts een discriminerende, antisemitische, vrouwonvriendelijke en grove inhoud (Public Enemy), door schreeuwende negers op agressieve wijze in de camera gebruld.
Net zo goed als slechte poëzie bestaat er slechte rap. Er bestaat echter wel degelijk een vorm van rappoëzie waarin men kwaliteit kan ontdekken, hoe moeilijk de criteria daarvoor ook te definiëren zijn. Rappers voegen woorden samen of korten ze in om tot het gewenste rijmeffect te komen. Het verlengen of verkorten van woorden dient voor een synchroon verloop met de beat. Zij die de samenwerking tussen rap en poëzie als verrijking beschouwen, wijzen op de overeenkomstige ingrediënten van de beide cultuurvormen. Gebruik van bijvoorbeeld neologismen, metrum, afkortingen. Rap kan dezelfde eigenschappen bezitten die enkel aan hoge kunst (poëzie) toegekend worden: complexiteit, intertextualiteit, ambivalentie, experiment, enzovoort. Het door Gerrit Komrij geschreven voorwoord van de bundel ‘rappoëzie’ Double talk too is een goed voorbeeld van een poging de poëzie te openen. ‘Rap redt poëzie door mond op mond beademing,’ aldus Komrij.
Serge van Duijnhoven en Olaf Zwetsloot vinden dat ook. Hoge en lage cultuur trekken steeds meer naar elkaar toe. Opvallend vinden ze dat de poëzie pas recentelijk mee is gaan doen met deze tendens, en zich